Betekent het erkennen van de kwetsbaarheid dat je niet meer strijdvaardig zou moeten zijn? Is een pleidooi voor de kracht van de dialoog niet exclusief voor hoger opgeleiden? Zo maar twee vragen die aan de orde kwamen nadat prof. dr. Christa Anbeek de oecumenelezing had uitgesproken. Ze sprak voor een Geertekerk waar voor de gelegenheid meer stoelen waren neergezet. Er waren veel mensen uit de wereld van oecumene, er waren ook veel gelegenheidsdeelnemers.
Christa Anbeek sprak over ‘Religie als levenskunst’, met de ondertitel: ‘Laveren tussen geluk en kwetsbaarheid’. Ze zette in bij een eerherstel van het geschreven woord en refereerde in een mix van humor en ernst naar recente brieven die door kerken zijn geschreven om een maatschappelijk thema aan de orde te stellen. Ze werd uitgedaagd door haar kerk om ook iets op papier te zetten en uiteindelijk gaf het seculiere pamflet van Frans Timmermans – in de boekhandel verkrijgbaar onder de titel ‘Broederschap, een pleidooi voor verbondenheid’ – haar inspiratie om daadwerkelijk de pen op te pakken.
Ze sprak waardering uit voor de inzet van de Euro-politicus, die pleit voor solidariteit. Vervolgens veroorloofde ze zich er enkele kanttekeningen bij te plaatsen. Het pleidooi van Timmermans telt 62 pagina’s, maar daarin vind je eigenlijk alleen louter verwijzingen naar mannelijke auteurs. Timmermans had van Finkers kunnen leren dat het aankomt op kwetsbaarheid, zachtheid en schoonheid; die uiteindelijk in de gedaante van een naakte vrouw tot de kijker is gekomen op oudejaarsavond.
Een tweede kritiekpunt noemde Anbeek, dat naar haar idee het pamflet van Timmermans wel oproept tot dialoog, maar niet schijft hoe je deze dialoog handen en voeten kunt geven.
Een derde kritiekpunt betreft het feit dat Timmermans met zijn talloze voorletters die een katholieke achtergrond doen vermoeden niet ingaat op de rol die de religies kunnen spelen bij het faciliteren van de dialoog. ‘Hij schrijft hierover dat we respect moeten hebben voor mensen die uit hun geloof moed en troost putten. Over de constructieve rol die religies in het publieke domein kunnen spelen schrijft hij niet’.
Timmermans mist de solidariteit en schrijft zelfs over een herzuiling. Mensen leven langs elkaar heen. Anbeek meent dat juist mensen van religies hierin een brugfunctie kunnen vervullen. ‘Volgens mij ziet Timmermans hier een belangrijk kapitaal over het hoofd’.
Anbeek daagde de Raad van Kerken uit om samen met haar de brief aan Timmermans te schrijven. Ze maakte daarvoor een aanzet door enkele filosofische beschouwingen te plaatsen, praktische aanwijzingen te geven voor de dialoog, de mogelijke rol van de kerken te benoemen en door de vraag te stellen wat het gesprek met onszelf zou kunnen doen.
Tegenover de roep om verbondenheid signaleerde Anbeek dat er breed in de samenleving sprake is van angst. ‘Angst is een enorm politiek instrument geworden in de afgelopen vijftien jaar’. De angst is ook wel begrijpelijk en hoort in zekere zin bij het bestaan zelf. ‘Wij zijn blootgesteld aan anderen, daar kunnen wij ons niet tegen wapenen’. En zo kwam Anbeek bij kernbegrippen als breekbaarheid, fragiliteit, aanraakbaarheid en onzekerheid. Tegelijk is het onder ogen zien van eigen kwetsbaarheid een geschikte bodem om je open te stellen voor de ander en diens kwetsbaarheid. ‘De ander die als vreemdeling naar ons land gedreven wordt pakt ons niets af, maar is zelf iets kwijtgeraakt’.
Ze hekelde de terminologie rond ‘grenzen’ in het pleidooi van Timmermans. Grenzen hebben in zich anderen buiten te sluiten, hoe je het ook wendt of keert. ‘Niet zozeer de grens, maar de ontmoeting definieert wie je bent’.
