Link naar Worddocument |
Dag 1 – 20 januari
Onderweg in gesprek
In eenvoud wandelen met God betekent dat we spreken met elkaar en met God, altijd benieuwd naar wat we te horen krijgen.
Zo beginnen we onze viering van de week van Gebed voor de eenheid van de christenen met nadenken over die gedeelten uit de schrift die gaan over de betekenis van het gesprek met elkaar.
Gesprek staat centraal in de oecumenische beweging omdat er op die manier ruimte ontstaat om van elkaar te leren, om te delen wat we gemeenschappelijk hebben en om de verschillen te benoemen. Zo kan begrip voor elkaar ontstaan.
Dit zoeken naar eenheid, naar wat ons met elkaar verbindt, maakt deel uit van wat God van ons vraagt: door met elkaar in gesprek te gaan geschiedt gerechtigheid en wordt goedheid geleerd.
Ervaringen van over heel de wereld maken duidelijk dat mensen die geïsoleerd geraakt zijn door armoede dit door dialoog te boven kunnen komen.
De lezing uit Genesis en het verhaal van Pinksteren laten beiden iets zien van dit menselijk handelen en de plaats daarin van Gods bevrijdingsplan voor mensen.
Het verhaal van de toren van Babel beschrijft eerst hoe, als er geen taalbarrière is, grote dingen tot stand kunnen komen. Dit kan echter ook gebruikt worden voor eigen belang: “Laat ons naam maken” is de motivatie om de grote stad te gaan bouwen. Aan het eind van het project leidt dat tot spraakverwarring. Van nu af aan zullen we geduldig en goed moeten luisteren willen we de ander die vreemd voor ons is, kunnen begrijpen.
Door de uitstorting van de Heilige Geest is het mogelijk geworden elkaar te verstaan op een andere manier. We zijn uitgenodigd de gave van de spraak te delen met elkaar en gericht te zijn op de opgestane Heer en op vrijheid. We zijn geroepen om te wandelen in de Geest.
Door de uitstorting van de Heilige Geest is het mogelijk geworden elkaar te verstaan op een andere manier. We zijn uitgenodigd de gave van de spraak te delen met elkaar en gericht te zijn op de opgestane Heer en op vrijheid. We zijn geroepen om te wandelen in de Geest.
De ervaring van de leerlingen op weg naar Emmaüs is een gesprek dat onderweg plaats vindt . Dit gesprek gaat ook over verlies, teleurstelling en vervlogen hoop.
Als kerken die gescheiden van elkaar leven en als gemeenschappen vol vooroordelen en angst voor de ander, kunnen we onszelf in dit gesprek herkennen. Precies op dat moment mengt Jezus zich in het gesprek, niet als iemand die het beter weet, maar als iemand die meeloopt met de leerlingen. Hij wil betrokken worden bij onze gesprekken . Onze vraag of hij bij ons wil blijven en ons nog meer wil vertellen, brengt een levende ontmoeting met de Opgestane Heer tot stand.
Alle Christenen hebben op de een of andere manier weet van dit gesprek met Jezus en de kracht van zijn woord ‘dat in ons brandt’; de ervaring van zijn opstanding roept ons tot een diepere eenheid in Christus. Het voortdurende gesprek met elkaar en met Jezus – zelfs als we het zelf niet meer zien – brengt ons steeds dichterbij eenheid.
Dag 2 – 21 januari
Onderweg met het gebroken lichaam van Christus
In eenvoud wandelen met God betekent dat we de roep verstaan om onze gemakzucht achter ons te laten en op te trekken met de ander, in het bijzonder met de mens die lijdt.
“Onze botten zijn uitgedroogd en onze hoop is vervlogen; we horen nergens bij”.
Deze woorden van Ezechiël geven stem aan de ervaring van veel mensen over de hele wereld. In India zijn dat de “gebroken mensen”, de kastenlozen, de Dalit gemeenschappen wiens levens levendig spreken van dit lijden- een lijden waarin Jezus , de gekruisigde, deelt. Met alle mensen die onrecht lijden , roept Jezus naar de Vader: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’
Christenen zijn geroepen om op deze manier de weg van het kruis te gaan. De brief aan de Hebreeën maakt duidelijk dat niet alleen het lijden van Jezus was voor mensen aan de rand, maar maakt ook de noodzaak duidelijk voor zijn volgelingen om met hem samen te zijn ‘buiten het kamp’.
