Het Oude Testament is nog een blinde vlek in de oecumene. Als er meer aandacht zou zijn voor het eerste deel van de Bijbel zou er meer oog kunnen zijn voor de diverse perspectieven van samenwerking en de bedding voor het onderling contact krijgt een meer universalistische focus.
Dat kwam aan de orde bij een bespreking in de beraadgroep Geloven en kerkelijke gemeenschap. Op de agenda stond een artikel van de algemeen secretaris van de Raad van Kerken over verwijsplaatsen in oecumenische acta. Het artikel maakt duidelijk dat verreweg de meeste citaten afkomstig zijn uit het Nieuwe Testament en dan vooral uit de brieven aan de Korintiërs en de Efeziërs. Meer aandacht voor het Oude Testament zal met name invloed hebben op de ruimte die ontstaat in de discussies, aldus de scribent.
De beraadgroep herkende het pleidooi. Nogal wat discussies worden qua bron herleid naar enkele bewijsplaatsen in de Bijbel. De teksten worden in de regel ook niet gebruikt om nieuwe ideeën aan te ontlenen, maar vooral als gezagstekst om het eigen standpunt steviger te verankeren. Onder de vraag naar het bronnengebruik zitten andere vragen, bijvoorbeeld die naar het godsbeeld en die naar het wereldbeeld.
Het volk Israël is religieus en sociologisch in de ballingschap bijna onderuit gegleden. Maar uiteindelijk bleek de traditie sterker dan de aanvechting en heeft het contact met de Babylonische en Perzische cultuur bijgedragen aan de uitbouw van universele visies, waarbij de God van Israël betekenis heeft voor de hele wereld. Het smalle joodse particularisme kwam in een bredere context te staan.
Leden van de beraadgroep stelden vast dat juist Nederland een traditie heeft, waarin het belang van het Oude Testament in de oecumenische discussies is ingebracht. Er is wel enige respons geweest; in de bevrijdingstheologie bijvoorbeeld kozen theologen hun reflectie in de situatie beschreven in Exodus en huidige Afrikaanse theologen herkennen zich ook in grote delen van het Oude Testament. Desondanks moet je toch zeggen dat de beleidsbepalende theologen in de oecumene relatief nog weinig doen met de referenties in het Oude Testament.
Eén van de beraadgroepsleden noemde dat ook wel logisch. ‘De kerk is nu eenmaal meer georiënteerd op het Nieuwe Testament dan op het Oude. De vroege kerk krijgt bij veel jonge theologen meer aandacht dan de situatie in het oude Israël’. Hij stelde ook: ‘Je moet het Nieuwe Testament niet te historiserend benaderen, maar meer kerugmatisch’.
In het gesprek ging het verder over de vraag wat de herwaardering van het Oude Testament zou kunnen opleveren. Het zou een verdieping kunnen geven aan het oecumenische gesprek, zo werd gesteld, waarbij er meer ruimte komt voor de contextualiteit van mensen, omdat de Bijbel niet dient om het ingenomen standpunt buiten de discussie te plaatsen, maar de ruimte die het geheel van de Bijbel biedt juist helpt om meer ruimte te creëren in het gesprek. Daarbij helpt het, dat vertegenwoordigers van alle kerken zich realiseren hoezeer ze schatplichtig zijn naar een andere religie.
Voor het artikel dat ten grondslag ligt aan de discussie, klik hier.
Foto: Tamarisk, waaronder het volgens Genesis 21: 33 ooit begon (‘Abraham plantte een tamarisk in Bersheva, en begon de naam van de Heer aan te roepen’.