Brief uit Utrecht

Jan Jorrit Hasselaar studeerde in Bossey (Genève). Hij heeft in de vorm van een brief aan zijn zus in een weblog over zijn ervaringen geschreven. Inmiddels is hij in Nederland teruggekeerd en blikt hij nog één keer terug.

Lieve zus, 

Na vijf maanden Bossey ben ik al weer even terug in Nederland. Ik ben blij om vrienden en familie weer te zien en probeer mijn werk binnen het CNV op te pakken. Ik weet dat we elkaar vorige week nog gezien hebben. Toch een brief van mijn hand. Deze brief is namelijk de afsluiting van onze briefwisseling tijdens mijn verblijf in Bossey, het studiecentrum van de Wereldraad van kerken. In deze brief kijk ik achterom en vooruit. Ik wil deze brief graag ophangen aan een vraag. Een vraag die steeds bij me terugkomt. Deze vraag is afkomstig uit de theatershow Prachtige Paprika’s van Youp van ’t Hek.

Daarin vraagt tante Vera: “Waar geloof je in?” Youp antwoordt dat hij nergens in gelooft. “Maar je moet toch ergens in geloven, jongen?”, zegt tante Vera, “Je hebt toch kinderen op de wereld gezet. Dan moet je toch ergens in geloven?” 

Na een aantal maanden in het studiecentrum van één van de pijlers van de moderne oecumene, komt de vraag steeds bij me terug: “Waar geloof je nog in als het gaat om de oecumene?” 

In het midden van de vorige eeuw was het misschien makkelijk geloven in de oecumene. Oecumene was in the air. Pioniers als de Nederlandse Willem Visser ’t Hooft en kardinaal Willebrands bouwden aan vertrouwen en eenheid tussen kerkgenootschappen. De woorden van Jezus uit het evangelie van Johannes (17: 21) gonsden door de kerken: “that all may be one”. Het was de tijd waarin de Wereldraad van kerken werd opgericht. En een aantal jaren later werd het Tweede Vaticaans Concilie uitgeroepen. Dit Concilie opende de vensters van de Rooms-katholieke kerk naar andere kerken en naar de wereld. In deze sfeer werd zelfs de grote kerkscheiding tussen de kerk uit het Oosten en de kerk uit het Westen opgeheven, het schisma uit 1054. Op de vooravond van de afsluiting van het Concilie, 7 december 1965, werden de wederzijdse banvloeken uit 1054 opgeheven door paus Paulus VI en  patriarch Athenagoras I van Constantinopel. De ontmoeting tussen de paus en de patriarch is prachtig afgebeeld in het Vaticaans museum. De prestaties van de oecumene in het verleden zijn groots. Maar is de oecumene vandaag zelf geen museumstuk geworden? Kloppen de verhalen die ik hoorde voordat ik naar Genève ging, namelijk dat het winter in de oecumene is? Is de oecumene verworden tot iets van vaktheologen, conferentiezaaltjes en documenten. 

In Genève heb ik inderdaad de vaktheologen, de conferentiezaaltjes en documenten ontmoet. Ook daar heb ik de twijfel gezien over de toekomst van de oecumene. Het besef dringt ook daar door dat de moderne oecumene in crisis is. Het ideaal dat de kerken fysiek één zouden worden op basis van een rationele dialoog en wederzijds begrip lijkt een ideaal uit een vervlogen moderne tijd. Dit ideaal was één van de grote verhalen uit de twintigste eeuw. Veel van deze grote verhalen hebben echter aan kracht ingeleverd. Vaktheologen, conferentiezaaltjes en documenten zijn echter nog wel steeds van belang. Niet als doel in zichzelf, maar omdat achter die zaaltjes en documenten vragen uit het leven van mensen schuilgaan. Mensen die met elkaar willen trouwen, maar uit verschillende kerkgenootschappen komen. Mensen die het brood en de wijn willen delen, maar dat om principiële redenen niet kunnen of mogen. Voorgangers die er achter komen dat ze zich onder een ander kerkdak meer thuis voelen, maar dan niet meer mogen voorgaan. Zolang dergelijke verhalen centraal blijven staan zijn alle conferenties en documenten enorm van belang. Zo niet, dan is elk document en elke bijeenkomst er één te veel. Er is echter meer waar ik in geloof.

Ik geloof in gastvrijheid. Ik geloof dat gastvrijheid een centraal begrip is binnen de oecumene. Zowel in Bossey, in Taizé als in het Vaticaan heb ik de ruimte mogen ervaren die gastvrijheid geeft. Fascinerend vond ik een Joodse rabbijn. Biddend in de kerk van Taizé zijn eigen gebeden. Zowel de broeders van Taizé als de rabbijn hebben volop ruimte om hun geloof te belijden. Ze hebben echter ook volop ruimte voor elkaar. Ze geven elkaar de ruimte om op eigen wijze datgene uit te dragen wat je lief is. Dus geen vaag gedoe alsof alles hetzelfde zou zijn, maar accepteren dat de ander anders is dan jezelf en dat laten bestaan. Oftewel gastvrij zijn voor jezelf en voor je eigen geloof, maar ook gastvrij zijn voor de ander en zijn geloof.  Oftewel in de oude woorden ‘de naaste lief hebben als jezelf en God boven alles’. Ik geloof dat van daaruit de ontmoeting kan plaatsvinden. 

