De kerken zijn als politieke lobby veel te soft; ze laten het thema van de gerechtigheid ondersneeuwen onder de barmhartigheid. Tweederde van de bezoekers van de werkdag ‘Armoede en recht doen’ van de Arme Kant van Nederland in Utrecht op 8 juni was het eens met die stelling.
De werkdag stond in het kader van de presentatie van een bundel waarin achttien plaatsen hun vormen van helpen onder protest hadden laten beschrijven. Skarsterlan stond in de bundel met het project van de kanskaart, waarbij diakenen huis-aan-huis een kaart verspreiden en later ophalen met vormen van hulp en recht waarop men aanspraak kan maken. Maarssen presenteerde een themadienst voorbereid door de arme kant met de symboliek van deegbloemen die tijdens de viering worden ontdaan van hun bladeren. En Den Haag legde uit hoe het stille protest dat maandelijks wordt gehouden op het Plein is georganiseerd.
Prof. dr. Herman Noordegraaf heeft één van de inleidingen van de bundel geschreven. Hij noemt daarin vier doelen die men zich kan stellen bij het helpen onder protest. Men kan proberen de armen zelf te empoweren; men kan proberen het draagvlak te vergroten; men kan de locale politiek en uitvoerders aanspreken en men kan lobbyen bij de landelijke overheid in het kader van de inkomenspolitiek.
Ds. Klaas van der Kamp, algemeen-secretaris van de Raad van Kerken overhandigde de eerste exemplaren van de bundel aan respectievelijk Willy Roskam-Kroeze en aan dr. Lútsen Miedema. Willy Roskam-Kroeze vertelde over de contacten met de arme kant vanuit haar werk als CU-wethouder in Hellendoorn. In Hellendoorn helpen instanties mensen die met uitsluiting te maken hebben en tegelijk sturen ze een fictieve nota naar het ministerie. Willy Roskam-Kroeze sprak in een reactie onder meer over het recht van mensen en niet over genade; en ze noemde het belang van mensen te laten participeren om op die manier het gevoel van eigenwaarde uit te bouwen. Lútsen Miedema werkt onder meer als parttime diakonaal predikant in Zwolle. De plaatselijke gemeente is ver waar het gaat om het maken van een sociale kaart. De Arme Kant pleit ervoor om dat op meer plaatsen te doen in het kader van het Europese Jaar tegen de armoede en uitsluiting. Hij zei onder meer de noodzaak te zien goed naar mensen zelf te luisteren. Hij waarschuwde voor welwillende hulpverleners die voor de troepen uithollen.
In een korte plenaire bespreking kreeg de zaal twee stellingen voorgelegd. Naast de boven genoemde stelling was er een tweede stelling die luidde: mensen die met armoede te maken hebben moeten tenminste driemaal per jaar een dagdeel doorbrengen bij de plaatselijke wethouder. Een derde van de bezoekers was het er mee eens. Zij gaven aan dat een contact met de wethouder symbool staat voor het breder bekend maken van de problematiek. Een ander noemde het wezenlijk dat je met de wethouder kunt finetunen. Tegenstanders van de stelling wezen er op dat het armoedebeleid in de plaatselijke gemeente op veel meer schouders rust dan alleen op die van de wethouder.
Hieronder volgt een parafrase van de inleiding die Klaas van der Kamp bij de presentatie van het boek ‘Armoede en recht doen’ heeft gehouden.
1.
Toen ik gemeentepredikant was kwam er een diaken bij mij. Hij had een looprekje bij zich. ‘Wil je die misschien aan weduwe Wijma geven’, zei hij. ‘Waarom doe je dat zelf niet’, vroeg ik. ‘Dan zal ze het looprekje misschien niet accepteren omdat het van de diaconie komt. En de buren weten allemaal dat de diaconie er is geweest. Dat werkt niet’. “En als ze dan vraagt hoe ik er aan kom?’, vroeg ik. ‘Dan zeg je maar dat je het looprekje hebt gevonden’, zei de diaken. Ik liet me inpakken. Toen ik later op weg was, dacht ik: wat dom van mij. Want waarom gaat dat niet via het Groene Kruis of de Thuiszorg? En er zijn wel meer ouderen die een looprekje kunnen gebruiken. En binnen de kortste keren word ik overal voor ingeschakeld. En sta ik bekend als de dominee die overal looprekjes vindt. En in de supermarkt krijg je straks bejaarden die hun rekje stevig vastklampen, want de geestelijke Robin Hood van de looprekjes is gesignaleerd en voor je het weet heeft hij ook jouw rekje gevonden.
