Religie en levensbeschouwing hebben in ons land langzaam maar zeker minder invloed. Het aantal lidmaten van kerken loopt terug, de plek van religie en levensbeschouwing in het maatschappelijk debat wordt minder. Maar in de wereld om ons heen, en zeker buiten Europa, lijkt het erop dat het belang van religie en levensbeschouwing alleen maar toeneemt. Temeer daar veel conflicten tussen landen en bevolkingsgroepen een religieuze oorzaak kennen. Wereldwijd worden mensen om hun religie buitengesloten, of erger, onderdrukt, uitgebuit of gedood.
Op aandringen van vooral de christelijke partijen in de Tweede Kamer kent Nederland sinds 2 jaar een speciaal gezant voor religie en levensbeschouwing, momenteel in de persoon van oud-ambassadeur Jos Douma. Eén van zijn belangrijkste taken is het hooghouden van de rechten van gelovigen en van niet-gelovigen op de internationale agenda.
Bekeringsverhalen en venijnigheid
Tijdens de 442e vergadering van de plenaire Raad van Kerken op woensdag 14 april gaf Douma een toelichting op zijn werkzaamheden. Als speciaal gezant komt hij natuurlijk op voor de vrijheid van religie en levensovertuiging, een vaak lastige taak die meestal gaat via diplomatieke gesprekken en kanalen. Dit ook om openlijk gezichtsverlies te voorkomen voor landen die het niet zo nauw nemen met de rechten van alle onderdanen, want dan worden de hakken alleen maar in het zand gezet.
Bijzonder was de opmerking van Douma dat hij het ook tot zijn taak rekent om de talrijke collega’s bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken te duiden wat het belang van religie en levensovertuiging voor mensen kan zijn. In onze seculariserende maatschappij hoort Douma vaak dat collega’s in de buitenlandse dienst weinig benul hebben van religie of het belang daarvan, laat staan dat er een gevoel bestaat dat dieperliggende religieuze motieven vaak de basis vormen voor geschillen of strijd.
Kortom, aan werk voor deze speciaal gezant geen gebrek. Jaarlijks publiceert de stichting Open Doors een ranglijst van 50 landen waar christenen zwaar worden vervolgd om hun geloof. Die cijfers, getallen en rapporten leiden vaak tot vragen in de Tweede Kamer, en dus tot actie voor de speciaal gezant Douma. Maar ook is er dus intern ‘missiewerk’ nodig om begrip en kennis bij ambtelijke staven te vergroten over religie en levensbeschouwing en het belang daarvan in het buitenland.
Vanuit de Raad was er de vraag over de ‘bekeringsverhalen’ van vluchtelingen en asielzoekers die in Nederland willen wonen, omdat zij in het land van herkomst vanwege hun ‘nieuwe’ geloof vervolgd worden. De kerken krijgen geregeld te horen dat ambtenaren van bv de Naturalisatiedienst IND, de verhalen van ‘bekeerde’ vluchtelingen niet serieus neemt. Douma legde uit dat in de wereld van vluchtelingen en asielzoekers de IND vaak met een professioneel wantrouwen de mensen moet ondervragen. Het moet, er is geen keuze, vertelde Douma. ‘Wij weten dat vluchtelingen soms getraind worden om in de verhoren door de IND bepaalde woorden te noemen’. Dat leidt zoals Douma het noemde tot ‘venijnigheid’ in die verhoren.
Of het nu gaat over de benarde positie van christenen in het Midden-Oosten, of over aandacht voor christenen die vervolgd worden omdat ze om principiële reden de militaire dienst weigeren, het staat bij Douma op het werklijstje. De Raad wil het gesprek met deze speciale gezant graag voortzetten.
De ‘koloniale’ kaart
‘We denken niet in alle opzichten gelijk over homoseksualiteit, maar we zijn één in het geloof dat de mens geschapen is naar het beeld van God en kostbaar is in zijn ogen. Daarom moeten mensen waardig met elkaar omgaan – respectvol, vreedzaam en liefdevol – en is geweld tegen homoseksuelen, in welke vorm dan ook, uit den boze.’
Zo luidt de eerste zin van de verklaring waarmee Nederlandse kerken in 2011 zich keerden tegen het geweld tegen homoseksuelen. Alle leden van de Raad van Kerken onderschreven de verklaring. Reden om nu 10 jaar later eens de balans op te maken en te vragen naar de doorwerking ervan in de kerken.
Voordat de vertegenwoordigers aan bod kwamen, luisterden zij naar twee oproepen. Daniël van Binsbergen uit Veenendaal vertelde hoe hij in 2015, ook naar aanleiding van zijn ervaringen in de lokale kerk, op facebook een verklaring plaatste met onder andere de niet mis te verstane zinnen: ‘Zit de duivel in mij? Ben ik een slecht mens? Nee ik ben homo. Lieve kerk, ik ben homo accepteer dat nu gewoon. Jullie God is net zo goed mijn God.’ In de vergadering vertelde Daniël er nog steeds van te schrikken als in een kerk homoseksualiteit als een kwaadaardig fenomeen wordt besproken. ‘Laten we niet naar elkaar wijzen, maar zien hoe we verder komen’, aldus Van Binsbergen.
