Kredietcrisis versterkt armoede

De huidige kredietcrisis en de andere crises maken de ervaringen van de anti-armoedebeweging extra relevant. Dat betoogde prof. dr. Herman Noordegraaf, bijzonder hoogleraar diaconaat te Leiden, voor de Euregionale Oecumenische Conferentie, donderdag 28 mei te Wittem (Limburg).

Noordegraaf schilderde voor zijn internationale gehoor de armoed-situatie in Nederland. Hij betoogde dat het armoedevraagstuk in de jaren zeventig en tachtig opnieuw aan de orde gekomen is. Noordegraaf: “Dit was het gevolg van de economische crisis en structurele veranderingen in de wereldeconomie. Deze leidden ertoe dat in een aantal bedrijfstakken (zoals de scheepsbouw, de metaal- en de textielindustrie) massale ontslagen vielen”. Noordegraaf wees verder op demografische ontwikkelingen die van invloed waren, zoals de toename van het aantal echtscheidingen en van het aantal ouderen. 

Het toenemend beroep op uitkeringen bracht achtereenvolgende regeringen ertoe om te bezuinigen op uitkeringen en allerlei sociale voorzieningen (wonen, onderwijs, gezondheidszorg en dergelijke). Dit werd ingegeven door financiële overwegingen (de betaalbaarheid van sociale zekerheid en sociale voorzieningen), de wens om de concurrentiepositie van het bedrijfsleven te versterken door belastingen en premies en daarmee de kosten te verlagen alsmede veranderende visies op de verzorgingsstaat. Deze zou mensen passief maken door ze afhankelijk te maken van een uitkering.

Versobering

Een en ander heeft geleid tot een herziening van de verzorgingsstaat in de zin van een versobering, hetgeen tot uitdrukking kwam in minder genereuze uitkeringsniveaus, beperking van de duur van de uitkeringen en van de toegankelijkheid (de eisen om en uitkering te krijgen en te houden zijn verzwaard) en strengere verplichtingen wat betreft scholing en sollicitatieplicht.

In combinatie met stijgende vaste lasten (huren, gas, water en elektriciteit) leidde deze teruggang in inkomens ertoe dat vooral mensen die langdurig op het minimuminkomen zaten financieel klem kwamen te zitten, zodanig dat zij elke dag weer moesten worstelen met de vraag hoe zij rond zouden kunnen komen. Voorts werden hun mogelijkheden tot volwaardige deelname aan de samenleving beperkt (sociale uitsluiting).

Kerken

Noordegraaf ging vervolgens uitvoerig in op de vraag hoe de kerken de vraag van het armoede oppakken. Hij noemde het van belang dat men in alle geledingen de armoede benoemt. De kerk dient er te zijn voor de mensen, materiële hulp te verlenen en tegelijk als pleitbezorger voor de armen op te treden in het publieke debat. De kerk kan daarbij samenwerking met andere betrokkenen en een uitvoerig netwerk vormen. 

Noordegraaf: “Een goed samenspel tussen kerken op lokaal, regionaal en landelijk niveau is daarom belangrijk”. De Leidse hoogleraar sloot nuchter af: “We moeten niet de illusie hebben dat we op enig moment klaar zijn met armoedebestrijding. Dat is een eschatologische categorie: het Koninkrijk Gods waarin gerechtigheid zal bloeien op deze aarde”. Hij citeerde daarbij Deuteronomium 15, 11: ‘Armen zullen nooit in het land ontbreken.’ De tekst mag volgens Noordegraaf evenwel geen oproep zijn tot berusting, maar is een oproep tot waakzaamheid en het blijven aangaan van het taaie gevecht tegen armoede. “De kredietcrisis bevestigt alleen maar weer de noodzaak daarvan”.

Wie de volledige tekst van Herman Noordegraaf wil lezen kan hier klikken.