Dit essay is het laatste in een reeks waarin auteurs uit de volle breedte van de kerk reflecteren op de gevolgen van de verkiezingsuitslag en de regeringsverklaring voor kerk en samenleving.
De opdracht van de kerk in een nieuwe regeringsperiode: omarm tussenruimtes (‘liminal spaces’) met het oog op relationele gerechtigheid. In tijden van politieke verandering, zoals nu met de nieuw gekozen regeringen in zowel Nederland als Zuid-Afrika, wordt de rol van de kerk steeds belangrijker. Als Zuid-Afrikaan die in beide landen heeft gewoond, kijk ik met een sterk gevoel van urgentie naar de verantwoordelijkheid van de kerk in deze overgangsfase.
Hoewel de politieke landschappen van Nederland en Zuid-Afrika aanzienlijk verschillen, zou de verantwoordelijkheid van de kerk in beide landen gelijk moeten blijven: als kerk moeten we zorgen voor hen die geen stem hebben, een toevluchtsoord vormen voor hen die een schuilplaats zoeken en ons verzetten tegen het monddood maken en marginaliseren van mensen door de autoriteiten – vooral wanneer wij, als onderdeel van deze gemeenschappen, hiervoor mede verantwoordelijk zijn.
Nieuw bestuur brengt vaak nieuwe hoop, maar ook nieuwe vragen en zorgen. Hoe zullen deze regeringen de gemarginaliseerden behandelen? Zullen ze de systemische problemen aanpakken die ongelijkheid en onrecht in stand houden? Als christenen en religieuze gemeenschappen moeten we ons afvragen hoe we geroepen zijn om te reageren. Ons mandaat als volgelingen van Christus is om te zorgen voor de kwetsbaren, maar deze zorg moet verder gaan dan oppervlakkige liefdadigheid. Het vraagt van ons dat we ruimtes betreden waarin we onze eigen aannames en voorrechten onder ogen zien – ruimtes die ons uitdagen om te gaan van slechts ‘gelijk hebben’ naar werkelijk ‘goed zijn’.
Oproep tot liminaliteit
In de Nederlandse context behoren mensen tot een gemarginaliseerde groep vanwege economische problemen als gevolg van systemische ongelijkheid, vanwege hun genderidentiteit, of omdat ze migrant of vluchteling zijn. De kerk is geroepen om authentieke relaties aan te gaan met deze individuele mensen, niet vanuit een positie van macht of autoriteit, maar in solidariteit en nederigheid. Maar al te vaak verschuilt de kerk zich achter ‘programma’s’ en initiatieven, zoals taallessen voor migranten, opvanghuizen voor vluchtelingen, voedselbanken of hulp bij een onzekere huisvestingssituatie. Hoewel deze projecten noodzakelijk en goed zijn, reduceert dit kwetsbare mensen vaak tot een statistiek die kerken en religieuze en politieke leiders kunnen gebruiken om te laten zien hoe zorgzaam en inclusief ze zijn. Op deze manier worden gemarginaliseerde mensen dubbel gemarginaliseerd: namelijk eerst al omdat ze geen middelen of perspectief hebben en vervolgens wordt het perspectief dat ze nu aangereikt krijgen, gebruikt om te laten zien hoe geweldig en zorgzaam de kerk is. Maken we zo van de bevoorrechten niet de experts op het gebied van kwetsbaarheid, terwijl we eigenlijk van de kwetsbaren zelf zouden moeten leren? Zij kennen hun eigen pijn en behoeften toch zeker beter dan degenen met een machtspositie? Juist hier hebben we een antenne nodig hebben voor zogeheten liminale ruimtes, ofwel tussenruimtes, waar de kwetsbaren de experts zijn; grensgebieden waar helpen niet betekent dat ik de autoriteit heb om te verkondigen dat ik het juiste heb gedaan, om daarmee sociaal voordeel te behalen en goed te lijken in de ogen van anderen. Maar veel meer dat ik in stilte weet dat goed-zijn betekent: handelen in relatie en solidariteit met degenen die in nood verkeren en kwetsbaar zijn.