Ik wil maar duidelijk maken dat er dingen zijn die je niet op individueel niveau moet oppakken, maar waar je moet kijken of je het breder kunt oppakken. Dingen die je van het niveau van de barmhartigheid moet tillen op het niveau van de gerechtigheid. Ik denk dat het de taak is van de vrijwilligers en van de mensen die met armoede te maken hebben om dat te doen. In de praktijk is dat geen eenvoudige taak.
2.
In mijn traditie, die van de bijbel, is het vaak de profeet die de gerechtigheid aankaart. Ik denk aan de profeet Natan, die bij David komt als David overspel gepleegd heeft met Batseba en op een listige manier haar man heeft vermoord. Het was een intrige. Maar de profeet brengt de doodslag en het overspel aan het licht. ‘Wat u in het geheim hebt gedaan, zal u zelf overkomen bij daglicht’, geeft de profeet te kennen.
Ik denk aan Elia die koning Achab aanspreekt op zijn roof van Naboths wijngaard. Hij spreekt een vloek uit.
En ik denk in het Nieuwe Testament aan Jezus zelf die de gelijkenis vertelt van de rijke man en de arme Lazarus. De rijke man viert feest en heeft geen oog voor de arme bij zijn poort. Als ze beiden overlijden, ziet de rijke man de arme Lazarus in de schoot van Abraham en hij vraagt of Lazarus kan komen om zijn lippen nat te maken. Maar Abraham legt uit dat er een grote kloof gaapt tussen de rijke man en de arme Lazarus. En het laat zich raden dat die kloof niet tot stand is gekomen in de hemel, maar is ontstaan bij de poort van de rijke man. De rijke man had geen oog voor de arme en heeft daardoor geen werken van barmhartigheid verricht.
Het is onze taak als vrijwilligers en als armen om de rijken te ondersteunen. Wij laten hen de armen zien. En bieden hen de kans om gerechtigheid te oefenen. Zo helpen we niet alleen de armen, maar uiteindelijk ook de rijken.
3.
Dat is nodig. Zeker in onze cultuur. Ik sprak onlangs in de trein met een man uit Nieuw-Zeeland. Hij ging naar Schiphol. Hij vertelde dat hij om de vier, vijf jaar naar West-Europa kwam. Hij had een hele tocht met een motor gemaakt. ‘Hoe was het?’vroeg ik. ‘Het valt me op’, zei hij, ‘dat Europa steeds egoístischer en decadenter wordt’. ‘Hoe kan je dat nou zeggen als passant’, zei ik. ‘Ik zie het bijvoorbeeld aan de supermarkten. Jullie hebben 15 soorten kattevoer. Wij in Nieuw-Zeeland hebben er maar twee: voor jonge katten en voor oudere katten’.
Om ons te stimuleren om niet alleen over barmhartigheid te spreken, maar ook over gerechtigheid is dit boekje gemaakt, waarvan ik de eerste exemplaren mag uitreiken. Er staan twee inleidende verhalen in. Herman Noordegraaf laat zien waaraan je kunt denken. Je kunt armen versterken in hun eigenwaarde. Je kunt de problematiek breder bespreekbaar maken. Je kunt knelpunten bespreken met regionale bestuurders en uitvoerders. En je kunt de landelijke politiek aanspreken op inkomensproblematiek. En dan is er een inleiding van Hub Crijns. Ik zit zelf te spreken vanuit het referentiekader van het christelijk geloof. Hij laat zien dat het nog slimmer is om te spreken vanuit mensenrechten. Dan sluit je niemand uit.
Verder bevat de bundel veel, heel veel praktische voorbeelden van wat plaatsen doen. In Skarsterlan gaan diakenen langs de deuren met kanskaarten en halen ze die kaarten later op. Het verbreedt de kennis. In Maarssen houdt men diensten met vrouwen in de bijstand en zijn er deegbloemen waarvan men één voor één de blaadjes plukt. In Hellendoorn helpt men armen, maar in overleg met de locale overheid worden fictieve rekeningen naar de overheid gestuurd. In Den Haag houdt men stille momenten als teken van ingehouden woede en staat men met een groep met witte sjaal op het Plein. Het zijn stuk voor stuk inspirerende voorbeelden van creativiteit en motivatie.
Als ik de partijprogramma’s van de landelijke politieke partijen scan, valt me op dat oude vooroordelen nog volop waar zijn. Rechts noemt soms het woord ‘ armoede’ niet eens. Een christelijke partij geeft als advies kinderen beter met geld te leren omgaan en prostitué’s en daklozen te helpen. Dus een agogisch-pastorale aanpak. En bij links vond ik de vaststelling dat 380.000 kinderen opgroeien in armoede en dat een extra belastingschaal gewenst is van pakweg 60 procent boven bijvoorbeeld een inkomen van 150.000 euro.