Wanneer we hen die buitengesloten zijn ontmoeten, zoals de kansteloze Dalits, en we herkennen de gekruisigde in hun lijden, is de weg die we te gaan hebben duidelijk: met Christus zijn betekent solidair zijn met hen de buitengesloten zijn; Christus deelt hun wonden.
Het lichaam van Christus, gebroken op het kruis, is “gebroken voor jou”. Het verhaal van het lijden en de dood van Christus wordt vooraf gegaan door het laatste Avondmaal ; in de Eucharistie wordt de overwinning van het leven over de dood gevierd. Het gebroken lichaam van Christus is zijn opgestane en verheerlijkte lichaam. Zijn lichaam is gebroken zodat wij deel kunnen hebben aan zijn leven en, in hem, kunnen we één lichaam zijn.
Als Christenen onderweg naar eenheid voelen we pijnlijk onze gescheidenheid in de Eucharistie, de viering van het Avondmaal. We kunnen niet volledig samen het sacrament delen, zoals zou moeten. Deze situatie roept ons op nieuwe pogingen te ondernemen tot diepere gemeenschap met elkaar.
De lezingen van vandaag openen een ander perspectief tot bezinning. We kunnen door ons brood te delen met hen die hongerig zijn, op een eucharistische manier omgaan met het gebroken lichaam van Christus en zo de kloof tussen rijk en arm dichten en ongelijkheid bestrijden. Alle christenen zijn wij geroepen om samen te werken in deze eucharistische daden.
Paus Benedictus XVI onderbouwt zijn overdenkingen op de eucharistie voor de kerk precies op deze manier: het is een sacrament dat niet alleen bedoeld is om te geloven en te vieren binnen de kerk , maar dat ook geleefd moet worden (sacramentum caritatis). In overeenstemming met het Orthodoxe begrip over ‘ de liturgie achter de liturgie’ zien we dat er “niets authentiek menselijks” is dat niet terug te vinden is in de eucharistie.
Dag 3 – 22 januari
Onderweg naar de vrijheid
In eenvoud wandelen met God betekent altijd de weg gaan die hij wijst naar vrijheid voor alle mensen. Met dit in gedachten vieren we. We vieren het mysterie van het gevecht voor de vrijheid, zelfs op plaatsen van onderdrukking, vooroordelen en daar waar armoede een onmogelijke last is.
De stellige weigering om onmenselijke opdrachten en toestanden te accepteren – zoals het geval was bij de farao en de vroedvrouwen van de Hebreeuwse slaven – kan gezien worden als kleine daden; maar dit soort daden leidt vaak tot vrijheid binnen plaatselijke gemeenschappen overal ter wereld. Zo vieren we de beslissende bevrijding – in waardigheid, ook sociaal gezien en een eigen aandeel in alles wat goed is ,- zoals we dat kunnen zien bij de Dalit gemeenschappen. Zo’n beslissende reis naar een beter leven is een teken van hoop vanuit het Evangelie voor alle mensen, op verschillende manieren, binnen de patronen van ongelijkheid over de aarde.
Stap voor stap zien we de reis van onrechtvaardige discriminatie en vooroordelen naar bevrijding terug in het verhaal van Jezus waar hij de Samaritaanse vrouw bij de bron ontmoet. Hier zien we een vrouw die allereerst wil weten waar de vooroordelen waarmee ze geconfronteerd wordt, vandaan komen. Daarnaast is ze bezig met overleven in haar dagelijks leven. Deze bekommernissen zijn het uitgangspunt bij het gesprek met Jezus. Jezus gaat het gesprek met haar aan op grond van hun beider behoefte aan praktische hulp (hij heeft dorst) en de gezamenlijke confrontatie met vooroordelen die deze hulp problematisch maakt. Beetje bij beetje wordt de weg naar een vrijer leven geopend voor deze vrouw. De werkelijkheid van de ingewikkeldheid van haar leven wordt steeds duidelijker in het licht van de woorden van Jezus. Aan het eind brengen deze persoonlijke inzichten hen naar de plaats die deze twee groepen van elkaar scheidt – de plaats waar aanbeden moet worden- ” Aanbid in geest en in waarheid” is wat nodig is; en hier leren we vrij te worden van alles wat ons tegenhoudt van het leven samen, leven in volkomenheid.
