Preekschets van Yosé Höhne – Sparborth, lid van de Raad van Kerken en afgevaardigde van de Basisbeweging, bij Johannes 14, 1-14. Ze heeft de schets gemaakt in het kader van zondag 22 mei, waarop de vrede centraal staat in verband met de vredesconferentie in Kingston, Jamaica.
“In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen”.
Onder ons katholieken hadden we vroeger een grapje.Komt een communist aan de hemelpoort en vraagt toegang. Petrus krabt zich achter zijn oor en zegt, dat het lastig is, omdat er eigenlijk geen hemel is voor communisten. Het probleem doet zich ook nooit voor, want hij had nog nooit meegemaakt dat een communist wílde binnenkomen. Ze keuvelen een tijdje over wat er zo op aarde gaande is, en Petrus vindt de man steeds aardiger worden. Het spijt hem eigenlijk wel dat hij hem moet wegsturen. En dan komt hij op een idee en hij zegt: “Weet je wat, we hebben nog een vertrek dat eigenlijk nooit wordt gebruikt. Het ligt helemaal achterin de hemel. Je moet daar die lange gang door, aan al die deuren voorbij. De allerlaatste deur, daar vind je dat vertrek, daar kun je wel naar binnen gaan. Alleen, ik moet je vragen om heel zachtjes voorbij deur nummer 121 te lopen. Achter die deur zitten de katholieken, en die denken dat alleen zij in de hemel zijn.”
Dit ene vers uit deze Johannespassage van hoofdstuk 14 is aardig en lijkt onmiddellijk concreet voor onze tijden. Het is een hartverwarmend commentaar op onze actuele discussies over wie Nederlander is, wie binnen mag of niet, of de discussie wie met ons mag meebidden omdat zij/hij tot dezelfde God bidt. Alsof wij de uitsmijters zijn in dienst van de Vader en bepalen wie er niet binnen mag om tot Hem te smeken.
Maar verder gaat het om een moeilijke passage, die je makkelijk op het verkeerde been kan zetten. Johannes wordt nogal eens erg spiritueel gelezen en geïnterpreteerd. Dat komt vooral, doordat wij Jezus nogal ontmenselijkt hebben. En doordat wij (christenen, Nederlanders vooral ook) eigenlijk willen geloven dat de evangeliën Jezus centraal stellen. Dan leent de tekst zich om te dogmatiseren, om het even op katholieke of op protestante wijze. En vooral verliest de tekst dan dat eigenlijk specifieke karakter: spiegel voor jezelf, als zelfonderzoek.
Johannes nu zet sterk in op dat zelfonderzoek. Drie elementen uit de grote lijn van Johannes:
– Telkens als er iets stevigs gebeurt, sluit Johannes af met de mededeling wie er geloven, en wie er niet geloven, of wie ophouden te geloven. Johannes voert ons langs diverse spannende episodes en laat dan die beweging onder het volk zien. En telkens kun je je als hoorder/lezer de vraag stellen: zou ik nu bij de gelovigen horen, of bij degenen die niet geloven?
– Een tweede lijn is: Johannes voert Jezus vanaf het begin op als degene die vraagt naar de stand van zaken in de samenleving: Heerst er gerechtigheid? Heerst er recht? Heerst er onrecht? Wordt de wet gehandhaafd door de leiders? Of lappen ze de wet aan hun laars (Joh. 8, 1-12)? Of hanteren ze de wet op een onbarmhartige wijze (Joh. 5, 1-15)? Die lijn wordt samengevat in hoofdstuk 16, 8. Als de Geest komt, zal Zij de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Die drie horen samen, door heel Johannes heen. Zonde is het ontbreken van gerechtigheid.
– ‘De werken’ waarover in onze passage wordt gesproken, zijn die werken: van gerechtigheid, erbarmen, onthullen en ontmaskeren van het heersende onrecht en heersende onbarmhartigheid. Veelal worden in christelijke kring ‘de werken’ geïnterpreteerd als ‘de wonderen’ die Jezus deed. Dat is echter een slordige lezing van Johannes en ontkent wat Johannes doet. Lees Joh. 2, 1-12, en dan lees je aan het einde, dat alleen de leerlingen genoemd worden als degenen die geloven. Zijn moeder en zijn broers worden wel genoemd als degenen die meegaan naar Kapernaum, maar niet als degenen die geloven. En in hoofdstuk 7, 2-5 geeft Johannes uitdrukkelijk aan, dat zijn broeders Jezus om wonderen vragen, en dat doen omdat ze niet in Hem geloven.
Er is nog een grote lijn in Johannes, waar Jezus’ moeder mee verbonden is. Als Zijn moeder hem aanspreekt in Kana, reageert Jezus afwijzend: mijn uur is nog niet gekomen. Door heel Johannes heen komt Het uur of Zijn uur terug. Met regelmaat een soort refrein: ze willen Hem grijpen maar Zijn uur is nog niet gekomen. In 16, 32 zal Jezus de leerlingen terugwijzen: “Geloof je nu? Zie, het uur komt, en is nu gekomen, dat je Mij alleen zult laten…En als Zijn uur er echt is, is zijn moeder onder het kruis. Dan dus als gelovige.
Tegen deze achtergrond is 14, 1-14 te lezen. ‘Opdat ge zijn moogt, waar Ik ben’: tot de moed gekomen om onomwonden het onrecht aan de kaak te stellen, ook al betekent het je dood. En vooral: in staat zijn tot werken van gerechtigheid en mededogen. ‘En waar ik heen ga, weet ge, en de weg kent ge’. Helemaal zijn waar de Vader wil dat wij zijn: doende gerechtigheid, discuterend met politieke en meer nog religieuze leiders en wetsdienaars over hun manipuleren van de wet en vooral over hun onbarmhartigheid. Wie Jezus heeft gezien Zijn werken verrichtend, weet wat de Vader vraagt.
In hoofdstuk 10 wordt dat beschreven als de Goede Herder. Een tekst die niet gaat over schapen die goed luisteren, maar over een herder die door zijn schapen gekend wordt. Als de herder van Ezechiël 34. Die werken, die God Zelf zal komen doen als de leiders het laten afweten, die werken kunnen ons weer voeren tot rechtvaardige vrede.
Yosé Höhne – Sparborth