Dr. George heeft enkele Bijbelstudies geschreven in voorbereiding op de tiende assemblee van de Wereldraad van Kerken, die vanaf 30 oktober 2013 in Busan wordt gehouden. Door het meedenken met zijn tekst krijgen mensen in Nederland meer zicht op de thema’s van de assemblee: ‘God van leven, leidt ons in gerechtigheid en vrede’. De Bijbelstudies van dr. George zijn ook de moeite waard, omdat ze laten zien hoe je door een orthodoxe bril met teksten zou kunnen omgaan. Dr. George leeft en werkt in India. Hij laat iets van die interreligieuze achtergrond zien en bereidt christenen in Nederland een klein beetje voor op de week van gebed 2013, waarvan het materiaal ook uit India komt. Fr. Dr K. M. George is priester van de Malankara Orthodox Syrian Church in India, en is leider van het Orthodox Theologisch Seminarium in Kottayam, Kerala, India. Hij sprak deze Bijbelstudies eerder uit bij het Centraal Comité van de Wereldraad op Kreta.
Lezen: Leviticus 2:8-19/22-34
De HEER zei tegen Mozes, op de Sinai: 2 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie eenmaal in het land zijn dat ik je zal geven, moet het land rust krijgen, een sabbatsrust gewijd aan de HEER. 3 Zes jaar achtereen mogen jullie je land inzaaien, je wijngaard snoeien en de oogst binnenhalen. 4 Maar het zevende jaar moeten jullie het land laten rusten. Het is een sabbatsjaar dat aan de HEER gewijd is. Je mag dan je land niet inzaaien, je wijngaarden niet snoeien, 5 het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. Het moet een jaar zijn van volstrekte rust voor het land. 6 Wat er in dat jaar op het land groeit is voor jullie allen. Je mag er zelf van eten, maar ook je slaven en slavinnen, je loonarbeiders en de vreemdelingen die bij je te gast zijn; 7 ook voor je veestapel en voor de in het wild levende dieren kan het als voedsel dienen.
8 Na verloop van zeven sabbatsjaren, na zeven maal zeven jaar, wanneer er negenenveertig jaren verstreken zijn, 9 moeten jullie op de tiende dag van de zevende maand de ramshoorn luid laten schallen. Op Grote Verzoendag moet in heel het land de ramshoorn schallen. 10 Elk vijftigste jaar zal voor jullie een heilig jaar zijn, waarin kwijtschelding wordt afgekondigd voor alle inwoners van het land. Dit is het jubeljaar, waarin ieder naar zijn eigen grond en zijn eigen familie kan terugkeren. 11 Elk vijftigste jaar zal voor jullie een jubeljaar zijn. Je mag dan niet zaaien, het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. 12 Het is een jubeljaar, dat als heilig beschouwd moet worden. Jullie zullen dat jaar leven van wat er vanzelf opkomt.
13 In het jubeljaar zal ieder naar zijn eigen grond terugkeren. 14 Wanneer je een stuk grond aan een ander verpandt of van een ander in pand neemt, mag je elkaar niet benadelen. 15 Het aantal jaren dat na een jubeljaar verstreken is, bepaalt de prijs die de pandnemer moet betalen; het aantal jaren dat de pandgever heeft kunnen oogsten, bepaalt de prijs die hij mag vragen.16 Hoe meer jaren er nog resten, des te hoger de prijs; hoe minder jaren, des te lager, want wat verhandeld wordt is het aantal oogsten. 17 Benadeel je volksgenoten niet. Toon ontzag voor je God; ik ben de HEER, jullie God.
