Niet alleen de landelijke Raad van Kerken houdt zich bezig met het thema ‘beleving van eucharistie en avondmaal’, ook plaatselijke raden zetten het onderwerp op de agenda. Een goed voorbeeld daarvan is te vinden in het jaarverslag van de Raad van Kerken in Maastricht, dat nu naar buiten is gebracht. Het thema werd in het achterliggende jaar aangesneden door twee plaatselijke pastores, ds. Piet van Reenen (protestant) en pastoor Andries van den Berg (rooms-katholiek).
Het jaarverslag legt uit dat er de laatste veertig jaar veel is veranderd en impliciet is de herkenning gegroeid. Er is nu een open blik en meer interesse voor de andere kerkelijke stromingen, wat een verrijking is. De veranderingen in de protestantse kerken kwamen heel expliciet aan de orde. Vroeger was er op de zondag voorafgaand aan het heilig avondmaal de lezing van het formulier ter voorbereiding, op de zondag zelf werd ook nog een formulier gelezen en een formulier met de nabetrachting. Die wat catechetische instelling is op verschillende plaatsen verschoven. In de zeventiger en tachtiger jaren vond het nadenken over liturgie een serieuze bedding in de kerk. Protestanten keken naar de ervaringen in de rooms-katholieke kerk en hebben diverse elementen herontdekt. Er zijn bijvoorbeeld verschillende kerken waar men wekelijks de eenheid van schrift en tafel aanreikt. Calvijn wilde ook elke zondag avondmaal vieren met de kinderen erbij. Maar de autoriteiten in Genève beslisten dat het vier maal per jaar moest zijn.
Op dit moment is er een hele diverse beleving in protestantse kring qua vorm en aantal vieringen. In de St. Jan is er op dit moment een discussie over het avondmaal met de bedoeling dat mensen zich weer meer bewust worden van de betekenis van brood en wijn. Er wordt gekeken naar diverse tradities. Een punt van overeenkomst vindt men in de Joodse traditie, waar het gedenken een belangrijke rol speelt. Daar komen verleden en toekomst samen. Op soortgelijke wijze realiseren protestanten zich dat de woorden ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’ een essentiële plaats hebben in de liturgie en de aanwezigheid van Jezus in het sacrament markeren. Calvijn benadrukte daarbij dat het een aanwezigheid is, die dankzij de Heilige Geest onderkend wordt. Het is tegelijk een mysterie; het gebeurt opnieuw. Zoals er in het Joodse gedenken iets opnieuw gebeurt. Daar stelt men de vraag: Waarom is (en niet was) deze nacht anders dan andere nachten? Het Joodse denken is onderbelicht in de christelijke traditie, het Griekse denken overheerst en daarmee blijft men te veel in analyse hangen. Het is de Heer zelf die nodigt en niet de dominee.
In Maastricht is deze inbreng aangevuld met een bespreking van de liturgie van de eucharistie. Men stelde de vraag: Hoe ziet een eucharistieviering eruit? Allerlei momenten kwamen daarop aan de orde: Het belang als gemeenschap samen te komen; er is geen eucharistie zonder een gemeenschap. De inrichting van de kerk die gericht is op de eucharistie. De zetel van de priesters en ministranten, die niet met de rug naar de mensen staat, maar gepositioneerd is aan de zijkant zodat er zicht is op het altaar en het tabernakel. Het belang van de woorddienst, de offerande, het anaphora (gebed), de prefatie, de epiclese, de consecratie (zegening van brood en wijn in persona Christi), de anamnese (herinnering aan de grote daden Gods), de intercessie (gemeenschap met heel de aardse en hemelse kerk en het gedenken van de overledenen), het onze vader, de doxologie, de broodbreking (agnus Dei), de uitnodiging, de postcommunie, de zegen, de zending. Bij dit alles is het heden heel essentieel voor het beleven. Het rooms-katholieke geloof zet in op de incarnatie. Het geloof in de menswording; en dat ziet men niet zozeer vanuit juridische optiek, maar vanuit het serieus nemen van de menselijkheid.
Toen de Raad van Kerken in Maastricht het sacrament zo aan de orde stelde, kwamen er veel reacties van andere leden. Van orthodoxe zijde werd er op gewezen dat de epiclese na de consecratie komt in de orthodoxe traditie. Orthodoxen kennen niet het aanbidden van de heilige gave. Er werd verder gezegd, dat ‘de heilige reserves’, dus dat wat er van de eucharistie over is, doordeweeks wordt gebruikt voor zieken en dopelingen. Voor Russen zijn biecht en communie onlosmakelijk met elkaar verbonden. Geen communie als er niet eerst is gebiecht. Gezegd werd, dat de plaats waarop de eucharistie aanwezig is, geen tafel is, maar een altaar. Wie niet dezelfde kerkstructuur (gemeenschap) deelt, heeft daardoor geen toegang tot de eucharistie. Iemand stelde de vraag: Klopt het dat een huwelijk en een begrafenis gecombineerd worden met een mis? Er werd bevestigend gereageerd, al loopt deze praktijk wel terug in de RK Kerk; het is ook niet verplicht om op die wijze huwelijk of begrafenis in te richten.
Het Leger des Heils legde uit geen eucharistie te kennen. Dat is een bewuste keuze. De stichter had gezien wat die verschillen in opvattingen in de diverse kerken teweeg bracht aan onenigheid. Hij probeerde een dergelijke onenigheid te voorkomen.
De protestantse inleider stelde in Maastricht dat het verdriet doet dat de diverse kerken in de eigen traditie blijven steken en niet tot elkaar komen. Jezus heeft zijn hele leven maaltijd gehouden met allerlei mensen, niemand buitengesloten. Jezus denkt inclusief, terwijl wij exclusief blijven denken. Het Leger des Heils denkt wel inclusief. Zij praktiseren het toekomstperspectief van Jesaja 35 door de tafel wel onder de mensen te brengen zoals de armen.