Aanvullend bij de taligheid die ook door Timmermans wordt bepleit, benadrukte Anbeek het belang van verbeelding in bredere zin. ‘Voorkom dat de dialoog al te verbaal wordt, gebruik ook andere expressievormen: dans, muziek, rituelen, stilte…’. In een open dialoog, zou men zich moeten openen voor de ander. Machtsverhoudingen dienen buiten spel te worden gezet. Er dient ruimte te zijn voor creativiteit.
‘Onze zwerftocht die begint met het vreemde in en buiten ons te omarmen zal ons voorbij onszelf brengen naar een wereld waarvan we nu alleen nog maar kunnen dromen’.
Aansluitend op de bijdrage van Anbeek was er gelegenheid vragen te stellen. De vragenronde werd voorafgegaan door een paar minuten gonzen in de zaal. Daarna kwamen er enkele studenten aan het woord, van de opleiding humanistiek en van de lerarenopleiding. Over kwetsbaarheid ging het, over strijdbaarheid, over andere dan verbale uitingen, over de vraag hoe positief en constructief het betoog van Timmermans is.
De dragende metafoor in het verhaal van Anbeek was een eventuele brief gericht aan Timmermans, in de bespreking werd het beeld uitgebouwd en eindigde men met de vraag of het moderamen van de raad bereid was een dergelijke brief te schrijven. Dirk Gudde gaf als voorzitter aan de suggestie mee te nemen, en hij bood geïnteresseerden de gelegenheid hun naam te noteren, als ze bij een eventueel vervolg betrokken zouden willen zijn. Negen mensen maakten van die gelegenheid gebruik.
Iemand sloot de gespreksronde af met de vraag: wat kan ik persoonlijk doen om die kwetsbaarheid te onderkennen. Misschien, zo gaf Christa Anbeek in overweging, kan je ergens vandaag een aantal minuten stil worden en de gedachten over je eigen kwetsbaarheid gewoon toelaten. Wellicht leidt dat tot nieuwe herkenning.
Na het gesprek volgde er een liturgisch moment waarin pastoor Bernd Wallet uit Utrecht voorging. De liturgie had een oud-katholiek tintje, met gezongen elementen van de voorganger, beantwoord door het geheel van bezoekers. De gelegenheidscongregatie antwoordde op de evangelielezing met een driemaal gezongen Latijnse tekst uit Psalm 89 ‘Misericordias Domini in aeternum cantabo’. De vesper werd afgesloten met de samenzang van een lied van Sytze de Vries, ‘Christus is de ware hoeksteen’, innemend begeleid en afrondend met lofprijzende muziek op het orgel bespeeld door Willem Blonk.
Tijdens de receptie werden er vele handen geschud van mensen die elkaar na enige tijd niet gezien te hebben gelukkig 2016 wensten. ‘Een mooie inleiding’, zei iemand van de jongere bezoekers, ‘we zijn kwetsbaar, maar niet weerloos’.
Hieronder vindt u Anbeeks lezing.
Geachte aanwezigen,
Het is voor mij een eer om aan het begin van het nieuwe jaar de Oecumenelezing te mogen houden. Ik wil vanmiddag aansluiten bij een trend die ik de laatste twee maanden bij filosofen en theologen meen te ontwaren: eerherstel van het geschreven woord – het schrijven van brieven om dringende zaken onder de aandacht te brengen.
Zo schreef de filosofe Joke Hermsen op 19 november een brief aan de koning. Ze maakt hierin bezwaar tegen de oorlogsverklaring van de premier, wijst erop dat geweld bijna nooit succesvol is en adviseert en passant om het slavenpaneel op de gouden koets over te schilderen.
De bisschoppen stuurden een kerstbrief aan de gelovigen over een herbergzame samenleving. Zij wijzen op het feit dat Jezus zelf een vluchtelingenkind was en dat naastenliefde en solidariteit tot de kernwaarden van het christelijk geloof horen.
De doopsgezinden stuurden op 22 december een brief aan de regering om hun zorgen te uiten over de oorlogstaal die door bewindslieden gebezigd wordt.