18 Leef mijn bepalingen na, houd je aan mijn regels en handel ernaar, dan zul je onbezorgd in je land kunnen leven. 19 Het land zal vruchtbaar zijn en jullie zullen volop te eten hebben. Je zult er onbezorgd kunnen wonen,( 20 en mochten jullie je afvragen waarvan je het zevende jaar moet leven als je niet mag zaaien en oogsten, 21 bedenk dan dat ik jullie het zesde jaar zal zegenen met een oogst die voor drie jaar toereikend is,) 22 zodat je in het achtste jaar weer kunt zaaien en tot in het negende jaar kunt leven van de oude oogst, totdat je dat jaar de oogst kunt binnenhalen.
23 Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn. 24 In heel jullie land moet voor grond altijd het lossingsrecht blijven gelden.
25 Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en een deel van zijn grond moet verpanden, kan zijn losser, zijn naaste verwant, zich aanmelden om het pand voor hem in te lossen. 26 Gebeurt dat niet, maar beschikt hij na verloop van tijd zelf over voldoende middelen om het pand in te lossen, 27 dan moet hij nagaan hoeveel jaar het verpand is geweest en het resterende deel van het oorspronkelijke bedrag terugbetalen aan degene aan wie hij het verpand had. Dan kan hij naar zijn eigen grond terugkeren. 28 Vindt hij niet voldoende middelen om het pand in te lossen, dan blijft het tot aan het jubeljaar in handen van de pandnemer. Maar in het jubeljaar valt het aan hem terug en kan hij naar zijn eigen grond terugkeren. 29 Als iemand een woonhuis in een ommuurde stad verpandt, geldt het lossingsrecht niet langer dan een jaar na het moment van verpanding; in dat geval geldt het lossingsrecht dus tijdelijk. 30 Wordt het pand niet binnen het jaar ingelost, dan vervalt het huis – indien het dus in een ommuurde stad staat – voorgoed aan de pandnemer en diens nakomelingen. Het valt in het jubeljaar niet aan de oorspronkelijke eigenaar terug. 31 Huizen in dorpen die niet ommuurd zijn, worden gerekend bij het land waarop ze staan. Daarvoor geldt het gewone lossingsrecht en in het jubeljaar vallen ze aan de oorspronkelijke eigenaars terug. 32 In de door de Levieten bewoonde steden, die zij als grondgebied toebedeeld hebben gekregen, geldt voor hen onbeperkt lossingsrecht voor huizen. 33 Zo’n huis kan door een Leviet worden ingelost en valt – indien het op hun grondgebied staat – in het jubeljaar aan de oorspronkelijke eigenaar terug, want de huizen in de steden die bij de verdeling van het land onder de Israëlieten aan de Levieten zijn toegewezen, gelden als hun grondbezit. 34 De akkers en weidegronden bij die steden mogen helemaal niet verpand worden, want die vormen hun onvervreemdbaar bezit.
Meditatie
We luisteren naar een bekende Bijbelpassage, die al vele malen bestudeerd is. Ik wil hier dan ook niet zozeer iets nieuws aan toevoegen, maar er een paar thema’s uithalen om te bespreken. Dit doe ik in een Aziatische context.
Het idee van een jubeljaar zoals dat in Leviticus naar voren wordt gebracht, is de inspiratiebron geweest voor vele landhervormingsbewegingen, vrijlatingen van slaven, kwijtscheldingen van schulden en ecologische bescherming van onze planeet. Maar het is zeer twijfelachtig of de joodse gemeenschap ooit letterlijk deze gedetailleerde aanwijzingen in deze passage heeft uitgevoerd. Het is eerder voorgesteld als een messianistisch ideaal. Johannes de Doper kondigde de komst van de Messias aan met de woorden van de profeet Jesaja: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden. Iedere kloof zal worden gedicht, elke berg en heuvel geslecht, kromme wegen recht gemaakt, hobbelige wegen geëffend; en al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.” (Lucas 3:4-6).
Het is in deze context, van de roep om voorbereidende gerechtigheid voor de komst van de Heer, dat Jezus de tekenen van de komst van het Koninkrijk en het jubeljaar aankondigde.
