Klik hier voor de lezing van prof. dr. F. de Lange (word-document); de reactie van Rienk van Splunder (vice-voorzitter van het CNV) en Aletta Eshuis, een jonge pyschologo
Bij uitgeverij Meinema verscheen onlangs een nieuw boek van Frits de Lange, getitel ‘De mythe van het voltooide leven. Over de oude dag van morgen. Voor meer informatie: klik hier
———————–
“Geboren worden, ouder worden en sterven – de levensloop lijkt een eeuwige cirkelgang van opgaan, blinken en verzinken”, zo begon prof. dr. Frits de Lange zijn lezing. Hieronder volgt een korte samenvatting: “Van je leven moet je iets maken. Daarom is het zaak je op elke levensfase voor te bereiden. De greep van het collectieve levensloopregime is, vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw, steeds meer verslapt. Individuele op maat gesneden ‘levensloopregelingen’ vervangen de collectieve verzorgingsarrangementen van weleer. Gezien de huidige levensverwachting kan deze levensloop ook heel lang duren. Collectieve zingevingskaders en organisatiestructuren van weleer hebben hun religieuze en maatschappelijke kracht verloren. Waarom worden wij niet gek van dat verlies aan zin, dat gebrek aan structuur? Omdat in de eerste plaats wij er wel bij varen: wij zijn gemiddeld rijker, gezonder, vitaler en leven langer dan ooit tevoren, en daarbij hebben wij het vacuüm succesvol opgevuld met het geloof in eigen planning. Levensloop is een zaak van zelfmanagement geworden. Zelfmanagement is de verlossingsboodschap van de 21e eeuw, een bevrijdingstheologie zonder God.”
Frits de Lange maakte duidelijk dat hij er niet in gelooft. “In werkelijkheid geeft het leven geen garanties, overal ligt het toeval op de loer. Het planningsgeloof is niet alleen niet realistisch, maar ook onbarmhartig. Het heeft geen enkele oog voor tragiek. Keuzes zijn zelden vrij. Ze worden altijd gedaan in contexten die min of meer dwingend de alternatieven bepalen. De ideologie van de vrije keuze is een onbarmhartige afwentelingsstrategie, bedacht na de ‘dood van God’ en het einde van de verzorgingsstaat. Zij leidt tot een genadeloze afrekeningscultuur doordat ze de mogelijkheid van het tragische miskent. Hoe kunnen we met droge ogen iemand verantwoordelijk houden voor wat hij in de verste verte niet kon voorzien. Natuurljk moeten mensen hun lot zoveel mogelijk in eigen hand willen nemen. Cultuur is niet anders dan een poging tot ‘domesticatie van het noodlot’. Daarin ligt onze grandeur en waardigheid. De moderne levensloop vraagt om zelforganisatie en zelfsturing en planning. Maar elke planning kent de grens van het ongewisse. Ook het leven van controlefreaks kan ooit gierend uit de hand lopen. Dat inzicht relativeert de regelzucht. Het leven kan je weer onthutsen of verrassen. De mens achter de zelfmanager wordt weer zichtbaar. De relativering van de totale planningsfantasie is niet alleen goed voor de enkeling, maar ook voor de maatschappij. Zij maakt het beleid barmhartiger. Wie oog heeft voor het onbedoelde en onvoorziene zal in de centrale sectoren van de verzorgingsstaat (gezondheidszorg, sociale zekerheid) een buffer willen aanleggen voor mensen die om welke reden dan ook in de hoek terechtgekomen zijn waar de klappen vallen. Door eigen toedoen of dat van anderen – door beide, om het even. In het sociale vangnet blijft de schuldvraag in het midden.
Wat blijft er over als we ook de planningsmythe hebben afgezworen, en erkend hebben dat het leven ongewis is en vol tragiek? De lege huls van de keuzebiografie. Het is niet anders. We kunnen nu ook dat begrip kritisch willen stukdenken, maar ik doe het niet. Omdat het ergens in de verte ook resoneert met wat ik uit mijn christelijke traditie heb meegekregen.
Het christendom heeft in zijn geschiedenis naar hartelust meegedaan met de inbedding van de levensloop in collectieve symboliek. Het kent daarnaast echter ook een uniek, individualiserend element. We zouden het voor vandaag weer vruchtbaar kunnen maken. In het geloof wordt het leven gezien als een reis van de ziel op weg naar God, een persoonlijke pelgrimage. Die levensreis nodigt de gelovige uit om de eigen levensgang te overdenken. Daarmee legt het christelijke geloof ook de kiem voor het moderne ideaal van de levensloop als reflexief project.
Niet in welke levensfase men zich bevindt, is beslissend voor de zin van een leven, maar hoe ver de ziel van God verwijderd is. Jeugd en ouderdom kunnen dan ook als ‘geestelijke’ fasen worden verstaan. Men kan lichamelijk oud zijn, maar geestelijk jong en omgekeerd. Volwassenheid is dan niet: lichamelijk of sociaal volgroeid zijn, maar de ‘volle wasdom in Christus’ (Efeze 4:3) bereiken, de spirituele perfectie. In dit geestelijk verstaan van de levensloop valt een mens niet meer samen met zijn fysieke staat. Het geloof dat een mens meer is dan zijn natuurlijke levenscyclus komt er in tot uitdrukking. Ik verwerkelijk mijzelf, door de kringloop van opgaan, blinken en verzinken geestelijk te transcenderen. Het lichamelijke verval van de ouderdom kan gelijk op gaan met geestelijke groei en vervulling.
Het leven is een reis, waarin een taak moet worden vervuld. Ook wie zelf het geloof heeft afgezworen, zal misschien in zichzelf nog dat ‘heilige moeten’ herkennen, de onweerstaanbare idee dat er een levensopdracht voor je klaar ligt die vervuld moet worden, speciaal voor jou, alleen door jou. Een innerlijke rode draad die je volgen moet, ook al is er aan je leven soms geen touw meer vast te knopen. Opgaan, blinken en verzinken – het is slechts één kant van het verhaal. De buitenkant.”
Na de lezing volgde een reactie van Rienk van Splunder, vice-voorzitter van het CNV, en Aletta Eshuis, een jonge psychologe. Ruim tijd was ingeruimd voor een discussie met de toehoorders, waarvan er zo’n 60 aanwezig waren.