Wij remonstranten, die graag voorop lopen als het gaat om nieuwe trends, werden onder al deze correspondentie onrustig en al snel begon men mijn kant op te kijken. Kan onze hoogleraar niet ook een brief schrijven?
‘Waarover dan?’ vroeg ik, ‘en aan wie?’
‘Over vrijheid ,’ was het antwoord ‘net als Luther in 1520 heeft gedaan. Vandaag de dag is dat onderwerp heel actueel’
Aan wie dat wisten we nog niet, en met deze vage eerste gedachten begon het kerstreces.
Mijn hulp kwam van seculiere zijde in de vorm van een pamflet. Broederschap. Een pleidooi voor verbondenheid geschreven door de vice-voorzitter van de Europese Commissie. Toen ik dit hartstochtelijk pleidooi voor verbondenheid door middel van dialoog – naar elkaar kijken en luisteren, door de ogen van de ander leren zien om zo solidair met elkaar te kunnen worden – las, sprong mijn hart van vreugde op en wist ik aan wie ik mijn brief wil schrijven: aan Frans Timmermans, Eurocommissaris in Brussel, de stad waar op oudejaarsnacht geen feest gevierd kon worden.
Het zal geen brief worden om mijn zorgen te uiten. In tegendeel, het wordt een brief ter ondersteuning, een solidariteitsverklaring, maar ook een uitbreiding en aanvulling op zijn pleidooi.
In eerste plaats wil ik in mijn brief een aantal nadere filosofische bebouwingen geven van een aantal thema’s die Timmermans noemt. Opmerkelijk is dat Timmermans in zijn 60 pagina’s lange betoog louter naar mannelijke auteurs en denkers verwijst. Hopelijk heeft hij naar de oudejaarsconference van Herman Finkers gekeken en weet hij nu dat kwetsbaarheid, zachtheid en schoonheid – die tegenwicht kunnen bieden aan angst, geweld en geschreeuw – niet zelden in de gedaante van een naakte vrouw tot ons komt. In mijn brief wil ik hem wijzen op een aantal opmerkelijke vrouwelijke denkers die hun licht hebben laten schijnen op de thema’s die in zijn pleidooi zo belangrijk zijn.
Een tweede punt van mijn brief aan Timmermans is dat hij wel oproept tot dialoog, maar niet schrijft hoe je deze dialoog handen en voeten kunt geven. Ik zal een paar concrete voorstellen doen voor hoe je te midden van onzekerheid, ontregeling en kwetsbaarheid als vreemdelingen met elkaar in gesprek kunt gaan en zo waardevolle inzichten op het spoor kunt komen.
Een derde thema van de brief gaat over welke rol religies kunnen spelen bij het faciliteren van deze dialoog. Religie komt niet uitgebreid ter sprake in het pamflet van Timmermans. Hij schrijft hierover dat we respect moeten hebben voor mensen die uit hun geloof moed en troost putten. Over de constructieve rol die religies in het publieke domein kunnen spelen schrijft hij niet.
Iets uitgebreider gaat hij in op het Midden van de samenleving. Solidariteit kan niet van bovenaf opgelegd worden, en komt ook niet van onderop, maar wordt vanuit het midden georganiseerd, door de mensen van goede wil. Maar juist hier wringt de schoen, Timmermans constateert een schrijnend gebrek aan solidariteit in samenlevingen. Hij schrijft zelfs over een herzuiling, mensen leven langs elkaar heen in hun eigen groep, onverschillig voor het lot en welzijn van anderen.
Volgens mij ziet hij hier een belangrijk kapitaal over het oog. ‘Mensen van religies’ zijn niet zelden ook mensen van goede wil. Wij zoals wij hier vanmiddag bij elkaar zijn, maar ook anderen die zich laten inspireren door tradities waarin naastenliefde, humaniteit, barmhartigheid, gastvrijheid en zelf een vreemdeling zijn centraal staan, kunnen een rol spelen bij het voeren van de belangrijke gesprekken die Timmermans voorstelt.
