brief Raad van Kerken aan de minister van Defensie

Aan de Minister van Defensie, de heer E. van Middelkoop

Amersfoort, 11 oktober 2007

Betreft: de rol van Nederland in Afghanistan

Zeer geachte heer Van Middelkoop,

Met u en vele landgenoten deelt de Raad van Kerken in Nederland het verlangen naar een stabiele vrede in Afghanistan. Als kerken zetten wij ons met andere mensen van goede wil in voor de bescherming van menselijk leven, het bevorderen van de menselijke waardigheid en de praktijk van vergeving. Deze inzet vloeit voort uit ons geloof in het Evangelie van Jezus Christus. Met elkaar verbonden in de oecumenische beweging laten wij ons leiden door belangrijke sleutelwoorden die daarin rondgaan en die de laatste decennia het voorwerp zijn geweest van bezinning en actie: vrede, gerechtigheid en behoud van de schepping (uit het Conciliair Proces) en verzoening.

Zoals zovele Nederlanders hopen ook wij dat het Afghaanse volk ooit de vreugde mag smaken van vrede en gerechtigheid, van een bestuur dat verantwoording aflegt en de wet respecteert, van een economie die mensen eerlijke kansen biedt en van een voor allen toegankelijk systeem van onderwijs en maatschappelijke dienstverlening.

Ons land is in Afghanistan aanwezig met hulpverleners en militairen die er aan de (weder)opbouw van dat land werken. Sommigen hebben voor hun inzet met hun leven betaald. Wij gedenken hen met eerbied en weten ons met hun familie en vrienden verbonden in hun verdriet om dit zware verlies. Maar ook de bevolking van Afghanistan heeft jarenlang geleden onder geweld, conflict en oorlog. Wij bidden om genezing en verzoening van uiteengerukte gemeenschappen, betreuren de ook aan hun zijde gevallen burgerslachtoffers en blijven ons naar vermogen inzetten voor vrede. We realiseren ons overigens dat de te leveren gewapende strijd de oorspronkelijke bedoeling van de militaire aanwezigheid van ons land in Afghanistan intussen danig frustreert.

Daarom bieden we u onderstaande reflecties aan – in alle bescheidenheid overigens, want wij hebben maar een beperkte kennis van Afghanistan en zijn volken. Zij komen mede voort uit het oecumenisch gedachtegoed van het Conciliair Proces, dat de kerken leerde hoezeer vrede, gerechtigheid en zorg voor de schepping met elkaar samenhangen, alsook uit het besef dat verzoening mogelijk is, wanneer partijen bereid zijn de waarheid onder ogen te zien en tot verandering van gedrag en opvattingen te komen.

1. Verzoening
In een land dat verscheurd werd door gewelddadige conflicten is nood aan verzoening. In vergelijkbare situaties in andere landen is een benadering die op basis van het vaststellen en bekennen van de feiten (waarheid) verzoening van de strijdende partijen trachtte te bewerkstelligen meer of minder succesvol geweest. Deze benadering vraagt wel om aanpassing aan de Afghaanse cultuur en moet ook gedragen worden door de Afghaanse civil society.

2. Diplomatie
Wij zijn van mening dat Nederland, eventueel in EU-verband, al het mogelijke moet doen om langs de weg van onderhandelingen tot oplossingen te komen. Daarbij moet ook met gematigde Taliban, die in vreedzame onderhandelingen geïnteresseerd zijn, het gesprek niet uit de weg worden gegaan. Wij merken terzijde op dat de opstandelingen niet zonder meer met de Taliban mogen worden geïdentificeerd. We sporen de regering aan zijn inspanningen en financiële hulp te richten op diplomatie in Afghanistan en omringende landen, zoals vooral Pakistan, waarmee ons land een speciale hulprelatie heeft.

