Dr. Karel Blei, theoloog in Haarlem, schreef
op verzoek van het bureau van de Raad van Kerken de hoofdlijnen van de oecumene in de achterliggende eeuw. In duizend woorden, was hem gevraagd. Een soort oecumenisch vademecum. Het materiaal wordt ook in de basiscursus gebruikt die vanuit de Raad wordt aangeboden aan plaatselijke en regionale raden.
‘Oecumene’, ‘de (hele) bewoonde wereld’ (en als identiek beschouwd met het Romeinse rijk, zie Lucas 2:1), ging naderhand betekenen: ‘de kerk in de hele wereld’. ‘Oecumenische beweging’ werd de naam voor het streven naar zichtbaarmaking van de beleden eenheid van Christus’ Kerk. Dat manifesteerde zich, sinds begin twintigste eeuw, in drie stromingen.
Allereerst in zendingskringen. Vanuit het besef dat een versplinterde christenheid geen geloofwaardig getuigenis kan geven. Een eerste wereldzendingsconferentie vond plaats in Edinburgh, 1910. Later ontstond de Internationale Zendingsraad.
Na de Eerste Wereldoorlog ontstond de beweging voor Praktisch Christendom (‘Life and Work’), uitgaande van de gedachte: hoewel verdeeld kan men toch samen hulp bieden in de naoorlogse nood. Inspirator: de Zweedse Lutherse aartsbisschop Nathan Söderblom. Een eerste conferentie was in Stockholm, 1925.
Vanuit de anglicaanse wereld ontstond een beweging die zich niet wilde neerleggen bij de bestaande geloofsverschillen maar op zoek ging naar een gemeenschappelijk, nieuw geloofsverstaan. De traditionele verschilpunten betreffen vooral de sacramenten en het ambt; dus zaken van kerkstructuur. Vandaar de naam: beweging voor Geloof en Kerkorde (‘Faith and Order’). Een eerste congres was in Lausanne, 1927.
Uit samenwerking van ‘Life and Work’ en ‘Faith and Order’ ontstond (na een voorlopige start in 1938, te Utrecht) in 1948 (eerste assemblee te Amsterdam) de Wereldraad van Kerken (eerste secretaris-generaal, tot 1966, de Nederlander Willem Visser ’t Hooft), met bureau te Genève. ‘Faith and Order’ behield daarin een eigen status, met eigen permanente commissie. In zijn basisformule definieerde de Wereldraad zich als ‘een gemeenschap van kerken die Jezus Christus belijden als God en Heiland’. Assemblees zijn er eenmaal per zeven jaar. Het centrale thema van Amsterdam was: ‘De wanorde der mensen en het heilsplan van God’. Veel protestantse kerken werden lid; ook enkele oosters-orthodoxe; de Rooms-Katholieke Kerk echter niet; ook de meeste Pinksterkerken niet.
Op de assemblee te New Delhi, 1961, werd ook de Internationale Zendingsraad een Wereldraad-afdeling. Geloofsvragen, zendingsvragen en vragen van samenleving en hulpverlening kregen voortaan permanent aandacht, ook op periodieke eigen wereldconferenties. Verder traden in New Delhi alle orthodoxe kerken toe. De basisformule werd uitgebreid met een verwijzing naar ‘de Schriften’ én naar de Drieëenheid (‘die hun gemeenschappelijke roeping zoeken te vervullen tot eer van de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest’).
De Rooms-Katholieke Kerk, aanvankelijk afwijzend, opende op het Tweede Vaticaans Concilie, 1962-1965, haar vensters voor de oecumenische beweging (én de moderne wereld). Erkend werd dat ook in het protestantisme ‘elementen van kerk-zijn’ aanwezig zijn. Er ontstond samenwerking met de Wereldraad, vooral inzake Geloof en Kerkorde; al werd de RK Kerk, ook later, geen lid.
De Wereldraadassemblee te Uppsala, 1968, besteedde veel aandacht aan de strijd tegen racisme. In 1969 werd een speciaal antiracismeprogramma gestart, dat ook steun aan bevrijdingsbewegingen omvatte. Dat trok veel aandacht, ook kritisch. Het bleef aan de orde op latere assemblees (Nairobi 1975, Vancouver 1983, Canberra 1991).