Al nadenkend over mijn brief groeide mijn ambitie en kom ik bij een laatste punt: Wat als niet ik als remonstrants theoloog, maar wij samen als Raad van Kerken deze brief gaan schrijven? Het idee lijkt mij fantastisch, pas dan maken we een echt gebaar, als we gezamenlijk naar buiten treden en ons dienstbaar aan de samenleving opstellen. Wij zetten de deuren van onze kerken open om naar buiten te gaan, naar de pleinen voor onze kerken, de markten die eraan grenzen, de open ruimtes in onze steden en dorpen en nodigen daar de mensen uit om in gesprek te gaan, zich te verwonderen over hoe anders wij zijn, hoe verschillend en hoe we toch ook op elkaar lijken.
Al dromend zag ik de hemel betrekken en begon ik mij zorgen te maken. Hoe gaan we eigenlijk zelf met het vreemde om? Wij kunnen niet doen alsof wij er niet verlegen mee zijn, het vaak liever willen buitensluiten, het nauwelijks in ons midden kunnen verdragen … Veel van onze kerkelijke rituelen zijn niet zomaar toegankelijk, om allerlei verschillen word je juist in kerken afgewezen: een ander geloof, een seksuele voorkeur, vrouw-zijn. Gelukkig heeft de paus recentelijk over andere religies gezegd dat ze gelijkwaardige gesprekspartners zijn, hopelijk volgen er nog vele uitspraken die gaan verhinderen dat wij anderen onmondig maken.
We zullen ook onszelf moeten aanmoedigen en oefenen om het vreemde, het onverwachte en het ontregelende welkom te heten – dit wordt een hachelijk en onzeker, maar hopelijk ook verrassend en verrijkend avontuur.
In de tweede helft van mijn lezing wil ik op een aantal punten alvast een voorzet geven voor onze brief, we kunnen dit dan in de komende weken bespreken en de brief verder schrijven: filosofische beschouwingen, praktische aanwijzingen voor de dialoog, de mogelijke rol van kerken en wat dit gesprek met onszelf zal gaan doen.
Filosofische onderbouwing
Verbondenheid
Het thema dat als rode draad door het pleidooi van Timmermans loopt is verbondenheid. Hij verwijst naar Victor Hugo – de vader van de gelijkheid, vrijheid en broederschap – in wiens ogen niemand alleen is, maar wij allemaal onderling verbonden zijn. De zwakke moet de zorg zijn van de sterke en bescherming het recht van wie zwak is.
Timmermans pleit ervoor om verbondenheid als een kans te zien – door naar de ander te kijken, luisteren, en met elkaar te praten verruim en verrijk je je wereld.
Hij wijst erop dat het tegendeel vaak het geval is – wij laten ons leiden door Angst. Wij zijn bang dat we iets kwijtraken, dat de ander iets afpakt. Angst is een enorm politiek instrument geworden in de afgelopen vijftien jaar, waarbij Timmermans er op wijst dat dit geen uniek gebeuren is. De angst wordt geprojecteerd op ‘vreemde anderen’: moslims, vluchtelingen, joden, de elite – zij pakken ons iets af wat van ons is.
Deze angst, hoe verfoeilijk ook. is begrijpelijk. Het is zeker dat we iets zullen kwijtraken, maar lang niet altijd is het een ander die ons iets afpakt. Hier zou een mooie filosofische alinea toegevoegd kunnen worden. Niet de ander pakt ons iets af, maar het leven zelf is fundamenteel onzeker, breekbaar, kwetsbaar en fragiel. Het leven geeft ons alles – inclusief de anderen waar we afhankelijk van zijn en die we lang niet altijd zelf gekozen hebben, maar als het goed is toch aan gehecht raken -, maar neemt alles ook weer af.
