Niet alleen rooms-katholieken en orthodoxen, ook protestanten doen er wijs aan zo af en toe een kruisje te slaan. Tot die conclusie komt de protestantse (lutherse) voorganger ds. Klaas Touwen in het lutherse blad Elkkwartaal. ‘In onze tijd waarin wij nog maar op weinig vormen terug kunnen vallen, is dat een zinvol gebruik’, zegt de Arnhemse dominee. ‘Het geloof is niet iets dat ‘tussen de oren zit’, maar moet ook lichamelijk verankerd worden. Diepe betekenissen alléén dragen niet bij tot ervaring. Daar hebben wij ook zichtbare tekenen voor nodig en alle rek- en strekoefeningen van het geloof. Het lijf doet ook mee.’
Touwen wijst er op dat het kruisje slaan al in het Dienstboek van de Protestantse Kerk voorkomt. Bijvoorbeeld op Aswoensdag, als je een askruisje komt halen. Of bij de zalving van het voorhoofd en handpalmen van een zieke. Of bij de uitvaart, als het lichaam van de overledene ten slotte gezegend wordt met doopwater. Steeds dat kruisteken. Het herinnert ons aan de genade van de doop: dat wij de heilige doop ontvingen ‘in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest’.
Luther schrijft in zijn Grote Catechismus over het kruisteken. Hij roept op trouw te zijn in de gebeden vóór en na tafel en andere gebeden ’s avonds en ’s morgens. Daarbij nodigt hij ook de kinderen uit zich te oefenen in de gebeden met het kruisteken te zegenen, als men iets verschrikkelijks of afschuwelijks ziet of hoort en zegt: ‘Here God, bewaar mij’. Touwen stelt vast de Luther daarbij als vanzelfsprekend ook het ‘kruisje slaan’ noemt bij de dagelijkse gebeden en de schietgebedjes. Hij vindt dat kinderen al vroeg moeten leren zich te bekruisen.