Als ik het heb over ‘liminale ruimtes’, dan heb ik het over die belangrijke, transformerende momenten of plaatsen waar normale beperkingen en structuren vervagen, waar verandering en groei mogelijk zijn. Deze liminale groei kan alleen plaatsvinden binnen een authentieke relatie, een relatie waarin er geen expert en geen liefdadigheidsinstelling aanwezig is, maar slechts twee mensen in relatie tot elkaar. De deskundige in die liminale ruimte is de kwetsbare partij. Ik moet denken aan een citaat van Tony Gaskins: ‘Houd van iemand op de manier die hij nodig heeft, niet op de manier die jij prettig vindt. Het gaat niet om jou. Liefde is onbaatzuchtig, niet egoïstisch’. In Nederland heeft de kerk zich bijvoorbeeld vaak gericht op het creëren van ruimten die de dialoog tussen verschillende culturele en religieuze gemeenschappen bevorderen, om zo te helpen kloven te overbruggen en wederzijds begrip op te bouwen. Veelbelovende projecten zijn bijvoorbeeld het opzetten van gemeenschapscentra waar mensen met verschillende achtergronden samen kunnen komen om hun verhalen te delen, van elkaar te leren en samen te werken aan initiatieven op het gebied van sociale rechtvaardigheid. Maar de kerk zal zich dan moeten realiseren dat dergelijke initiatieven op zich geen authentieke relaties of echte verandering tot stand kunnen brengen zolang degenen die de touwtjes in handen hebben, deze projecten willen gebruiken om de wereld te laten zien dat zij goed bezig zijn. Zonder authentieke relaties waarin de kwetsbaren een stem hebben en worden geaccepteerd en verwelkomd als deskundigen en auteurs van hun eigen verhalen, leiden deze initiatieven er maar al te vaak toe dat de stemmen van de gemarginaliseerden worden gebruikt om de schijnwerper te richten op de goedheid en deugdzaamheid van de kerk.
Van ‘gelijk hebben’ naar ‘goed zijn’
Het streven naar gerechtigheid in de kerk moet ingebed zijn in relaties. Het is niet genoeg om op afstand te pleiten voor beleidsveranderingen of programma’s te implementeren die sociale kwesties aanpakken. We moeten in gesprek gaan met de mensen die met deze problemen te maken hebben en hun expertise en ervaringen erkennen. Dit vereist een verschuiving van een mindset van ‘gelijk hebben’ – waarbij we onze oplossingen opleggen – naar een mindset van ‘goed zijn’, waarbij we oprechte relaties aangaan met hen die lijden. En ook dat we hen op een sensitieve en empathische manier vragen om wijsheid en richting.
In praktische zin betekent dit dat we ruimtes moeten creëren waar iedereen welkom is en geaccepteerd wordt zoals hij of zij is. Het betekent weerstand bieden aan de verleiding om mensen te veranderen zodat ze in ons beeld passen van hoe het hoort, en in plaats daarvan ons te richten op goed zijn – namelijk: van onze naasten houden als van onszelf. Dit betekent dat we onze ideeën over de zogenaamde ‘goede migrant’ of ‘goede vluchteling’ moeten loslaten, of dat iemand meer zorg en een betere behandeling verdient als hij of zij jouw taal spreekt, een goede baan heeft, uit een bepaald land komt of een bepaalde etnische/culturele/politieke achtergrond heeft. De kerk moet een plaats zijn waar iedereen, ongeacht achtergrond of geloof, met waardigheid en respect wordt behandeld.
