Hoe vind je in liederen de goede balans tussen dogmatiek en poëzie? En wat betekenen de ontwikkelingen op het gebied van het kerklied voor toekomstige oecumenische bijeenkomsten? De projectgroep Vieren van de Raad van Kerken heeft zich over die vragen gebogen.
Aanleiding zijn recente liturgische ontwikkelingen bij diverse kerken. In enkele protestantse kerken is men bijvoorbeeld bezig met de samenstelling van een nieuw liedboek. Bij de samenstelling wordt rekening gehouden met de diverse stromingen in de kerken, waarbij onder meer de theologie een rol speelt, maar zeker ook zaken als de poëtische verwoording en zingbaarheid.
In de rooms-katholieke kerk is men ook bezig met het toetsen van liederen voor de liturgie. Dit vloeit voort uit de opdracht van deze kerk om de liturgische teksten en liederen opnieuw te toetsen aan rooms-katholieke criteria (‘Liturgiam Authenticam’, een instructie over het gebruik van de volkstaal in de liturgie in 2001). Een tweede voorlopige lijst van goedgekeurde liederen is in september gepubliceerd. Daarnaast moeten uitgeverijen voor liturgische zondagsmissaaltjes sinds enige tijd hun boekjes voorleggen aan de censor in hun eigen bisdom (Den Bosch en Utrecht). De berichten die enkele maanden geleden in de krant circuleerden, gingen over het afkeuren van soms zeer populaire liederen.
Naast de formele keuzes van de kerken is er een informeel gebruik repertoire. De liederen uit Taizé zijn in diverse parochies en gemeenten populair. Het materiaal is gezien het herhalingskarakter laagdrempelig. Het taalgebruik in de Nederlandse teksten is soms ietwat gedateerd. Vraag voor de projectgroep bij al die ontwikkelingen is: hoe ziet het gezamenlijk te zingen repertoire er uit de komende jaren? Gekeken wordt of men daar komende tijd verdere lijn in kan aanbrengen.