De brochure ‘Nu ik oud word’ is uitverkocht. Sinds de verschijning vorige maand zijn er dagelijks tientallen bestellingen geweest. De oplage van meer dan 10.000 exemplaren is daarmee uitverkocht. Het is niet de bedoeling om een herdruk te maken. Geïnteresseerden kunnen de brochure digitaal blijven downloaden vanaf deze site.
De vlotte doorloop van de uitgave maakt duidelijk dat de vierde levensfase actueel is in vele gemeenten. De site met didactische suggesties wordt dagelijks veel geraadpleegd. Klik hier. De gegevens zijn al duizenden keren opgevraagd.
Bij het bureau van de Raad van Kerken komen verschillende telefoontjes binnen van mensen die reageren. Sommige mensen vertelden van hun eigen zorgen. Anderen wilden laten weten hoe ze zelf in de ethische discussie stonden en zich verhouden tot wat er vanuit de diverse kerken naar voren is gebracht.
Vooraf was duidelijk hoe lastig het is over zaken als ‘euthanasie’ en ‘voltooid leven’ genuanceerd te schrijven, omdat er nogal wat polarisatie bestaat rond het thema. Uit de reacties krijg je de indruk dat het mensen heel goed duidelijk is hoe ethiek, menselijkheid en publieke stellingnames voortdurend tegen elkaar moeten worden afgewogen. De uitgave zegt dan ook dat het een spiegel wil zijn van de verschillende standpunten die er zijn binnen de kerken.
Enkele mensen die een mail stuurden hadden graag gezien dat er nog meer over de derde en vierde levensfase in zijn algemeenheid zou zijn geschreven. ‘Ik beleef de brochure als te eenzijdig uitgaande van hulpbehoevendheid en lijden en met grote nadruk op het naderende sterven’, schrijft iemand, ‘zelf oriënteer ik mij graag aan het onderscheid dat Hannah Arendt maakt tussen nataliteit en moraliteit. Ik zie en beleef in de (ook hoge en ook op hulp en zorg aangewezen) ouderdom nog veel mogelijkheden tot het beleven en in praktijk brengen van nataliteit. Ik vind de brochure te eenzijdig de nadruk leggen op de kant van de mortaliteit, ook als het gaat om de vierde fase’.
Veel waardering is er kerk-breed voor de illustraties van René Rosmolen.