Dr. Herman Noordegraaf heeft voor In de Waagschaal een analyse geschreven over het conciliair proces in de voormalige DDR. Mensen als dr. Heino Falcke speelden daarin een belangrijke rol. Falcke kreeg voor zijn betrokkenheid van de Raad van Kerken ‘de Vlam van de Geest’, een oecumenische prijs die incidenteel door de Raad van Kerken wordt toegekend. De prijs werd op 2 oktober 2009 uitgereikt, in aanwezigheid van vele belangstellenden onder wie de auteur van dit artikel en dr. Stephen Brown, die hier ook wordt aangehaald. Hieronder volgt het verhaal van Herman Noordegraaf, geïnteresseerden kunnen de complete versie nalezen in In de Waagschaal van 6 augustus j.l.
Oudgedienden weten nog dat er ooit een Conciliair Proces voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping is geweest. Hiertoe had de Wereldraad van Kerken op zijn Assemblee in Vancouver (1983) opgeroepen. Het woord ‘conciliair’ sloot aan bij een oude traditie in de kerk om, in perioden van veranderende omstandigheden, over grote geloofsvragen en over de vormgeving van het leven van christenen en christelijke groepen, in beraad te gaan. Door de houding van christenen tegenover grote maatschappelijke vragen ook als geloofsvragen te benoemen was het mogelijk om twee hoofdlijnen van de oecumene, de ecclesiologisch- dogmatische (‘Faith and Order’) en de diaconale-sociaal-ethische (‘Life and Work’/’Church and Society’) met elkaar te verbinden. Tevens verbond het Conciliair Proces de grote vragen van armoede, vrede en heelheid van de schepping. Zo konden wegen gezocht worden om de spanning tussen doelstellingen als economische groei ter bestrijding van armoede en milieubehoud weg te nemen. Die spanning was op de Assemblee tot uitdrukking gekomen doordat vertegenwoordigers uit de Derde Wereld de vrees uitspraken dat de aandacht voor milieuvraagstukken en bewapening die voor armoede zou verminderen.
In Nederland vond het Conciliair Proces van 1987 tot 1992 plaats onder auspiciën van de Raad van Kerken. Er waren veel bijeenkomsten in gemeenten en parochies en er werden twee oecumenische kerkendagen georganiseerd. Op Europees niveau kwam er de Europese Oecumenische Assemblee en wel in Basel (1989): de eerste ontmoeting op officieel niveau in Europa van kerken sinds het grote schisma van 1054, de reformatie en het ontstaan van de anglicaanse Kerk!
Eén van de landen waar de kerken veel aandacht besteedden aan dit Conciliair Proces was Oost-Duitsland. Wat de betekenis daarvan is geweest, komt goed naar voren in de studie van Stephen Brown Von der Unzufriedenheit zum Widerspruch, die eind 2010 verscheen. Het is de handelseditie van een in het Engels geschreven proefschrift, dat echter, mede met financiële steun van een Nederlands fonds, in het Duits werd vertaald met het oog op geïnteresseerden in Duitsland. Stephen Brown is theoloog en als redacteur van Ecumenical News International zeer ingevoerd in de internationale oecumene.
De kerken uit de toenmalige DDR waren warme pleitbezorgers van een concilie. Zij waren daarbij sterk geïnspireerd door de (vergeefse) oproep tot een vredesconcilie van Dietrich Bonhoeffer in 1934 op een internationale oecumenische conferentie. Drijvende kracht achter dit alles en daarmee de hoofdpersoon van het boek, was de theoloog Heino Falcke (1929). Daarom allereerst enige gegevens over hem: Falcke studeerde theologie in Berlijn, Göttingen en Basel. Hij was assistent van Karl Barth en hielp deze bij het drukklaar maken van KD III/4. Barths visie daarin op ‘de vrijheid van de kinderen Gods’ beïnvloedde Falcke blijvend in zijn visie op ‘echte vrijheid’. Hij promoveerde op de maatschappijleer van Schleiermacher en wijdde zijn Habilitationsschrift aan hetzelfde onderwerp. Na een predikantschap was hij onder meer Probst in Erfurt van de Evangelische Kirche in Sachsen.
In de DDR was Falcke een van degenen die opriepen tot een kritische opstelling ten opzichte van het regime. In 1972 hield hij op de synode in Dresden de geruchtmakende rede ‘Christus befreit – darum Kirche für Andere’. Hij pleitte daarin voor een kerk die zich inzette voor een ‘verbesserlichen Sozialismus’ als alternatief voor het reëel bestaande socialisme. Het centrale element in Falcke’s rede was ‘vrijheid’. Vanuit een stellingname, die gebaseerd was op een principiële visie op vrijheid, kwam Falcke op voor kritisch debat. De kerken zouden daarvoor ruimte moeten bieden waarbij radicale vragen niet geschuwd mogen worden. Zo zouden kerken tot ‘verantwoordelijke participatie’ in de samenleving kunnen komen. De autoriteiten hadden zoveel moeite met deze tekst, dat deze niet officieel gepubliceerd mocht worden. Hij werd echter in brede kring verspreid.
Van 1973-1987 was Falcke voorzitter van de Ausschuss für Kirche und Gesellschaft van de Bund der Evangelischen Kirche in der DDR en vanaf 1975 tevens lid van de Commission for Church and Society van de Wereldraad van Kerken. Als zodanig was hij vertegenwoordiger van de Bund op de Assemblee in Vancouver. Zoals Brown gedocumenteerd laat zien behoorde Falcke met de West-Duitse theoloog en vroegere studiesecretaris van de Lutherse Wereld Federatie Ulrich Duchrow tot diegenen die in Vancouver het Conciliair Proces lanceerden.
