Nederlandse rol slavernij

In het Christelijk Weekblad van de kerst stond een bijdrage van Klaas van der Kamp, algemeen secretaris van de Raad van Kerken, over de Nederlandse rol bij slavernij, die vaak ten onrechte verzwegen wordt. Hij geeft daarin een toelichting op de insteek van de Raad van Kerken die gemeenten, parochies en kerken vraagt om plaatselijk aandacht aan de problematiek te geven en iets van de resultaten toe te sturen aan het bureau, zodat de correspondentie een plek kan krijgen bij de viering van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 2013 in Amsterdam. Hieronder het artikel:

Afschaffing in 1863 vraagt om zorgvuldig schuldbelijden

NEDERLANDSE ROL BIJ SLAVERNIJ TEN ONRECHTE VERZWEGEN

Ineens werd het actueel.Stanley Veldwachter, voorzitter van het Zeister Zendings- genootschap (ZZg) vertelde wat bij hem naar boven kwam, toen hij op TV beelden zag van Khadaffi die geslagen en achter een auto aangesleept werd. ‘Zo werden onze voorouders ook geslagen en achter wagens aangesleept’. Ineens was het slavernijverleden geen abstract thema meer, maar een ervaring die verbonden is met pijn die ook nu nog beleefd wordt. Veldwachter haalde het beeld aan in een gesprek met vertegenwoordigers van de kerk.

De Raad van Kerken werkt samen met het ZZg en de Evangelische Broedergemeente (EBG) om stil te staan bij de afschaffing van de slavernij. De herdenkingen beginnen op1 juli 2012en lopen tot1 juli 2013, dan is het precies honderdvijftig jaar geleden, dat de handelsboeken definitief werden gesloten. Formeel althans.

Ogenschijnlijk behoort de slavernij tot de prehistorie, analyseert Yosé Höhne – Sparborth, één van de coördinatoren van de activiteiten namens de Raad van Kerken, daardoor wordt er ten onrechte over gezwegen. Verschillende nakomelingen van de slaven vinden het moeilijk om over de slavernijperiode te praten. ‘Laat het verleden het verleden blijven’, lijkt hun motto te zijn. Maar het is de vraag of het zwijgen over het verleden ook daadwerkelijk betekent dat het verleden het zwijgen kan worden opgelegd. Nogal wat nakomelingen van de slaven nemen een houding aan van ‘natuurlijk is het kwalijk dat de Nederlanders een rol hebben gespeeld bij de slavernij, maar we nemen het hen niet openlijk kwalijk’. 

Die houding versluiert de werkelijkheid. De Nederlanders hebben van de zeventiende tot de negentiende eeuw een stempel gezet op de slavenhandel, zowel waar het gaat om het transport als om het uitnutten van de slavenarbeid. Complete grachtengordels in het westen van Nederland verrezen, mede mogelijk gemaakt door geld verdiend uit de omzet van mensenhandel. Nog steeds behoren de protestantse diaconieën van de grote steden tot de rijkste diaconieën van Nederland, waarbij nogal wat dood geld is overgemaakt per testament door mensen die daarmee postuum hun geweten enigszins hebben kunnen zuiveren.

De slavenhandel is geen Europese uitvinding. De Europeanen stuitten aan de Afrikaanse kust op al bestaand inlands systeem van mensenhandel (vooral ‘oorlogsbuit’). De transatlantische handel die de Europeanen vervolgens opzette zorgde wel voor een enorme groei in de slavenhandel. En het waren natuurlijk niet alleen Nederlanders die zich met slavenhandel bezighielden. Ook Engelsen en Portugezen verrijkten zich aan deze handel in mensen en ook Denen wisten hun scheepsladingen af te leveren in Paramaribo. Maar je moet achteraf wel zeggen, dat het de Nederlanders waren die de slavenhandel uitbouwden tot een lucratieve wereldhandel. Onze voorouders hebben meer dan een half miljoen mensen over de wereldzeeën getransporteerd en zo’n 90.000 van hen zijn onderweg gestorven. 

De overheden zagen in de zeventiende en de achttiende eeuw nog geen kwaad in de slavenhandel. Maar het tij kenterde langzaam. De Quakers in Noord-Amerika tekenden als eersten verzet aan. De Engelse overheid nam al in 1806 een verbod aan om nog langer slaven in de Engelse bezittingen in te voeren. Engelse kruisers maakten jacht op slavenhandelaren die toch door gingen met het trans-Atlantische vervoer. Menig Nederlands schip negeerde het Engelse verbod. Want Suriname had slaven nodig, omdat er te veel arbeidskrachten stierven als gevolg van de slechte behandeling. En de slavenhandel uit Afrika was dan weliswaar verboden, de handel binnen de koloniën ging door. Engeland schafte de slavernij in het geheel af in 1833. Frankrijk volgde in 1848. ‘Maar Nederland aarzelde nog’, schrijft Algra in zijn boek ‘Dispereert niet’, ‘al was zijn eer als christelijk en beschaafd land met deze zaak gemoeid’.