Het is aan ons vrijwilligers en werkers om met al die politieke partijen het gesprek aan te knopen. En als ze zich naar schrikken omdat Netwerk ineens een huilende bijstandsvrouw in beeld brengt met die politici te zoeken naar maatregelen die de tranen structureel overbodig maken.
Inleiding Lútsen Miedema:
Armen recht doen
De Werkgroep Arme Kant/EVA en Kerk in Actie tonen m.i. een voorbeeldige volharding. De
eerste armoedeconferentie is al 25 jaar geleden en zij gaan gewoon door met aandacht
vragen voor ‘de armen die niet in het land ontbreken’ (Deut. 15, 11). Armoede en recht doen
getuigt (minstens indirect) van de radicale liefde van God voor de mens in benauwenis, het
roept op om ‘meer dan het gewone’ te doen. Het spoort aan om een stap verder te zetten en
verder te denken, bijvoorbeeld over het volgende handvol voorbeelden.
1. Duidelijk is dat de houding ten opzichte van de armen alleen de luisterhouding kan zijn.
Zijzelf moeten aan het woord komen. Dit is de basis voor alles wat je in het diaconaat doet
op dit vlak. Daarom zullen de diaconale platforms, die het boek vermeldt, moeten beginnen
bij het begin en dat is naar armen zelf luisteren, om vervolgens de wederkerigheid met hen
te zoeken, dat wil o.a. zeggen dat je ook je eigen vragen en onzekerheden mag inbrengen.
Platforms zouden zich nooit mogen laten verleiden om zogenaamd namens armen te
spreken als zij met hun gemeentebestuur praten.
2. Ook in contacten tussen diaconaat en overheid zou gezocht kunnen worden naar
wederkerigheid. Dat betekent ook dat het diaconaat de overheid niet moreel de maat neemt,
om vervolgens weg te lopen voor de moeilijke vragen. Maar laten wij wel onszelf blijven. Het
is nodig om te weten wat overheidsmensen bedoelen, maar beslist niet om hun taal over te
nemen. Laten we de politici hun succes gunnen, maar ook de schone schijn doorprikken
wanneer zij problemen verdoezelen met een zondvloed aan mooie woorden over wat
allemaal gedaan wordt. Kerk noch politiek past zelfgenoegzaamheid in de zin dat je genoeg
hebt aan je eigen ideeën, en daarbij de concrete arme kunt missen. Laten we dus altijd
oproepen tot contact tussen armen en politici. Ze hebben elkaar veel te vertellen.
3. Als het diaconaat naar de arme heeft geluisterd, moet het niet gaan hollen, maar het
initiatief bij de armen leggen en hen sterker maken (empowerment noemt het boek dat). Dat
heeft ook een andere kant. Vaak hebben armen gaven! Denk aan hun financieel talent. Zou
dat niet ingezet kunnen bij de schuldhulpverlening, of in een economie waarin de ene kant
blijft graaien nadat economisch is misgegokt en de andere kant geld inlevert?
4. Het boek laat zien dat juridische hulp gewenst is bij schuldsanering. Maar ook op andere
fronten kan zulke hulp gewenst zijn. Twee voorbeelden. Eerste voorbeeld: een (particuliere)
uitkeringsinstantie had 2 jaar iemand die te goeder trouw was te veel betaald. De fout werd
toegegeven, maar alles werd teruggevorderd, inclusief de afgedragen loonbelasting. Volgens
jurisprudentie mag dit niet, maar als het Juridisch Loket e.d. niet genoeg kan helpen, is toch
een advocaat nodig die geld kost. Tweede voorbeeld: als een bedrijf failliet gaat, krijgt het
gezin van de baas meestal geen uitkering. Het probleem wordt vergroot doordat de
belastingdienst maar afdracht loonbelasting blijft vorderen, ook als het personeel al jaren
weg is. ‘Armen recht doen’ kan ook letterlijk, juridisch, wat meer in het blikveld komen.
5. Waar het boek nog aan voorbij gaat is de verkleuring van de armoede. Wij spreken van
minderheden of vreemdelingen, maar de Amerikaanse theoloog James Cone noemt
iedereen met wie geen rekening wordt gehouden ‘zwart’. Wij zijn vaak wat bang voor dit
woord – bijvoorbeeld als het gaat om scholen – maar we moeten wellicht toch de verkleuring
van de armoede veel meer recht gaan doen en ons extra gaan inzetten voor bijvoorbeeld de
kerken van immigranten. Want deze bereiken de mens in nood vaak het eerst.
Misschien illustreren deze voorbeelden hoe inspirerend het boek is en hoe het kan uitdagen
tot verder denken en tot verder gaan op de weg die ten doel heeft armen recht te doen. Ik
ben benieuwd wat het boek bij u teweegbrengt.
Foto:
Oud-wethouder Willy Oskam – Kroeze
dr. Lútsen Miedema