Voor een zo’n ontmoeting is het echter wel van belang dat je de eigen vooroordelen opzij probeert te zetten. In mijn vorige brief vertelde ik hoe ik in Rome hierbij ben geholpen door de neef van Herman Finkers. Ik heb ontzettend van zijn wijsheid geprofiteerd. Vooral toen ik in pauzes de mogelijkheid had om gesprekken aan te gaan met priesters uit de Romeinse curie, het bestuursorgaan rondom de paus. Gesprekken over gevoelige thema’s als de vrouw in het ambt en sexualiteit konden zo in een open sfeer gevoerd worden waarbij wederzijds begrip groeide. 

Gastvrijheid is voor mij dus één van de pijlers van de oecumene. In de eerste plaats misschien voor  andere christenen en voor onze broers en zussen uit het Jodendom. De wereld is echter klein geworden en steeds meer culturen en overtuigingen krijgen met elkaar te maken. Daarom houdt de oecumene voor mij niet op bij de kleine kring van christenen en Joden. Het is ook gastvrij zijn naar andere geloofsovertuigingen als moslims, agnosten en atheïsten. Ook hier weer zonder de eigen identiteit op te geven en van de ander te vragen te worden zoals jezelf. Dit hoeft zeker niet altijd in harmonie te gebeuren. Gesprekken mogen en moeten soms op het scherpst van de snede gevoerd worden. We kunnen namelijk niet doen en laten wat we willen of wat ons goed uitkomt. De oecumene is in het geding en dat is waar het uiteindelijk om draait. 

De oecumene betekent immers vanaf oudsher de bewoonde wereld. Dit is de wereld waar het om draait. Al vanaf Genesis 1. Daar lezen we dat God in den beginne de hemel en de aarde schiep. We zijn vaak zo vertrouwd met deze zin dat we vaak niet meer zien dat de vertaling wat beperkt is. De oorspronkelijk taal van Genesis is namelijk het Hebreeuws. Het Hebreeuws kent geen verleden, heden of toekomende tijd. Er staat dus dat God vanaf het begin bezig is om de wereld te scheppen. Hij is vanaf het begin bezig om de oerkrachten hun plaats te wijzen en de wereld bewoonbaar te maken voor mens, dier en plant. In het vervolg van Genesis roept God de mensen op met hem mee te doen. Hij roept tot vandaag aan toe. Hij roept mensen op mee te bouwen aan de oecumene, aan het bewoonbaar maken van de wereld. Oecumene is dus een werkwoord. Overigens gaat het niet om een oecumene van alleen maar vriendjes en vriendinnetjes. Mensen met wie we het goed kunnen vinden en waarmee we mooie Calvinus-biertjes kunnen drinken in de oude stad van Geneve. Nee, God roept om mee te bouwen aan een bewoonde wereld voor iedereen, allochtonen en autochtonen, christenen, moslims en agnosten. Een wereld die niet alleen woning biedt aan mensen. Nee, het gaat erom een woning te maken voor mens, dier en plant. 

Dus zus, daar geloof ik in. Dat God die wereld aan het scheppen is en dat wij geroepen worden om mee te doen. Om mee te doen hoeven we gelukkig niet helemaal naar Genève. We kunnen en moeten beginnen in ons eigen leven, in onze familie en vriendenkring, in onze kerk,  in de wijk en op het werk. En nogmaals, de oecumene is geen werk voor mietjes. De bewoonde wereld is in het geding en dat is hard werken. 

Jan Jorrit

Foto’s:
Boven Jan Jorrit met Vladimir laat zich Calvijn goed smaken
Onder Op bezoek bij de zusters
(foto’s: Jan Jorrit Hasselaar)


Jan Jorrit Hasselaar is geboren in Veenendaal en studeerde theologie en economie aan de Rijksuniversiteit in Utrecht. Hij heeft zijn studie een oecumenisch vervolg gegeven in Bossey van september 2009 tot februari 2010 met circa vijftig andere studenten van over de hele wereld. Voor de Raad van Kerken heeft hij een weblog bijgehouden over zijn ervaringen. In september stond er een eerste brief van hem op deze site; klik hier, voor de brief uit oktober; klik hier, voor de brief uit november, klik hier; klik hier voor de brief uit december, klik hier voor de brief uit februari. Jan Jorrit maakt ook deel uit van de SER-commissie ‘Duurzame ontwikkeling’. Wie meer wil weten over zijn visie over duurzaamheid voor de locale kerken kan terecht bij de website www.duurzamekerk.nl