Laten we er nu eens een paar thema’s eruit lichten en allereerst ‘een sabbat van belangrijke rust voor het land’ bespreken. Rust voor het land is overal ter wereld een bekend gegeven voor wijze boeren en zij die van de aarde houden. Tevens is het een zeer oud idee. In klassieke mythologieën wordt de aarde voorgesteld als een levend persoon. Dit beeld van de aarde is vrouwelijk en de aarde wordt vereerd als moeder en/of godin. Alle leven ontspringt uit haar en keert naar haar terug.
In onze tijd brengt de Gaia-hypothese van James Lovelock en Lynn Margulis deze oude mythologische notie van de aarde als levend lichaam en een modern wetenschappelijk ecologisch begrip van de planeet bij elkaar. In deze hypothese wordt de aarde gezien als een samenhangend organisch geheel, in een gepersonifieerd beeld, dus als een moeder aarde. Dan is zij een wezen dat regelmatig rust nodig heeft, om bij te komen van haar activiteiten, net zoals andere levende wezens.
In dit licht moeten we de woorden van een sabbat voor het land verstaan. Denk je maar eens in dat je aan je tweejarig (klein)kind vertelt dat Moeder Aarde elke zevende dag en elk zevende jaar slaapt en bedenk er een mooi verhaal bij. Hij of zij zal het geloven en er opgetogen over zijn. U glimlicht wellicht bij het horen van deze dwaze theorie. Maar af en toe moet iedereen even net zo onschuldig dwaas zijn als een baby. Anders ziet u niet eens het koninkrijk van God; denk aan wat Jezus ons verteld heeft.
Het is waarschijnlijk pas sinds de opkomst van het industriële tijdperk dat de aarde beschouwd wordt als een levenloos object dat kan worden bezeten, geëxploiteerd en onder de voet gelopen door de mens. Het spreekt voor zich dat de hele koloniale beweging van de afgelopen 500 jaar exemplarisch kan zijn voor deze houding ten opzichte van de aarde. En Descartes’ beroemde uitdrukking voor de roeping van de mens om ‘heerser en bezitter van de natuur’ te zijn, onderstreept de hele wetenschappelijke, industriële en technologische tendens om hebberig met de natuurlijke bronnen van onze aarde uit te buiten, tot er een zeer kritisch niveau bereikt wordt en het eigenlijk te laat is.
Landen in Azië en Latijns-Amerika hebben zich blindelings dit model toegeëigend, dat lijnrecht ingaat tegen hun oorspronkelijk begrip van de wereld. Als je in India bij een grote bouwplaats komt, wordt daar een Bhoomi-puja gehouden, een rituele verering van de aarde voor het bouwproces van start gaat. Men vraagt toestemming en zegen van Moeder Aarde om op haar lichaam te mogen bouwen aan een plaats alleen voor menselijke behoefte. Maar dat impliceert dat een wolkenkrabber niet nodig is, dat is een vorm van menselijke hebzucht. Voor zo’n gebouw is het hypocriet om een dergelijke puja uit te voeren. Het is een moderne aantasting van het oude Aziatische respect voor de aarde als een heilig lichaam.
Nu wil ik overgaan naar het thema passiviteit en ontvankelijkheid. “Elk vijftigste jaar zal voor jullie een jubeljaar zijn. je mag dan niet zaaien, het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. Het is een jubeljaar, dat als heilig beschouwd moet worden. Jullie zullen dat jaar leven van wat er vanzelf opkomt.” (Leviticus 25:11-12).
Het is waarschijnlijk een moderne interpretatie van mensen dat ratio of werk ons onderscheid van andere wezens, maar we mogen niet aannemen dat dit een christelijke benadering is als we naar het leven van Jezus kijken. Jezus onderwees en bewoog zich voornamelijk in de natuur, kust, heuvels en valleien. ’s Nachts glipte hij weg naar een stille plaats om te bidden en te mediteren in volledige afzondering. We horen krachtige, bewogen preken van onze voorgangers over wat Jezus zei en deed, maar nauwelijks iets over zijn stilte en contemplatie. Wat kan je immers zeggen over stilte, het ongezegde en het ongedane?