De filosofe Judith Butler wijst op deze fundamentele onzekerheid van het bestaan, die voelbaar wordt in ervaringen van rouw en geweld. Wij zijn blootgesteld aan anderen, daar kunnen wij ons niet tegen wapenen. In rouw, de lichamelijke pijn om het verlies van een dierbare ander, voel je hoe die ander niet los van je staat maar met je eigen lijf verbonden is. De ander is niet alleen buiten ons, maar ook in ons – we zijn veel meer met elkaar verbonden dan we voor lief houden en veel kwetsbaarder dan wij in onze illusoire autonomie graag veronderstellen. In ervaringen van geweld wordt pijnlijk zichtbaar hoe wij blootgesteld zijn aan elkaar – ons lichaam kan door een slecht willende ander geschonden en gekwetst worden, en zelfs worden uitgewist. Wij zijn afhankelijk van elkaar voor onze lichamelijke integriteit en ons lichamelijk welzijn. Wij zijn niet autonoom en hebben ons leven niet onder controle, maar zijn door en door verbonden, en afhankelijk van elkaar.
Juist het onder ogen zien van de kwetsbaarheid in het eigen leven (die in concrete ervaringen voelbaar wordt) – en het web van relaties dat met ons leven gegeven is, zonder welke wij niet kunnen leven en tot bloei komen, kan ons gevoelig maken voor wat wij met alle mensen delen: breekbaarheid, fragiliteit, aanraakbaarheid, fundamentele onzekerheid. De ander die als vreemdeling naar ons land gedreven wordt pakt ons niet iets af, maar is zelf iets kwijtgeraakt – een huis, een plek om in vrede te wonen en werken, de school van de kinderen, ouders, schoonouders … Zoals sommigen van ons hier ook van alles zijn kwijtgeraakt: gezondheid, werk, een goede woonplek, een kind, vertrouwen in anderen omdat iemand je iets ergs heeft aangedaan.
Kwetsbaarheid en onzekerheid zijn de grond waarop we allemaal staan. Dit weten en durven ervaren hoe dit voelt is de basis voor mededogen met kwetsbare anderen.
Hier vinden we een belangrijke eerste concrete aanwijzing voor de dialoog: kijken, luisteren en voelen naar het vreemde, breekbare en onzekere begint bij jezelf. Waar in jouw leven speelden zich ontregelende ervaringen af die het vertrouwde bestaan op zijn kop zetten? Waar raakte je iets kwijt, of waar werd je juist iets bijzonders gegeven? Dat laatste hoort er ook bij: geluk, schoonheid en verwondering kunnen ons slechts toevallen, ze zijn niet maakbaar en dus ook niet vast te houden. Ook in deze ervaringen toont de fundamentele onzekerheid van het bestaan zich.
Grenzen
Een tweede thema in het pleidooi van Timmermans is het belang van grenzen. Grenzen definiëren wie je bent. Grenzen zijn mooi en waardevol, ze geven houvast zonder iemand aan een andere kant buiten te sluiten. Ze zijn de afbakening van het een tegenover het ander. Grenzeloosheid is een fictie, een illusie, een speeltje van mensen die zichzelf tot galactische proporties denken op te kunnen blazen. Maar iedere gemeenschap kan slechts bestaan bij de gratie van grenzen, waar de een ophoudt, begint de ander, aldus Timmermans.
Filosofisch gezien zijn hier wel een paar vragen te stellen. De eerste is natuurlijk of het denkbaar is dat er grenzen zijn die er niet op gericht zijn om anderen buiten te sluiten. Is niet het pijnlijke doel van grenzen om duidelijk te maken wie er wel en niet bij horen? Zo gaat dat in families, in geloofsgemeenschappen, in wetenschappelijke stromingen en ook in naties. De grens definieert onze reikwijdte, degenen in wie wij onszelf herkennen, en daarmee ook degenen die daar buiten vallen.
Verder is het maar de vraag of het echt zo is dat waar de een ophoudt de ander begint. Niet zozeer de grens, maar de ontmoeting definieert wie je bent. De dialoog is veel uitdagender, en daarmee wellicht risicovoller, dan Timmermans zich voorstelt. In een dialoog gaat het niet om over en weer aan de ander te vertellen wie jij bent, wat je allemaal hebt meegemaakt. Nee, in de ontmoeting word je pas wie je bent, ook voor jezelf gebeurt hier iets nieuws. De filosofe Hannah Arendt heeft hier veelvuldig op gewezen. Het met woord en daad aan elkaar verschijnen is als opnieuw geboren worden, iets nieuws beginnen, dat verrassend en onverwacht is. Niet het vertrouwde is de kern van ontmoeting, maar juist het nieuwe, het onbekende is het grote wonder en avontuur van ons gezamenlijke bestaan.