Ds Wielie Elhorst, predikant met een bijzondere opdracht voor de LHBTI-gemeenschap vanwege de Protestantse Kerk, riep de leden en lidkerken van de Raad op te stoppen met theologische beschouwingen waarin homo’s in een kwaad daglicht worden gesteld. ‘Pak de veiligheid van jongeren en kinderen in uw kerken aan. De verhalen die we horen zijn het topje van de ijsberg. Veel LHBTI-ers hebben de kerk al verlaten voordat zij voor hun geaardheid uitkomen,’ zo stelde Elhorst.
Daarna vertelden 17 vertegenwoordigers hoe zij in hun kerkgemeenschap vorm hadden gegeven aan de verklaring uit 2011 en hoe het in hun kerken gesteld is met de positie van LHBTI-ers. Er zijn kerkgenootschappen die actief met de verklaring aan het werk zijn gegaan en bijvoorbeeld een telefoonnummer hebben ingesteld voor klachten. Er zijn kerkgenootschappen die aangaven de verklaring niet of nauwelijks aan de orde te hebben gesteld, omdat de acceptatie van LHTBI-ers naar eigen zeggen een feit is, waarbij een vertegenwoordiger aangaf zich te realiseren dat daarmee blinde vlekken nog niet uitgesloten zijn. Sommige kerken hebben de verklaring wel aan de orde gesteld, maar constateren dat het thema in lokale geloofsgemeenschappen nog steeds gevoelig ligt. Enkele kerken gaven aan niets gedaan te hebben met de verklaring, onder andere omdat het thema homoseksualiteit als zodanig gevoelig ligt.
Opvallend is dat bijna alle kerkgemeenschappen die sterk internationaal georiënteerd zijn, zoals de Orthodoxen, de Anglicanen, de Evangelische Broedergemeente of de Nieuw-Apostolische Kerk, in ons land de verklaring wel ter sprake hebben gebracht en daar nog steeds vierkant achter staan, maar moeten melden dat bij veel van hun zusterkerken in het buitenland het aan de verklaring verbonden thema homoseksualiteit problematisch is.
Waar in de ene kerk de veiligheid voor LHBTI-ers gegarandeerd lijkt, vertelden andere vertegenwoordigers dat er in hun kerk ook lokale gemeenschappen zijn waar homo’s niet uit de kast durven komen. De doorwerking van de verklaring lijkt in elk geval te zijn dat ook in kerken waar de acceptatie van (gepraktiseerde) homoseksualiteit op theologische grenzen stuit de gesprekken, zij het soms schoorvoetend of in worsteling, wel op gang komen. In die zin is er enige vooruitgang te constateren met betrekking tot de positie van LHBTI-mensen. Dat neemt niet weg dat binnen, en tussen, een substantieel deel van de lidkerken van de Raad de visies uiteenlopen en er nog stevige discussies te voeren zijn.
Werk aan de winkel dus in Nederland, maar zeker ook internationaal. Vicevoorzitter van de Raad, Kees Nieuwerth, bepleitte dat kerken ook internationaal de fundamentele discussie aangaan over de vraag of het theologisch vol te houden is dat homoseksualiteit zonde is of dat er, vanuit bijbels-theologisch perspectief, anders naar gekeken kan worden. Machiel Jonker, vertegenwoordiger van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten, waarschuwde dat het zou kunnen dat we het theologisch nooit met elkaar eens worden. Misschien moeten we uitspreken dat te respecteren, waarbij we wel uit moeten gaan van de maximale veiligheid voor welk mens dan ook. Is er ruimte, zo vroeg Jonker zich af, om te aanvaarden dat er sprake is van gebrokenheid in alle vormen van dien?
Johannes Welschen van de Evangelische Broedergemeente wees op een specifiek probleem dat zich voordoet binnen de internationale discussie van kerken die wereldwijd gevestigd zijn. Hij gaf aan dat daarbij soms ‘de koloniale kaart’ gespeeld wordt. ‘Dan krijgen wij voor onze voeten geworpen dat het onze voorouders waren die ooit gezegd hebben dat homoseksualiteit slecht was, en dat men het niet accepteert dat het nu allemaal weer anders moet,’ zo schetste Welschen de situatie.
Het moderamen van de Raad van kerken mag, alles gehoord hebbende, met een voorstel komen hoe er rond 17 mei nieuwe aandacht gegeven kan worden aan de tien jaar oude verklaring.
Afscheid Wies Houweling
Tot slot nam de Raad van Kerken afscheid van dominee Wies Houweling die in de Raad twaalf jaar Vrijzinnigen Nederland vertegenwoordigde. Raadsvoorzitter Geert van Dartel wees op haar enorme nationale en internationale oecumenische ervaring en prees ds. Houweling om haar pogingen een brugfunctie te vervullen tussen de wereldwijde oecumene en de oecumene in Nederland, zowel landelijk als lokaal. ‘Het is niet zo gemakkelijk om die verschillende niveaus goed bij elkaar te houden. De afstand is groot en soms breken ons de spanningen op die rond diverse thema’s spelen en ook binnen de kerken bestaan.’ Van Dartel sprak de hoop uit dat Wies Houweling haar oecumenische ervaring die een lange periode en een breed veld bestrijkt, op schrift wil zetten. ‘Dank voor je positieve en kritische bijdrage aan het werk van de Raad,’ aldus Geert van Dartel.
Teun-Jan Tabak
foto: Jos Douma / twitter Jos Douma