Jezus’ aanwezigheid in de open natuur geeft ons verdere aanwijzingen van het bewustzijn van Gods tekenen van medelevende zorg in deze natuur, die ons bereiken door planten, vogels, dieren en de cycli van de seizoenen. Zoals de Ierse Dominicaan O’Shea in zegt in zijn mooie, kleine boekje ‘Take nothing for the journey’, is het christendom geen religie voor binnenshuis, hoewel we het exclusief binnen hebben gemaakt door het uit de natuur en haar ritme te rukken, het vervreemdend van Gods creatie.
De schepping biedt een moederlijke rol voor ons bestaan. Als we dichterlijke zinnen zoals ‘in de schoot van moeder natuur’ gebruiken, dan heeft dat meer waarde dan een metaforische. De natuur voedt ons namelijk op alle manieren.
Hier op Kreta in de Orthodoxe Academie (de plek waar dr. George deze meditatie heeft uitgesproken, redactie) bevinden we ons in een bijzonder mooi landschap. Boven op de heuvel ligt een kluizenaarshutje, vanwaar je de blote hemel, de zee en de bergen kunt zien vanuit een betoverend perspectief. Als we een ideale agenda voor het centrale comité zouden kunnen maken, dan doe ik bij deze een voorstel om dagelijks stil een uur naar de hemel en de zee te staren.
De meesten van ons hebben waarschijnlijk wat stimulatie van de creativiteit nodig om de moederlijke warmte van de natuur te ervaren. Maar het is echt als je het natuurlijke kan ervaren op diepere niveaus. We ontvangen passief de genade en zegeningen van de Schepper door de Schepping. Simpele dingen, zoals de koele schaduw van een boom in de verzengende hitte van tropische landen, het liefelijk aanzicht van een bloemetje, het heldere geluid van een zacht stromend beekje; ze hebben allemaal een sussend effect op je als je er open voor staat om de tederheid van Moeder Aarde te ontvangen. Het goede nieuws is dat we kunnen leren om gevoeligheid voor dit in ons te laten groeien. We moeten een belangrijke verandering in onze houding ondergaan. In plaats van actief te observeren met een koude air van superioriteit of een op winst beluste ondernemer te zijn, moeten we op creatieve wijze passief en ontvankelijk zijn.
Vaak zeggen we dat de nadruk op deze diepe passiviteit vooral in de Aziatische religies terug te vinden is, maar dit is ook niet vreemd voor het christendom. Niet ver van hier, in de Middellandse Zeegebied, ligt het monastieke republiek van de Heilige Berg van Athos. Daar hebben toegewijde monniken gedurende duizend jaar de praktijk van diepe, innerlijke stilte ontwikkeld. Die praktijk heet hesychia, een diepgaande spirituele oefening van stilte. (De hesychia is de ervaring van diepe stilte, waar het zelfbewustzijn van het zelf uitgeschakeld is en men één wordt met de hele realiteit. In concepten zoals nirvana, vind je de uitschakeling van dit individuele zelfbewustzijn. De diepste betekenis van yoga is de uitschakeling van alle mentale activiteit, met natuurlijk uitsluiting van enige activiteit van buiten. Het Yin-Yang principe gaat ervan uit dat er een gelijke verdeling is van activiteit en passiviteit in hun ritmische vermenging.)
Alle tradities leggen de nadruk op een holistische en harmonieuze ervaring van de natuur. De aarde is geen losse buitenstaander, maar integraal opgenomen in het levensritme. Werpt dit enig licht op de ‘Sabbat als belangrijke rust voor het land’?