De roep om grotere vrijheid in Christus is een roep naar diepere gemeenschap.
De dingen die ons scheiden – zowel de Christenen die zoeken naar eenheid als mensen die apart gehouden worden door verkeerde tradities en ongelijkheden – houden ons gevangen en voor elkaar verborgen. Onze vrijheid in Christus wordt gekarakteriseerd door het nieuwe leven in de Geest die ons in staat stelt samen voor God te staan met ”ongesluierde gezichten”. In dit prachtige licht zien we elkaar echter omdat we steeds meer op Christus gaan lijken op weg naar de volmaakte eenheid in Christus.
Dag 4 – 23 januari
Onderweg als kinderen van de aarde
In eenvoud wandelen met God betekent dat we onszelf steeds bewust zijn dat we deel zijn van de schepping en dat we ontvangers van Gods gaven zijn. Er is een groeiende bewustwording in de hedendaagse wereld van onze unieke plaats binnen de schepping. Dit besef moet steeds belangrijker voor ons worden. In het bijzonder onder Christenen groeit het besef dat de manier waarop we met de aarde omgaan deel uitmaakt van het ‘in eenvoud wandelen met God’, de schepper, want alles wat we hebben is door God gegeven in zijn schepping . Het is niet aan ons om te doen wat we willen. Daarom wordt er van 1 september tot 4 oktober aan christenen gevraagd mee te doen met ‘Tijd voor de Schepping’, een actie die door steeds meer kerken wordt overgenomen.
In 1989 riep de Oecumenische patriarch Dimitrios I 1 september uit als dag van gebed voor het milieu. Het Orthodoxe kerkelijk jaar begint op die dag en gedenkt op die dag Gods schepping van de wereld. Op 4 oktober gedenken veel westerse kerken Franciscus van Assisi, de maker van het lied van de schepping.
Het begin en einde van de ‘Tijd voor de Schepping’ zijn op die manier verbonden met de Oosterse en Westerse christelijke tradities.
Het christelijke verhaal is een verhaal van verlossing voor alle schepselen. Het is het verhaal van de schepping zelf. Het geloof dat God in Jezus mens geworden is op een bepaalde plaats en tijd is het centrale geloof waaromheen alle Christenen samen komen. Het is een gedeeld geloof in de Menswording dat een diepe erkenning van het belang van de schepping in zich draagt – van lichamen, voedsel, aarde, water en alles wat leven geeft aan de mens op deze planeet. Jezus is volkomen deel van deze wereld. Het kan schokkend zijn te horen hoe Jezus mensen beter maakt met zijn speeksel en het stof van de aarde; maar het hoort werkelijk bij de geschapen wereld als onderdeel van hoe God ons tot nieuw leven brengt.
Over de hele wereld wordt de aarde bewerkt door de armste mensen , die zelf vaak niet mogen delen in de opbrengst – daar kunnen de Dalit in India over meepraten. Tegelijkertijd hebben de Dalit gemeenschappen bijzondere zorg voor de aarde, zoals de praktische wijsheid over hoe het land te bewerken, bewijst.
Zorg voor de aarde houdt bezinning in op de manier hoe alle mensen op meer acceptabele manieren zouden moeten leven binnen de schepping. Dat de aarde – haar exploitatie en eigendomsrecht – zo vaak een bron is van economische ongelijkheid en van ondergewaardeerd werk , is een reden tot grote zorg en een oproep aan Christenen om daar samen iets aan te doen. De onderkenning van de gevaren van uitbuiting van de aarde vinden we in de aanwijzingen in Leviticus waar gesproken wordt over het Jubeljaar. Het land en de opbrengst daarvan zijn niet gegeven om je te verrijken maar ze zijn voor ieders welbevinden. Dit is niet alleen een ‘godsdienstig idee’ , maar het is geworteld in de economische en zakelijke praktijk over hoe je met het land moet omgaan, het koopt en verkoopt.