De vanaf eind jaren zeventig in de DDR ontstane groepen die zich bezighielden met vredes- en milieuvragen, vrouwengroepen, Derde Wereld-organisaties, mensenrechtengroepen kregen in Falcke’s publicaties en lezingen een ecclesiologische verwerking, die we ook vinden in de documenten van Vancouver over het Conciliair Proces: netwerken van christelijke groepen en basisgroepen zijn naast de kerkelijke gemeenten en synodes een wezenlijk onderdeel van de kerk.
Brown laat zien hoe dit ecclesiologisch concept, dat dus opgenomen werd in het Conciliair Proces, in de DDR van eminent belang is geweest. Aanvankelijk had de oproep van Vancouver geen verdere weerklank gevonden in de DDR. Daar kwam verandering in nadat op de Kirchentag van 1985 de fysicus Carl Friedrich von Weizsäcker gepleit had voor een vredesconcilie (zonder van de oproep tot het Conciliair Proces te weten!). Voorts was van belang het Dresder Appell (1986; 41 jaar na het bombardement) dat opriep tot een oecumenische vergadering.
Na een periode van voorbereiding kon in 1988/1989 in de DDR het Conciliair Proces plaatsvinden. Dit bood een samenbindend kader voor de genoemde groepen met hun onderscheiden thema’s. Er kwam een ‘Oecumenische Assemblee van kerken en christenen in de DDR’, die op zich relatief onafhankelijk kon functioneren van de institutionele protestantse en rooms-katholieke kerken. Deze Assemblee had echter wel kerkelijk gezag. Zij kwam in 1988 en 1989 drie keer bijeen, Op haar bijeenkomsten konden allerlei kritische groepen hun inzichten naar voren brengen, die na intensieve besprekingen hun neerslag vonden in in kerkelijke taal geformuleerde teksten. Een belangrijk punt daarbij was dat de thema’s ‘gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping’ op de DDR zelf werden toegepast vanuit het bekende adagium: ‘Denk globaal, handel lokaal’. Daardoor was het mogelijk om de ‘vervreemding van het systeem’ om te zetten in een ontevredenheid die haar uitdrukking kreeg in kritische oppositie en de formulering van alternatieven (zie de titel van het boek). De oecumenische bijeenkomsten konden zo vervreemding en ontevredenheid verbinden met een expliciete dissensus met het systeem en met eisen voor diepgaande politieke veranderingen. Zoals bekend speelden de kerken en de basisgroepen een belangrijke rol in het kanaliseren van het verzet tegen het DDR-bewind dat niet langer kon rekenen op de steun van de Sowjet-Unie.
Het lukte echter niet om een blijvende structuur te scheppen voor de dissidente groepen. Uiteenlopende visies op de toekomst van de DDR en op te volgen strategieën maakten dat na de Oecumenische Assemblee de losse netwerken uiteenvielen in onderscheiden en voor een deel met elkaar concurrerende groepen, bewegingen en verenigingen. Zo laat Browns studie zien hoe het Conciliair Proces in de DDR de ruimte en de mogelijkheden schiep voor een kritische beweging, maar ook de grenzen waar het vanwege het pluralisme op stuitte.
Het boek toont ook dat de wereldwijde communicatie van kerken en christenen van groot belang is voor het kerk-zijn op nationaal en lokaal niveau. In een tijd waarin binnen kerken congregationalistische tendensen zijn waar te nemen en argwaan tegen boven-lokale kerkelijke organisaties is het goed om dit nog eens met kracht te onderstrepen. We hebben elkaar nodig om kerk te zijn! Voor Nederland kan daar specifiek aan toegevoegd worden dat er vanaf 1973 geregelde contacten waren tussen de Nederlandse en Oost-Duitse kerken. Deze leidden tot bilaterale ontmoetingen tussen delegaties van de Raad van Kerken en de Oost-Duitse kerken. Vanuit Nederland behoorden H.M. de Lange en B. Goudzwaard tot de vaste deelnemers, vanuit de DDR Falcke. Zo vonden inzichten over de ‘economie van het genoeg’, waarin vraagstukken van armoede, milieu en bewapening op elkaar betrokken worden, hun weg ook in de DDR. Dit was geen onschuldige zaak, omdat het milieuvraagstuk één van de archillespezen vormde van het staatssocialistisch systeem. Falcke was dus geen onbekende persoon in oecumenisch Nederland. De Raad van Kerken erkende zijn verdiensten op oecumenisch en kerkelijk terrein: op een symposium in de Geertekerk in Utrecht op 2 oktober 2009 kreeg hij van de Raad van Kerken de prijs ‘Vlam van de geest’. Falcke is nog steeds actief en mengt zich geregeld in woord en geschrift in het debat over de ontwikkelingen in de voormalige DDR.
Stephen Brown, Von der Unzufriedenheit zum Widerspruch. Der Konziliaire Prozess für Gerechtigkeit, Frieden un d Bewahrung der Schöpfung als Wegbereiter der friedlichen Revolution in der DDR, Frankfurt am Main 2010, 365 pp., ISBN 978-3-87476-619-7.
Herman Noordegraaf
Foto’s:
Boven Herman Noordegraaf; onder: Heino Falcke