Juist het feit dat ieder mens uniek is en dus verschillend maakt dat er aan deze wonderlijke openbaring van het verschijnen geen einde komt. Ontmoeten is grenzeloos, toch wijzen ook hier denkers belangrijke ’grenzen’ aan, in de vorm van spelregels. Zo dienen de machtsverhoudingen geregeld te zijn. Om echt aan elkaar te kunnen verschijnen is een ‘sheer human togetherness’ nodig, een vrije speelruimte, waar de inzichten en belangen van de een, niet dodelijk zullen zijn voor de ander die andere inzichten en belangen koestert.
Hier vinden we dus een tweede belangrijke aanwijzing voor de gesprekken die Timmermans voorstelt: het belang van wapenvrije zones, machtsverhoudingen dienen uitgeschakeld te worden, het gewone leven gaat op zijn kop. Een soort tussenruimtes zijn nodig, tussen de gebruikelijke grenzen in, waar je oprecht geïnteresseerd in de ander kunt zijn. Of en hoe we dit kunnen organiseren is een niet gemakkelijk te beantwoorden vraag. Soms gebeurt het bij toeval als er even niets op het spel staat, we zomaar wat rondzwerven, buiten het ons vertrouwde en bekende gebied. [[Het is een uitdaging om erover na te denken hoe wij deze toevallige en belangeloze ontmoetingen van vreemdelingen kunnen organiseren. Het begint bij zelf vreemdeling durven zijn – afstand doen van macht en status en sluit daarmee aan bij de eerste aanwijzing voor de dialoog.]]
Taligheid
Een derde thema waar Timmermans in zijn pleidooi aan raakt en dat verder uitgebouwd dient te worden is taligheid en het belang van verhalen vertellen. Juist als er sprake is van veel verschillen, is het van belang dat mensen hun dromen, zorgen, verdriet en woede kunnen articuleren en met anderen delen. Het onder woorden kunnen brengen, maakt dat mensen gehoord kunnen worden en erkend – er wordt een gezamenlijk huis gebouwd en dat voorkomt dat frustratie, blinde woede en geweld de enige uitweg lijkt.
Timmermans wijst erop dat het aanleren van taligheid al op jonge leeftijd begint: kinderen die veel woorden horen en veel lezen worden slimmer – op de basisschool is vaak het verschil al bepaald.
Verschillende filosofen wijzen op het belang van verbeelding naast het belang van taligheid: niet alles kan met woorden worden uitgedrukt. Gelukkig kennen we ook muziek, spel, dans en de beeldende kunsten. De filosofe Martha Nussbaum heeft sterk bepleit hoe juist de niet-talige verbeelding onze kring van sympathie kan verbreden. Samen zingen, samen dansen, via tragische spelen je laten raken door het onmogelijke lot van de ander, via komische spelen uitzinnig lachen om het absurde dat ons overkomt – het voedt ons gevoel voor elkaar, onze compassie en onze bereidheid om ons in te zetten, ook voor die vreemde ander die we eerst niet eens als een broeder of zuster herkenden.
Hier dus een derde belangrijke aanwijzing voor de dialoog: voorkom dat deze al te verbaal wordt, gebruik ook andere expressievormen: dans, muziek, rituelen, stilte …
Hier kunnen onze tradities ons van pas komen: de hoogte- en dieptepunten van het menselijk bestaan zijn door de eeuwen heen op adembenemende wijze tot expressie gebracht. Deze kunstvormen kunnen ons inspireren om zelf tot nieuwe expressies te komen.
De dialoog
Via een aantal filosofische beschouwingen zijn we tot drie aandachtspunten gekomen voor deze dialoog.