Dag 5 – donderdag 24 januari
Thema: Onderweg als vrienden van Jezus
Wie in eenvoud met God op weg is, die is niet alleen op weg. Hij is samen op weg met al degenen die levende tekens zijn van Gods tegenwoordigheid onder ons. Dat zijn onze vrienden. “Vrienden noem ik jullie” zegt Jezus in het evangelie van Johannes. De liefde maakt het mogelijk om in vrijheid onze vrienden te kiezen en om als vriend te worden gekozen. “Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie.” Dat zegt Jezus tot ieder van ons. De vriendschap van Jezus met ieder van ons geeft een nieuwe en diepere dimensie aan onze verbondenheid in familie en samenleving. Het is een uiting van Gods grote en blijvende liefde voor ons allen.
Aan het liefdesgedicht uit de Bijbel, het Hooglied van Salomo, heeft men meerdere betekenissen toegekend zoals de liefde van God voor Israël of de liefde van Christus voor de kerk. In elk geval getuigt het van de hartstocht tussen geliefden die de grenzen doorbreekt welke de samenleving oplegt. De minnares zegt tot haar beminde: “Donker ben ik, en mooi.” En zij laat deze woorden gepaard gaan met de verzuchting: “Kijk niet op mij neer omdat ik donker ben.” Maar de minnaar bekijkt haar en kiest voor de liefde, juist zoals God dat doet in Christus. Dalits weten: wanneer God naar hen kijkt, dan is het met dezelfde hartstochtelijke liefde. Als Christus tot Dalits zegt: “Vrienden noem ik jullie”, dan ligt daarin opgesloten een bevrijding van onmenselijkheid en onrecht die hun is aangedaan door het kastenstelsel. In het India van vandaag is het voor een Dalit van zeer grote waarde om hieraan te beantwoorden en een vriend van Jezus te worden.
Wat vraagt de Heer van hen die geroepen zijn om op weg te gaan met Jezus en zijn vrienden? In India is het een oproep aan de kerken om de Dalits te omhelzen als gelijkwaardige vrienden van hun gezamenlijke vriend. Zo’n oproep om vriend te zijn met de vrienden van Jezus is een bijzondere manier om de eenheid van de christenen te begrijpen waarvoor wij in deze week bidden. Over heel de wereld worden christenen opgeroepen om in vriendschap verbonden te zijn met allen die strijd voeren tegen discriminatie en onrechtvaardigheid. De weg naar eenheid van christenen vraagt van ons dat we in eenvoud op weg gaan met God samen met de vrienden van Jezus, en ook zelf in deze hoedanigheid.
Dag 6 – vrijdag 25 januari
Onderweg voorbij alle grenzen
In eenvoud op weg zijn met God leidt ertoe dat wij de barrières overschrijden die de kinderen van God verdelen en schade toebrengen. De christenen in India zijn zich goed bewust van hun onderlinge verdeeldheid. De manier waarop elke kerk verschillend omgaat met de Dalits is een oorzaak van verdeeldheid en dat betekent ontrouw aan de Bijbelse visie op de eenheid waar we deze week voor bidden. De apostel Paulus had te maken met de heilloze tegenstellingen in de vroegste christelijke gemeenschap tussen heiden- en jodenchristenen. Tegenover deze en elke volgende scheidsmuur roept Paulus uit: “Christus is onze vrede, hij die met zijn dood de twee werelden één heeft gemaakt, de muur van vijandschap ertussen heeft afgebroken.” (Ef.2:14). Elders schrijft Paulus: “U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. (Gal. 3:27-28). Alle brede scheidsmuren van de oude wereld – en wat daar later op gevolgd is- ze zijn in Christus neergehaald, omdat Jezus op het kruis in zichzelf één nieuwe mens heeft geschapen. (Ef.2:15).