De behandeling op de plantages was inhumaan. De slaaf had geen rechten. Hij kon niet in het huwelijk treden. Dat was wettelijk verboden. En aan de rooms-katholieke missionarissen op Curaçao werd ten strengste verboden de slaven te trouwen. De prefect Brouwers wees op de consequentie ‘vermits het onbillijk was, deze in hoerendom te laten leven’. Ook lang na de afschaffing van de slavernij klaagden leiders in de Broedergemeente over de ellendige gevolgen, zij voerden een hardnekkige strijd tegen het ongehuwd samenwonen van de nakomelingen van de slaven. Het beleid was er niet op uit de slaven bij het christendom te betrekken. Paulus schreef immers al aan Filemon, toen hij Onesimus terugzond, dat Onesimus voortaan geen slaaf meer was, maar een geliefde broeder in Christus. De bedrijven liepen risico’s, indien het aantal bekeerde slaven zou toenemen, zo dachten berekenende koloniale autoriteiten. 

De slaven kregen geen opleiding. Want de slaaf moest dom blijven en kort in de teugel gehouden worden ‘als een redeloos dier’, schrijft Algra, ‘want de ontwikkeling van zijn verstand en rede zou hem onwillig en ongehoorzaam maken, evenals rederijkers en wijsgeren onder de soldaten en de matrozen’. Pas op1 juli 1863 schafte Nederland de slavernij af. Daarna moesten de slaven als arbeiders verplicht nog tien jaar op de plantages werken om de plantagehouders de kans te geven andere werkkrachten te vinden. Van de 33.000 slaven die in1863 inSuriname vrij verklaard werden, waren er 20.000 aangesloten bij de Broedergemeente.  De grote stadskerk van de Broedergemeente in Paramaribo was feestelijk versierd toen de afschaffing van de slavernij daar was. En er werd gepreekt over: ‘Indien dan de Zoon u zal hebben vrijgemaakt, zo zult gij waarlijk vrij zijn’.

Age Kramer heeft als algemeen secretaris van de ZZg indringend met de herdenkingen komende tijd te maken. Hij werkt samen met de Raad van Kerken om tot een samenhangend geheel te komen. De Raad zet zich in om de witte kerken in Nederland te bewegen aandacht te geven aan de slavernij. De Raad vraagt kerken de resultaten van de bezinning op plaatselijk nivo te verwoorden in een brief of een doos met brieven of tekeningen die bij de landelijke viering van de afschaffing op1 juli 2013een plek kunnen krijgen. Wellicht kunnen er woorden van schuld klinken over een beladen onderdeel van het verleden.

Waarom is dat benoemen van een fout verleden zo belangrijk? ‘Het is zowel voor daders als voor slachtoffers niet goed als je je in stilzwijgen schaamt voor je verleden’, meent Age Kramer. Je merkt het aan het gemak waarmee Nederland steeds maar weer miljoenen euro’s overmaakt naar Suriname. Niemand durft te vragen of al dat geld goed terechtkomt, uit een soort schuldbesef dat het verleden om dergelijke offers zou vragen. Pas als men het verleden in reële woorden benoemt, kan er zoiets zijn als reiniging komen en kan men in een viering op symbolische wijze aan de gevoelens uitdrukking geven. ‘Hopelijk zal het lukken om in gesprek met de Surinamers die nu in Nederland leven een vorm te vinden om te luisteren naar ervaringen van pijn’, aldus Age Kramer, ‘om zo wellicht een eerste voorzichtige centimeter af te leggen op een lang pad van verzoening’.

Natuurlijk zijn er ook veel Nederlanders die zich niet hebben verrijkt met de slavernij. Wie in Drenthe opgroeide en als knecht in de veenkoloniën werkte, had eerder het gevoel zelf slaaf te zijn en te worden misbruikt. Arme boeren uit Groningen en Gelderland emigreerden als zogenaamde Boeroes vanuit Nederland naar Suriname, maar waren daar aan de onderkant van de samenleving weinig beter af dan ze eerder waren in Nederland.

Klaas van der Kamp, algemeen secretaris Raad van Kerken in Nederland

Op deze website stonden eerder berichten over dit thema waarbij ook materiaal is ingebracht vanuit het basisonderwijs, klik hier.