Mensen die de armoede aan den lijve ervaren zijn eerder geneigd hun problemen te delen met de pastor dan met iemand van de diaconie of de caritas-organisatie. Het verdient aanbeveling dat bijvoorbeeld diakenen daar ambtshalve rekening mee houden en hun inzet aanpassen.
Dat vertelt desgevraagd ds. Cees Glashouwer, protestants predikant in Harlingen (Friesland). Hij heeft in 2005 zijn studieverlof besteed aan het thema ‘armoede en kerkelijke gemeente’. Hij adviseert de vrijwilligers het accent van hun inzet te leggen bij het wegwijs helpen maken van mensen in de wereld van papier en procedures. Feitelijke financiële en materiële hulpverlening kan een iets minder prominente plaats innemen.
De studie van Cees Glashouwer in 2005 was aanleiding voor verschillende (raden van) kerken om de predikant uit te nodigen. Hij heeft daardoor zijn visie verder getoetst aan de praktijk in kleine en middelgrote gemeenten. Cees Glashouwer komt in toenemende mate tot de conclusie dat je – zeker in kleine gemeenten – je startpunt niet moet kiezen bij materiële hulp, maar eerder bij procedurele ondersteuning.
De projectgroep Arme kant van Nederland van de Raad van Kerken is één van de groepen die zich sterk maakt voor een verantwoord armoedebeleid. Het jongste armoederapport maakt duidelijk dat driekwart van de plaatselijke gemeenten en parochies met daadwerkelijke armoede te maken heeft. Cees Glashouwer meent dat je daaruit niet de conclusie moet trekken dat je als diaken ten allen tijde je energie vooral op de materiële hulpverlening moet richten.
‘Minder bedreigend’
Cees Glashouwer: ‘De diaconie en de caritas-organisaties moeten niet gaan ‘jagen’ op mensen met problemen. Beter is het eerst te werken aan ‘minder bedreigende’ hulpverlening. Ik denk aan het gaan adverteren met hulp bij het invullen van formulieren voor bij voorbeeld aanvraag vrijstelling van bepaalde gemeente belastingen’. De diaconie zou verder contact moeten zoeken met andere groepen in het zelfde veld: cliëntenraden, FNV/CNV, Humanitas, Ouderenadviseurs etc. om mensen verder te helpen.
Een dergelijk samenwerkingsverband zou een ‘kanskaart’ kunnen uitbrengen, waarop mensen op verschillende toelagen en vrijstellingen gewezen worden. Door zo’n samenwerking hoeft de diaconie niet van meet af aan alle know how in huis te hebben, maar kan men doorverwijzen naar een gezamenlijk spreekuur.
Dubieuze ruiling
Glashouwer stelt verder dat er in onze samenleving een dubieuze ruiling plaatsvindt: mensen die hulp nodig hebben, kunnen die krijgen, maar moeten daarvoor waardigheid inleveren. Iemand die een uitkering krijgt moet zich bij voorbeeld laten welgevallen, dat hij/zij ’s ochtend om 8 uur een controleur op de stoep krijgt die zonder pardon naar binnenloopt en slaapkamer en badkamer inspecteert. Niemand anders zou dat accepteren, behalve als je van een uitkering afhankelijk bent. Mensen in het algemeen meten zich gemakkelijk een mening aan over uitkeringsgerechtigden. Ze doen betuttelende uitspraken als: waarom hebben uitkeringsgerechtigden twee honden? Hoe kan het dat ze nog met vakantie gaan? Zouden zij niet beter kunnen stoppen met roken? enz..
Gevolg hiervan is, aldus Cees Glashouwer, dat slechts een kwart van mensen in een kleine of middelgrote gemeente het goed vindt dat de diaconie op de hoogte is van hun financiële problemen. Dat de predikant veel meer mag weten, zou wel eens kunnen komen, omdat die geen bedreiging voor de eigenwaarde vormt.
Wie het onderzoek wil resultaat wil lezen van het onderzoek dat Cees Glashouwer enkele jaren geleden heeft verricht, kan hier klikken.