De ‘Faith and Order’-wereldconferentie te Lima, 1982, aanvaardde een gemeenschappelijk document over doop, avondmaal/eucharistie en ambt. In deze Lima-tekst (Engels afgekort: BEM-rapport) wordt de betekenis van doop en avondmaal/eucharistie breed bijbels ontvouwd, met liturgische aanwijzingen. Gesteld wordt dat tussen doop op belijdenis en kinderdoop geen wezenlijke tegenstelling bestaat; wederzijdse dooperkenning zou dus kunnen. Ook de traditioneel tegengestelde visies op eucharistie/avondmaal en op de aard van de aanwezigheid van Christus daarbij lijken overbrugbaar, wat ‘misschien’ ook (‘een grotere mate van) onderlinge eucharistische gemeenschap’ in zicht brengt. De blokkades voor gezamenlijke eucharistieviering komen mede door verschillen in ambtsvisie. Maar nieuwe bijbelse overwegingen, inzake ambtsgezag en ambtsstructuren, ‘apostolische successie’ en ambtswijding/bevestiging, kunnen ook hier de traditionele tegenstellingen (tussen opvattingen die de bisschop, resp. de ouderling resp. de gemeenteleden centraal stellen) helpen overbruggen, waardoor wederzijdse ambtserkenning mogelijk wordt.
Deze Lima-tekst werd toegezonden aan alle Wereldraad-lidkerken én de Rooms-Katholieke Kerk, met als vragen: in hoeverre herkent u hier ‘het geloof van de kerk door de eeuwen heen’? en: welke consequenties trekt u daaruit dan voor uw eigen relatie tot andere kerken? De vele reacties tonen: de Lima-tekst wordt gezien als belangrijke stap vooruit, maar als nog onvoldoende voor werkelijke kerkgemeenschap.
In de jaren negentig manifesteerde zich toenemend onbehagen over de Wereldraad, als ’te duur’ en teveel instantie tegenóver de kerken geworden. Enkele orthodoxe kerken traden uit, of schortten hun betrokkenheid op. Herbezinning leidde ertoe, de eigen verantwoordelijkheid van de lidkerken te onderstrepen. De assemblee te Harare (1998) besloot aan te koersen op instelling van een Christelijk Wereldforum, waaraan ook niet-lidkerken van de Wereldraad (zoals de RK Kerk en de Pinksterkerken) gelijkberechtigd kunnen deelnemen. De Wereldraad faciliteert, meer niet; hij ‘is’ immers niet zélf de oecumenische beweging, maar daaraan dienstbaar.
Ook regionaal zijn er oecumenische raden. In 1959 ontstond de Conferentie van Europese Kerken (Duits afgekort ‘KEK’), met als deelnemers protestantse én orthodoxe kerken, belangrijk in de Koude Oorlog; en met gaandeweg aparte commissies voor theologisch gesprek, voor gesprek met de Islam en voor vragen van Kerk en Samenleving. Hier werd, nog specifieker dan in de Wereldraad, gemikt op kerkgemeenschap over het ijzeren gordijn heen. Assemblees zijn er eenmaal per vijf jaar. – De Europese rk bisschoppen vormden een eigen verband, de ‘Raad van Europese Bisschopsconferenties‘ (CCEE).
KEK en CCEE organiseerden gezamenlijk een Europese Oecumenische Assemblee te Bazel, 1989 (de eerste pan-europese kerkelijke vergadering sinds het concilie van Bazel van 1431). De (toen nog bestaande) Oost-West tweedeling van Europa beheerste de discussies. Soortgelijke assemblees hadden plaats in 1997 te Graz en in 2007 te Sibiu. Steeds was het doel, vernieuwing en eenheid in Europa vanuit het christelijk geloof te bevorderen. Te Graz, 1997, werden afspraken gemaakt die in 2001 leidden tot de totstandkoming van de Charta Oecumenica, een handvest dat uitdrukking geeft aan het gezamenlijk geloof in de ene Kerk en de gezamenlijke verantwoordelijkheid in Europa. De ondertekenaars (Europese kerken en bisschopsconferenties)spreken uit zich ervoor te zullen inzetten de beleden eenheid daadwerkelijk zichtbaar te maken in openheid, samenwerking en gebed en op te komen voor verzoening en vrede in Europa. Het nog altijd ‘ontbreken van de eucharistische gemeenschap’ wordt hier genoemd als ‘bijzonder pijnlijk teken van de verscheurdheid tussen veel christelijke kerken’.
Karel Blei
Foto’s: Centraal Comité-vergadering van de Wereldraad (foto Wereldraad, Peter Williams), een historisch tafereel uit de vorige eeuw en een recente foto van een studieconferentie van het Programma ter Bestrijding van Racisme in Doorn.