De vreemdeling verwelkomen
Als christenen ontvangen wij onze opdracht van de hoogste autoriteit – Christus, die rijkdom en macht opgaf om te leven als een van de kwetsbaren, om anderen te dienen en het goede te doen in plaats van gelijk proberen te krijgen. Zijn voorbeeld zou leidend moeten zijn voor het antwoord van de kerk op de uitdagingen van nieuwe regeringen en verschuivende sociale landschappen. Praktisch gezien betekent dit: persoonlijke relaties onderhouden waarin iedereen welkom is en geaccepteerd wordt zoals hij of zij is. Het betekent weerstand bieden aan de verleiding om mensen te veranderen zodat ze in ons beeld passen van wat goed is en in plaats daarvan ons richten op goed zijn – namelijk onze naasten liefhebben als onszelf. De vraag voor de kerk in deze nieuwe regeringsperiode is of we echt voldoen aan deze opdracht. Verwelkomen we de vreemdeling, de verschoppeling en de gemarginaliseerde in onze gemeenschappen, of bieden we ze alleen maar een plek zolang ze aan onze verwachtingen voldoen? Zijn we bereid om grensgebieden te betreden, waar we niet langer de experts zijn, waar we moeten luisteren en leren van degenen die we willen dienen?
Zowel in Nederland als in Zuid-Afrika moet de kerk zichzelf deze vragen stellen. We moeten de drang weerstaan om ons terug te trekken in comfortabele posities van macht en privileges, waar we de voorwaarden voor onze betrokkenheid kunnen dicteren. In plaats daarvan moeten we bereid zijn om kwetsbaar te zijn, om veranderd te worden door onze omgang met mensen die anders zijn dan wij.
Relationele gerechtigheid omarmen
De weg voorwaarts voor de kerk is duidelijk, maar wel uitdagend. We moeten liminaliteit, ofwel ‘tussenruimtes’, omarmen als een weg naar relationele rechtvaardigheid. Dit houdt niet alleen in dat we opkomen voor de rechten van de kwetsbaren, maar ook dat we onze eigen medeplichtigheid in systemen van onderdrukking erkennen. Het vraagt van ons dat we meer luisteren dan spreken, dat we leren van hen die tot zwijgen zijn gebracht en dat we voorrang geven aan goed zijn boven gelijk hebben. In dit streven naar relationele gerechtigheid kan de kerk een krachtige motor worden voor genezing en verzoening. Door de vreemdeling welkom te heten en de ander te omarmen, creëren we gemeenschappen waar iedereen wordt gewaardeerd en waar gerechtigheid niet slechts een concept is, maar een geleefde realiteit. Dit is de ware roeping van de kerk in tijden van nieuw bestuur: een baken van hoop zijn en een katalysator voor transformatie, niet door macht en autoriteit, maar door nederigheid, liefde en het nastreven van goedheid.
Conclusie
Terwijl we navigeren door de complexiteit van het nieuwe bestuur in zowel Nederland als Zuid-Afrika, blijft de verantwoordelijkheid van de kerk duidelijk. Wij zijn geroepen om te zorgen voor hen die geen stem hebben, om een veilige plek te zijn voor hen die in nood verkeren en om ons te verzetten tegen het monddood maken van mensen door autoriteiten – zelfs wanneer wijzelf tot die autoriteiten behoren. Dit vereist een toewijding aan relationele rechtvaardigheid die geworteld is in het voorbeeld van Christus, die ervoor koos om te midden van de kwetsbaren te leven en anderen met nederigheid en liefde te dienen.
In deze grensgebieden, waar we noch de controle hebben noch de experts zijn, ontmoeten we de ware betekenis van gerechtigheid – gerechtigheid die relationeel, transformerend en in goedheid geworteld is. Dit is de uitdaging voor de kerk in deze tijden van verandering: om niet slechts gelijk te hebben, maar vooral goed te zijn, en gemeenschappen te creëren waar iedereen welkom is, gewaardeerd wordt en geliefd is.
Charel D. du Toit
Onderzoeker aan de Universiteit van Pretoria en promovendus aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij is bevestigd als predikant in de Nederduits Hervormde Kerk van Afrika en woont momenteel in de Verenigde Staten.