Als derde thema wil ik hier bespreken wat de tekenen zijn van de levenskenmerken in onze wereld. Het verbazingwekkende onderzoek van de planeet Mars door Amerikaanse wetenschappers heeft op de hele wereld nieuwsgierigheid doen ontstaan. Sommige serieuze kosmografen geloven dat er ook leven is op andere planeten dan de onze. Dus is het belangrijk onderzoek te doen naar tekenen die erop kunnen duiden dat er leven mogelijk is, zoals water en voldoende zuurstof, de temperatuur; zogeheten levenskenmerken. Sta me toe deze uitdrukking uit de kosmologie te gebruiken voor ons theologisch begrip.
De traditie van het jubeljaar doet periodiek het zoeken naar levenstekenen in onze sociale structuren herleven. Onevenwichtige groei van welvaart in sommige sectoren, een schuldenlast voor anderen, levenslange slavernij voor de een, uitsluiting van sommigen van waar ze recht op hebben; het zijn allemaal tekenen van degeneratie en dood voor individuen en samenlevingen.
De cyclus van het jubeljaar – elk zevende jaar een sabbatjaar, het vijftigste jaar een Jubeljaar – draait precies om dit soort tekenen die ons de das om doen, geen levenskenmerken, maar dooddoeners en de cyclus roept ons dan ook op om opnieuw leven in te blazen in de levenskenmerken.
Internationale media en bedrijven kwalificeren China en India als opkomende supermogendheden. Maar zoals ik zelf in mijn eigen land ervaar, is dit een enorme misinterpretatie van de realiteit van alledag. Natuurlijk is er in sommige sectoren sprake van groei van de welvaart, er is een groeiende middenklasse; maar de arme mensen blijven arm en hun wordt voor een belangrijk deel menselijke waardigheid onthouden. Dit ondanks een redelijk goed functionerende democratie, rijke menselijke en natuurlijke hulpbronnen en een hoog technisch niveau in bijvoorbeeld de informatica.
Dus Aziatische landen moeten een intensieve zoektocht naar levenskenmerken, zoals vrijheid, gelijkheid, eerlijke verdeling van bronnen, menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid op de agenda gaan zetten in de komende jaren. Zo zegt Nobelprijswinnaar en econoom Amartya Sen uit India dat zijn begrip van de economische realiteit ondersteund wordt door metafysische vragen die gesteld worden in de Upanishads. Hij haalt als voorbeeld het verhaal van de legendarische wijze en student Yajnavalkya aan, die zijn eigendom verdeelt tussen zijn twee vrouwen, wanneer hij plannen maakt om afstand te doen van de wereld. De ene vrouw accepteert het, de ander niet. Zij vroeg haar wijze man waarom het nodig was afstand van het aardse te doen. Hij begreep dat ze klaar was om meer te weten en wijdde haar in in het geheim van het eeuwig leven. Amartya Sen zegt dat deze vraag, waartoe materiële dingen dienen als ze geen eeuwig leven bieden, een sleutelrol heeft gespeeld in zijn eigen begrip van economie.
Kijkend naar de grote spirituele erfenis van de Aziatische landen, kunnen we dezelfde vraag opwerpen, hoewel ze nu blindelings het economische voorbeeld van de geïndustrialiseerde westerse landen volgen. De productie- en consumptiecyclus kan, als er nooit vragen over het waarom en waarvoor gesteld worden, een vicieuze en helse cirkel worden. De cyclus van het jubeljaar kan daarentegen ons uitrusten met de mogelijkheid om de fundamentele vragen aangaande het leven, vrijheid, rechtvaardigheid en waardigheid te stellen.
Wat zijn de ‘levenskenmerken’, als ze er zijn, die je kunt ontwaren in onze huidige kerken en samenlevingen? Wat denk je dat er mist?
Een eerder geplaatste meditatie van dr. George ging over Genesis 2: 5-9; 15-17. Klik hier om deze bezinning op weg naar Busan te lezen.
Een volgende meditatie ging over Johannes 12: 1 – 3. Klik hier om deze bezinning op weg naar Busan te lezen.