3. Mensenrechten
Voor christenen raken mensenrechten aan hun geloof dat alle mensen geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis en daarom respect en bescherming verdienen. Nederland zou initiatieven die in Afghanistan worden ondernomen tot naleving van mensenrechten moeten ondersteunen. Mensenrechten zijn een uiterst belangrijke bouwsteen als men wil werken aan een duurzame vrede in een maatschappij waarin allen tot hun recht komen en waaraan zoveel mogelijk mensen participeren. Het spreekt vanzelf dat Nederlanders in Afghanistan zich in hun gedrag, zoals de manier waarop gevangenen worden behandeld, strikt houden aan de internationale mensenrechten en de verplichtingen van de Conventies van Genève.

4. Goed bestuur
Afghanistan is een broos staatsverband. Het is van groot belang het overheidsapparaat te versterken zodat het beter in staat is veiligheid, publieke diensten en zinvolle democratische vertegenwoordiging te verzekeren. Bij de huidige regering zijn aanzienlijke problemen gesignaleerd; zo zijn hooggeplaatste publieke personen beschuldigd van corruptie en oorlogsmisdaden. Ook wordt gezegd dat aanzienlijke groepen ondervertegenwoordigd zijn, met name geldt dit voor de Pashtuns, die voornamelijk zijn gevestigd in het oosten en zuiden van het land waar het verzet het sterkst is. Samen met de Afghaanse civil society moet Nederland zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor goed bestuur dat zoveel mogelijk mensen insluit. Daarbij verdient ook de toename van het aantal ten uitvoer gelegde doodstraffen de aandacht.

5. Ontwikkeling
In Afghanistan zijn verschillende Nederlandse hulporganisaties actief, waarvan enkele met de kerken gelieerde. Wij onderstrepen het belang van hun werk. Ons land investeert ook financieel al veel in de militaire aanwezigheid.
De Nederlandse NGO’s verzekeren ons overigens dat door slechte coördinatie bijna tweederde van de hulp wordt uitgegeven zonder afstemming met de Afghaanse overheid. Volgens hen zou, indien meer geld beschikbaar kwam voor lokale niveaus, het draagvlak voor een eventuele verlenging van de Nederlandse aanwezigheid worden versterkt.
Van belang is uiteraard ook de opbouw van de economie van het land. Van de ene kant verschaft de opiumcultuur veel mensen een boterham, terwijl het daarmee verdiende geld wordt besteed aan de aankoop van wapens. Op die manier ondersteunt de opiumeconomie gewapende opstandelingen; indirect ondergraaft ze goed bestuur op alle niveaus. Van de andere kant is de vernietiging van de papaveroogsten geen oplossing; wij pleiten ervoor dat alternatieve en gesubsidieerde cultures worden gevonden voor de Afghaanse bevolking.

6. Veiligheid
Nederland heeft de plicht de bevolking van Afghanistan niet aan haar lot over te laten. Kwetsbare mensen moeten worden beschermd. De Schrift leert ons dat wij zorg en respect moeten hebben voor onze naasten, met name voor de armen, de stem- en de weerlozen. Waar dit bewust met voeten getreden wordt, pleiten wij voor een grotere inzet van de middelen hier genoemd voor vrede en gerechtigheid.

Wij zijn ons bewust van de zware verantwoordelijkheid die u met uw collega’s in het kabinet draagt voor de moeilijke beslissing waarvoor u staat inzake de eventuele verlenging van het mandaat van de Nederlandse militaire aanwezigheid. Wij hopen dat de punten die wij hier onder uw aandacht hebben gebracht bij de overwegingen van het kabinet een rol zullen spelen. Wij zijn van harte bereid deze punten in een gesprek nader toe te lichten.

Wij zeggen u en uw collega’s graag de voorbeden van de kerken toe.

Met hoogachting en vriendelijke groet,

namens de Raad van Kerken in Nederland,

w.g.

drs. H.J. van Hout, voorzitter. 
dr. A.H.C. van Eijk, algemeen secretaris a.i.