We leven in een wereld waarin religieuze tegenstellingen vaak moeilijk zijn te overbruggen. In India zijn de christenen een kleine minderheid in een multireligieuze omgeving. Zij wijzen ons op het belang van de interreligieuze dialoog en samenwerking. Het evangelie van Mattheüs verhaalt ons van de moeilijke stap die Jezus – en ook zijn leerlingen – moeten zetten om de tegenstellingen te overbruggen van godsdienst, cultuur en geslacht wanneer hij staat tegenover een Kanaänitische vrouw die Jezus smeekt om haar dochter te genezen. Instinctmatig willen de leerlingen haar wegzenden en bij Jezus is er een aarzeling. Maar de vrouw geeft hieraan een wending vanuit haar geloof en haar nood. Voortaan waren Jezus en zijn leerlingen in staat om de opgelegde menselijke hindernissen en scheidingslijnen van de oude wereld te overschrijden. Dit zien we ook al in de Hebreeuwse bijbel. Het boek Rut gaat over een Moabitische vrouw die stamt uit een andere cultuur en godsdienst. Dat boek eindigt met een lijst van haar nakomelingen met de Israëliet Boaz. Hun kind Obed werd de vader van Jesse, die de vader werd van David. Het voorgeslacht van de Koning bij uitstek van het oude Israël laat zien dat Gods wil kan worden vervuld als mensen heenstappen over de barrières van godsdienst en cultuur. Met God onderweg zijn in onze dagen vraagt dat wij de barrières overschrijden die de christenen verdeeld houden van elkaar en van de aanhangers van andere religies. De weg naar christelijke eenheid vraagt dat wij in eenvoud met God op weg gaan voorbij de barrières die ons verdeeld houden.
Dag 7 – zaterdag 26 januari
Onderweg in verbondenheid
In eenvoud met God op weg zijn betekent dat wij ons in solidariteit verbinden met allen die strijden voor gerechtigheid en vrede. Dit roept een vraag op bij hen die deze week bidden voor de eenheid van de christenen: welke eenheid streven wij na? De commissie voor ‘Geloof en Kerkorde’, waarin zowel de Wereldraad van Kerken als ook de Katholieke Kerk vertegenwoordigd zijn, omschrijft deze eenheid als “zichtbare eenheid in één geloof en in één eucharistische verbondenheid.” De oecumenische beweging is er op gericht om de barrières te boven te komen die de christenen verdelen vanuit het verleden en ook in het heden. Zij doet dit echter vanuit een visie op een zichtbare eenheid die een verband legt tussen enerzijds het wezen en de zending van de kerk ten dienste van de eenheid van alle mensen en anderzijds met het doel om alles te boven te komen wat schade toebrengt aan de waardigheid van mensen en wat ons gescheiden houdt. Geloof en Kerkorde heeft het aldus geformuleerd:
De kerk heeft de opdracht en de macht om te delen in het lijden van iedereen door te pleiten en zorg te dragen voor de armen, de behoeftigen en de gemarginaliseerden. Dit vraagt een kritische analyse van onrechtvaardige structuren om deze dan aan het licht te brengen en om veranderingen te bewerkstelligen…. Deze getuigenis vanuit het geloof kan met zich meebrengen dat christenen ook zelf moeten lijden omwille van het evangelie. De kerk is geroepen om genezing en verzoening te brengen in gebroken menselijke verhoudingen en om een instrument te zijn in de handen van God bij de verzoening van verdeeldheid en haat onder de mensen. (Wezen en zending van de kerk).
De kerken van India laten ons veel daadwerkelijke voorbeelden zien van genezing en verzoening. Dalit-christenen laten ons bovendien voorbeelden zien van onrechtvaardigheid en hoe zij daarin verandering konden brengen. Nog maar zeer kort geleden was er in India een erfrecht voor christenen dat dochters buiten sloot. De kerken steunden het verzoek om deze archaïsche wet in te trekken. Men deed een beroep op het verhaal van de dochters van Selofchad, waar Mozes aan God voorlegde hoe hij tegemoet kon komen aan de rechten van de dochters. En aldus werd er rechtvaardigheid gevraagd voor vrouwen. Op deze wijze lieten de Dalit-christenen zich leiden door zo’n Bijbelse getuigenis in hun strijd voor gerechtigheid. In hun verzet tegen onrecht hebben zij zich verbonden met Dalits uit andere religies en ook met seculiere netwerken en sociale bewegingen in India en wereldwijd. De Dalits vonden inspiratie in hun strijd voor gerechtigheid in het voorbeeld van andere bewegingen voor sociale hervorming.
