Drs. Henk van Hout is als voorzitter van de Raad van Kerken betrokken bij diverse thema’s. Hieronder geeft hij zijn benadering van de klimaatvragen. Hij sprak er over in Nijkerk bij de netwerkdag over milieu.
De verklaring van de Raad van Kerken in Nederland en de daaraan verbonden oproep rond de uitdaging van de klimaatverandering heeft niet voor niets de ondertitel meegekregen: het moment van de waarheid. Want het wordt steeds duidelijker dat we de aarde en al wat daarop leeft schade toebrengen. In die zin leven we in apocalyptische tijden.
We hebben de energiecrisis nog nauwelijks gehad. We zitten midden in een ongekend heftige, financiële crisis. En de milieu- en klimaatcrisis staat voor de deur. Volgens de projectgroep Kerk en Milieu hebben we hooguit nog een ‘genadetijd’ van tussen de tien en twintig jaar. Als we geen radicale stappen zetten zijn de gevolgen van klimaatverandering dramatisch en levensbedreigend. Het moment van de waarheid is aangebroken. Het is dringend nodig dat we nieuw beleid en nieuwe levensstijlen ontwikkelen die duurzaamheid bieden aan alle schepselen en aan heel de schepping, nu en in de toekomst.
De zorg voor de schepping leeft binnen de oecumenische en evangelische beweging van christenen en kerken wereldwijd. Zo stuurden onlangs de Conferentie van Europese Kerken en de Europese Bisschoppenconferentie een brief hierover aan de leiders van de Europese Unie. Zij wijzen hierbij de klimaatverandering aan als één van de meest urgente morele en politieke uitdagingen van deze eeuw. Zij vragen de Europese Unie tijdens de VN-Klimaattop in Kopenhagen in december 2009 een sterke positie in te nemen. Zij stellen dat de ambitie thans niet ver genoeg reikt. Zij roepen de Europese Unie op te streven naar 30% minder milieuvervuilende uitstoot in 2020, in plaats van de eerder genoemde 20%!.
Opmerkelijk is ook de benadering van de Wereldraad van Kerken die in een recent document (getiteld “Towards a declaration of Just Peace”) de inzet voor klimaat en vrede aan elkaar koppelt. Zo wordt gesteld dat we de eisen die de natuur stelt aan vernieuwing en natuurlijk herstel veronachtzaamd hebben en zelfs ondergeschikt gemaakt aan onze buitensporige verlangens. We putten de aarde uit. In dit verband zegt de Wereldraad dat we als christenen niet alleen moeten werken aan ‘vrede op aarde’, maar ook aan ‘vrede met de aarde’!
En de Britse Raad van Kerken roept de leiders van de G20 in april a.s. op in tijden van economische crisis zowel solidair te blijven met ontwikkelingslanden als ook een omslag te maken naar vergroening van de economie. Daaraan verbindt hij de roep aan christenen zelf tot discipelschap, gebaseerd op een heiligmakende en tegendraadse levensstijl. In die zin begint de zorg voor klimaat en schepping bij onszelf.
Ook de verklaring van de Nederlandse Raad van Kerken is onmiskenbaar bedoeld als een bijdrage aan het maatschappelijke en politieke debat. Maar daaronder ligt de erkenning dat het klimaatprobleem juist ook een moreel en spiritueel probleem is. Apocalyptische tijden vragen niet enkel om drastische maatregelen maar vooral ook om radicale uitgangspunten. Het gaat erom andersom te denken, andersom te leven en andersom te doen! In dat kader vallen mij in de verklaring drie trefwoorden op: kwetsbaarheid, verbondenheid en soberheid.
De notie van kwetsbaarheid rijmt met de regel van de dichter Lucebert die op het dak van een groot verzekeringskantoor staat: ‘Alles van waarde is weerloos’. Weerloosheid en kwetsbaarheid staan tegenover beheersbaarheid en maakbaarheid maar ook tegenover macht en overweldiging. Het zijn geen waarden die door ons verdedigd hoeven te worden; als uiting van onmacht spreken zij per definitie voor zichzelf. Van het weerloze en de kwetsbare gaat een eigen kracht en een onweerstaanbaar appèl uit. We hoeven ons er slechts door te laten raken!
De notie van de verbondenheid duidt op de intrinsieke verwevenheid van alle leven en op de solidariteit tussen alle levenden. Ik proef er het joods-christelijk kernbegrip van het ‘Verbond’ in, dat God sloot met Zijn mensen en met heel Zijn schepping. De aarde en al wat daarop leeft, zijn ons gegeven. We hebben het in bruikleen en we zullen daarover op een dag rekenschap moeten afleggen. Vanuit onze verbondenheid met God, Schepper van hemel en aarde, weten we ons geroepen tot zorgzaamheid, rentmeesterschap, verantwoordelijkheid.
Naast solidariteit blijft die andere deugd van belang, die in het conciliair proces van twintig jaar terug zo’n grote rol speelde: die van soberheid en matigheid. Soberheid komt van het latijnse ‘sobrius, non ebrius’: nuchter, niet dronken. Versobering richt zich tegen de voortzetting van een bestaande overvloed en een vanzelfsprekend geworden mateloosheid. Het blijft een inspirerend begrip in tijden van economische en ecologische crises. Want het is een antwoord op overproductie en overconsumptie. Het is een keuze voor uitstel in de bevrediging van behoeften als ook voor beperking in het gebruik van gegeven mogelijkheden. Een dergelijke keuze vraagt moed maar bovenal deemoed. Het vraagt bereidheid tot vrijwillige ascese, vrijwillig afzien en bewust vasten. Vrijwillige matiging is een daad van geestelijke vrijheid en leidt tevens tot waakzaamheid, zoals de Nederlandse bisschoppen onlangs in hun vastenbrief schreven: “Men zal ontdekken dat men vrijer ademhaalt, wanneer de dwang van luxe en overdaad doorbroken wordt. Reeds de alledaagse ervaring leert dat vasten wakkerder, waakzamer maakt.”
Weerloosheid, verbondenheid, soberheid: drie kardinale deugden die in de verklaring van de Raad van Kerken in Nederland een prominente plek gekregen hebben. Ze vormen als het ware de spirituele lijn die de oproep schraagt en hopelijk ook anderen -christenen en niet-christenen – weet te inspireren. Dank aan de projectgroep Kerk en Milieu, het Christelijk Ecologisch Netwerk en het Interkerkelijk Milieu Netwerk dat zij ons alert, wakker, waakzaam houden als wachters op de morgen.
Meer lezen (tekst brochure in pdf): klik hier