Geschiedenisboeken op de basisschool en de onderbouw van de middelbare school zijn vaak misleidend in hun presentatie van islam en christendom. Moslimuitgaven over de Europese geschiedenis laten een heel stuk geschiedenis wegvallen over bijvoorbeeld de Renaissance en de Verlichting. Omgekeerd schrijven westerse uitgaven nauwelijks over de grote bijdrage die Arabische geleerden hebben geleverd aan de wiskunde, filosofie en andere wetenschappen in het westen.
Dat heeft prof. dr. Wolfram Riess, godsdienstwetenschapper aan de evangelisch-theologische faculteit van de Universiteit van Wenen en het Instituut voor systemische theologie naar voren gebracht op een bijeenkomst van de secretarissen van nationale Raden van Kerken in St. Pölten, Oostenrijk. Riess is een van zes geleerden die heeft meegewerkt aan een inventarisatie voor de UNESCO. De geleerden beschrijven in hoeverre islamitische en westerse leermethoden een realistisch beeld geven van de verschillende godsdiensten. Eerder heeft Riess verschillende onderwijsmethoden onderzocht in het Midden-Oosten.
De uitgaven blijken selectief te zijn. Ze bevestigen daardoor gebruikers in hun vooroordeel. Alsof er geen positieve invloed vanuit de Arabische wereld op het westen is. En alsof de westerse samenleving niet ingrijpend is beïnvloed door de Verlichting. Riess meent dat er veel gewonnen zou zijn als de onderwijsmethoden op dit punt zorgvuldiger worden samengesteld.
Riess meent verder dat christenen vanaf het begin exclusief naar hun eigen levensovertuiging kijken. Het ‘extra ecclesiam nulla salus’ (‘buiten de kerk is geen zaligheid’) vanuit de vroege kerk heeft tot consequentie gehad dat de Joden een tijdlang slechts eenmaal per jaar Jeruzalem mochten betreden en dat moslims als ketters werden gezien. Opvallend is daarbij dat iemand als Johannes van Damascus de islam niet zag als een religie, maar meer als een secte van het christendom. Zowel joden als islamieten werden gediscrimineerd. Alleen de christen die volledig in communie was met de kerk kon aanspraak maken op wat we tegenwoordig mensenrechten noemen.
Religievrijheid
Van moderne religievrijheid was nauwelijks sprake. De vrede van Augsburg in 1555 betekende niet dat ieder vrij was een godsdienst te kiezen. Het impliceerde alleen dat het vorstenhuis van een land kon kiezen tussen protestant of rooms-katholiek. Wie heer en meester was in de regio bepaalde de religie. Over rechten van joden of moslims werd in het geheel niet gesproken. Doel van de overeenkomst was dan ook niet de individuele rechten van mensen te waarborgen. Doel was de eindeloze reeks van godsdienstoorlogen te beëindigen. Pas met de Verlichting groeide het besef dat individuele burgers het recht hebben om zich aan te sluiten bij een religie die hun hart raakt.
Herkenning
In islamitische kring kijkt men vreemd aan tegenover de claims van exclusiviteit bij de christenen, meent Riess. Moslims twijfelen in het algemeen niet aan de substantiële gemeenschappelijke basis van joden en christenen. Ze herkennen een zelfde bekendheid met Abraham, verschillende profeten en Jezus Christus. Iedere moslim, bracht Riess naar voren, leert dat al op jeugdige leeftijd. Iedere moslim is vertrouwd met de persoon van Jezus Christus. Men voegt na zijn naam altijd toe ‘vrede zij met hem’. Jezus is voor hen een broeder in het geloof.
Een goed christen benadrukt deze consensus, vindt de moslim. De oppositie richt zich dan ook niet op de christenen, maar op het ongeloof. In het document ‘A common word’ leest (oktober 2007), waarin 138 moslimgeleerden hun visie vertolken over de overeenstemming tussen islam en jodendom, herkent Riess dezelfde basis voor de vrede. Je vindt er dezelfde liefde voor de ene God en dezelfde liefde voor de naaste. Dat is de basis voor een gemeenschappelijke inzet.
Kolonialisme
Riess meent dat islamieten lange tijd de christenen ruimte hebben gelaten. Christenen in moslimlanden kunnen vanaf de zevende eeuw bijvoorbeeld huwelijken op hun eigen manier sluiten. Als enige tegenprestatie verlangt men loyaliteit naar de staat. Die loyaliteit blijkt uit de bereidheid belasting te betalen. Joden en christenen in het Midden-Oosten hebben nog steeds eigen wetten, zegt Riess. Hij wijst op de monogamie en op de ruimte binnen deze religies om vrouwen evenredig te laten erven aan mannen. Er zijn talloze voorbeelden van joden en christenen die in aanzienlijke functies zijn beland. De ommekeer in de relatief vreedzame verhoudingen vormde de periode van het kolonialisme. Jodendom en christendom werden steeds meer gezien in het verlengde van het agressieve westen. Men ging na de kolonialistische periode de geschiedenis herschrijven en herontdekte de kruistochten. Aanvankelijk speelde de kritiek op de kruistochten eigenlijk geen rol, meent Riess.
Riess meent dat christenen en moslims meer hun gemeenschappelijke geschiedenis moeten vastleggen.
Fotobijschriften:
Boven prof. dr. Riess
Foto midden: Mediabelangstelling van de Oostenrijkse media tijdens het bezoek van de delegatie aan een opleidingscentrum in Wenen voor docenten islam.
Foto onder: omslag van een boek waaraan prof. dr. Riess eerder meewerkte.