Een bijbels beeld van een kerk die zich solidair toont met de onderdrukten vinden we in de parabel van Jezus over de Barmhartige Samaritaan. Zoals de Dalits behoort ook de Barmhartige Samaritaan tot een verachte en buitengesloten gemeenschap. En in het verhaal is juist hij degene die zorg draagt voor de achtergelaten man langs de weg. Zijn daadwerkelijke solidariteit laat het evangelie zien als bron van hoop en troost. Het pad naar christelijke eenheid kan niet worden gescheiden van een onderweg zijn met God in alle eenvoud en in solidariteit met wie ook en met allen die nood hebben aan gerechtigheid en medeleven.
Dag 8 – zondag 27 januari
Vierend onderweg
In eenvoud op weg zijn met God heeft ook iets feestelijks. Wie India bezoekt wordt getroffen door de ontberingen en de worsteling om het bestaan bij de Dalits. Maar tegelijk valt op dat zij hoop koesteren en het leven vieren. Zo was er een sloppenwijk op grond van de spoorweg nabij Bangalore, grotendeels bewoond door Dalits en andere “achtergebleven klassen.” Dat waren arbeidsmigranten uit Tamilnadu, die daar gekomen waren om in het verleden de spoorlijn aan te leggen nog vóór de onafhankelijkheid van India. Nadat de spoorwegmaatschappij had gedreigd om de gemeenschap uit te zetten in het begin van de jaren 1980, heeft de gemeenschap zichzelf zodanig georganiseerd – met hun vrouwen als leiders – dat ze in staat waren om nieuwe grond te vinden en permanente woningen te bouwen voor bijna duizend mensen. De gemeenschap van de Dalits en anderen zijn in 2011 verhuisd naar hun nieuwe woningen, gebouwd op eigen kosten. Dit is slechts één voorbeeld van strijd tegen onrecht, uitgevoerd met hoop en vertrouwen, iets wat vraagt om gevierd te worden.
Hopen en vieren komen samen in de Bijbellezingen van vandaag. De profeet Habakuk verheugt zich in de Heer in een tijd van droogte en misoogsten. Zo’n overtuiging dat God mee zal gaan met zijn volk in hun problemen is een viering van hoopvolle verwachting. De maagd Maria gaat op weg naar haar nicht Elisabeth om haar zwangerschap te vieren. Zij zingt haar Magnificat als een lied van hoop zelfs vóór de geboorte van haar kind. En vanuit de gevangeis is het Paulus die de christenen van Filippi aanspoort tot een viering: “Laat de Heer uw vreugde blijven…” In de bijbel wordt feest vieren verbonden met de hoop op de getrouwheid van God.
De feestelijke aspecten van de Dalit-cultuur leggen eenzelfde getuigenis af van een evangelie van geloof en hoop, moeizaam voortgekomen uit de smeltkroes van ervaringen bij de Dalits: een strijd voor waardigheid en een veerkracht om te overleven. Wanneer wij deze week bidden voor de eenheid onder de christenen, dan spiegelen wij ons aan de viering van het leven zoals we het zien in India met een focus op de trouw van de Dalits aan hun christelijke identiteit in het verband met hun strijd om te overleven. Onze viering, gericht op een eenheid onder de christenen die nog gerealiseerd moet worden, is op dezelfde wijze gekenmerkt door hoop en strijd. Zij is gebaseerd op de hoop dat het gebed van Christus dat wij één mogen zijn zal worden vervuld op de tijd en langs de weg die God bepaald heeft. Zij is gebaseerd op dankbaarheid omdat eenheid een gave is van God, en op de erkenning van de eenheid die we al mogen ervaren als vrienden van Jezus, uitgedrukt in één doopsel. Het is gebaseerd op de overtuiging dat God ieder van ons roept om te werken aan die eenheid, en dat God gebruik zal maken van al ons pogen. Wij sluiten ons aan bij het vertrouwen van Paulus: “vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden.”(Fil.4:6) Op weg gaan naar eenheid van christenen vraagt van ons dat wij in eenvoud met God op weg gaan, vierend, biddend en hopend.