Het eerste is dat het uitgangspunt van de dialoog ontregelende, openbrekende ervaringen in het eigen bestaan zijn – daar waar de chaos, het vreemde, het breekbare in het eigen leven binnendringt en het vertrouwde leven op z’n kop zet. Deze ervaringen vormen het uitgangspunt voor onze gesprekken. Wat maken deze ervaringen zichtbaar? Welke waardevolle inzichten doen wij juist hier op?
Het tweede is dat we voor deze dialogen machtsverhoudingen buiten spel dienen te zetten – we dienen situaties te creëren van louter menselijk samenzijn, waar ieder naar voren kan treden zoals hij of zij is, zonder zich anders voor te hoeven doen.
Een derde aanwijzing is dat we onze scheppende creativiteit moeten durven aanboren. De woordenloosheid die in de confrontatie met het onvoorspelbare, oncontroleerbare, chaotische en vreemde vaak ontstaat, kan op velerlei wijze tot uitdrukking worden gebracht – het is een uitdaging om elkaar ook hier tot het onverwachte en niet al te vertrouwde te stimuleren. Dit maakt het huis waarin we kunnen wonen toegankelijk voor mensen met heel verschillende achtergronden en talen.
Een vierde, impliciete aanwijzing die gepasseerd is, is dat wij onze eigen verhalen kunnen verbinden met verhalen uit tradities. Ook hier is het een uitdaging als wij in gesprek zijn met mensen uit allerlei tradities die dus toegang hebben tot heel verschillende bronnen vol met verhalen en rituelen: moslims, boeddhisten, materialisten, humanisten, joden, christenen … We zijn niet de eersten die te maken hebben met onzekerheid en kwetsbaarheid, velen zijn ons voorgegaan en met hun inzichten kunnen wij wellicht ons voordeel doen, perspectieven creëren die ons vandaag de dag uitzicht bieden.
Over de mogelijke rol van kerken en hoe wij zelf zullen veranderen
Nog twee punten wil ik vanmiddag kort aanstippen, waarvan de eerste in de uiteindelijke brief uitgebreider aan bod zal moeten komen – de mogelijke rol van kerken. Kerken kunnen een platform bieden om samen met anderen als vreemdelingen in gesprek te gaan. Wij kunnen onze huizen open zetten, de mensen welkom heten en met elkaar nadenken hoe we de dialogen verder inhoudelijk organiseren. Dat is namelijk van belang – we kunnen niet alleen over vreemdelingschap en ontregeling praten, we moeten het ook hebben over wat we daardoor op het spoor kwamen. Wat van ultiem belang bleek, juist te midden van die ontregeling. Wat onze plek bleek te zijn te midden van al het andere dat er is. Hoe we ons konden verzoenen met ons onmogelijke lot, en waar zoiets als verzoening onmogelijk bleek. Hoe we elkaar vonden, of juist kwijtraakten, er voor een ander konden zijn. Hoe we op adem kwamen, een nieuwe weg vonden, toch weer toekomst gingen zien.
Er valt hier veel meer over te zeggen, dat zullen we in onze brief ook doen, maar voor dit moment laat ik het hierbij.
Dan het laatste punt: hoe wij zelf zullen veranderen. Het is onmogelijk om hier nu al iets over te zeggen. Eén ding is zeker: we zullen veel kwijtraken en verliezen. Dat hoeft niet altijd pijnlijk te zijn – sommige dingen die nu belangrijk lijken zullen als vanzelf overtollig en onnodige ballast blijken. Andere dingen komen daarvoor in de plaats. Onze zwerftocht die begint met het vreemde in en buiten ons te omarmen zal ons voorbij onszelf brengen naar een wereld waarvan we nu alleen nog maar kunnen dromen. Ik ben heel benieuwd naar onze getuigenverslagen
Ik dank u voor uw aandacht.
Christa Anbeek 15 januari 2016
Voor de lezing in pdf: klik hier
Foto’s
1. Dirk Gudde bij de voorbereidingen samen met Christa Anbeek
2. Een betrokken zaal
3. Bernd Wallet, die voorging in de liturgie
4. Henk van Hout bij de receptie
5. Johannes Welschen heeft zojuist een boek over Jan Hus aan Geert van Dartel gegeven (de verschijning van het boek markeert de afsluiting van het jubileumjaar).