‘De theologie is oecumenisch of zij is niet’. Die woorden schreef prof. dr. Marcel Sarot, voorzitter van de Katholieke Vereniging, op de tafel van het Brandpunt, waarmee hij als het ware een handtekening plaatste onder zijn bijdrage aan de oecumenische discussie die daar zondag 15 maart werd gevoerd.
Het Brandpunt in Amersfoort is één van de weinige echt oecumenische geloofsgemeenschappen die Nederland rijk is. De titel, die ook bij de deur op een glasachtige plaat bij de ingang is aangebracht, roept verwachtingen op waar men in Amersfoort creatief vorm aan geeft, onder meer met het organiseren van oecumenische gesprekken tijdens een brunch. ‘Oecumene aan tafel’ is het opschrift dat men er aan heeft gegeven. Ds. Anette Sprotte, pastoraal werker Edith Vos – Van Norren en anderen die de bijeenkomst organiseerden hadden er voor 15 maart een leidende vraag aan meegegeven: Is er vanuit theologisch denken iets mee te geven aan de hedendaagse mens die nadenkt over oecumene en deze in de praktijk handen en voeten wil geven?
Sarot leverde een bijdrage door in te zetten vanuit Evangelii Gaudium, waarin paus Franciscus het thema van de oecumene ter sprake brengt. De paus laat zien dat het oecumenisch engagement beantwoordt aan het gebed van Jezus Christus in Johannes 17. De geloofwaardigheid van de kerk is in het geding. Het lukt ons op dit moment niet om voluit katholiek te zijn. We worden er aan herinnerd dat we altijd maar weer pelgrims zijn met alle kwetsbaarheden die daarmee gemoeid zijn. Je moet er van blijven uitgaan, stelde Sarot, dat de Geest ook bij anderen te vinden is. Eén van de zaken die rooms-katholieken bijvoorbeeld van anderen kunnen leren is de collegialiteit, de bisschoppelijke synodaliteit.
Ingaand op de betekenis van de theologie voor de oecumene, stelde Sarot in navolging van Peter Nijkamp dat alle theologische vraagstukken een oecumenisch aspect hebben. De wetenschap is internationaal. ‘Theologie is oecumenisch of ze is niet’. Je kan dus niet alleen maar katholieke bronnen citeren als je geloofwaardig wilt zijn.
Met een zekere gemoedelijkheid benoemde Sarot enkele verschillen in benadering van rooms-katholieke theologen en protestantse theologen. Rooms-katholieke theologen zien de kerk als de wijze waarop Jezus tegenwoordig aanwezig is op aarde. Protestanten leggen meer de vinger bij de discontinuïteit tussen Christus en de kerk. Dat heeft bijvoorbeeld weer consequenties voor het gebed. Voor de rooms-katholieke theoloog is het gebed van de kerk een voortzetting van het gebed van Christus op aarde. Daarom bidt men alle 150 psalmen. Voor protestanten is het gebed eerder uitdrukking van een persoonlijke liefdesrelatie met God. Het is de reden dat een rooms-katholiek beter is in de formuliergebeden en een protestant beter is in het geïmproviseerde gebed. Verschillen waaieren uit naar allerlei vakgebieden, onder meer naar de antropologie: protestanten zijn vanuit de Renaissance individualistischer dan rooms-katholieken, noemde Sarot als voorbeeld. De Heidelberger Catechismus begint dan ook direct bij de vraag: ‘Wat is uw (persoonlijke) enige troost?’ Rooms-katholieken zetten meer in bij de vraag: ‘Waartoe zijn wij op aarde?’
Sarot noemde de ontmoeting van rooms-katholieken en protestanten belangrijk om daarmee meer informatie te krijgen van elkaar en ook om elkaar beter aan te voelen. Hij waarschuwde er tegelijk voor dat men de mogelijkheden van de theologie niet moet overschatten. Kerkleiders plegen niet altijd te rade te gaan bij wat de theologie oplevert. Hij noemde het voorbeeld van een protestantse scriba die zich stoorde aan het feit dat zijn kerk door zijn rooms-katholieke collega niet als ‘kerk’ zou zijn benoemd, alsof het voor rooms-katholieken in het begrip ‘kerk’ niet veeleer zou gaan om een meer algemene wereldwijde definitie. En hij noemde het voorbeeld van een rooms-katholiek leider die weliswaar stelde dat de uitspraken van het concilie van Trente nog volop geldig zijn, maar er niet bij vertelde dat die leeruitspraken nooit zijn toegepast op concrete personen.
Klaas van der Kamp hield als tweede een inleiding. Hij mocht na afloop vragen stellen bij het verhaal van Sarot. Hij sprak waardering uit voor de grondgedachte dat een kerk in zichzelf onvolledig is en de ander nodig heeft om tot meer kennis van de waarheid in God te komen. Hij vroeg zich wel af of die wederkerigheid impliceert dat er als visioen sprake is van een nieuwe kerk, dan wel dat het gaat om een RKK-plus. Sarot benadrukte dat wat hem betreft heel veel elementaire zaken ter discussie staan, en dat het proces van integratie vanzelfsprekend zal leiden tot vernieuwing. Van der Kamp stelde ook vragen bij de gedachte dat de theologie geen invloed zou hebben. Hij vergeleek de invloed met een mammoettanker die de haven van Rotterdam verlaat en die bij een kleine koerswijziging niet in New York uitkomt, maar in Buenos Aires. De theologen dienen de kerken met hun helikopterview.
Van der Kamp hield ook zelf een inleiding. Hij ging in op de kerk, de wereld en de waarde van het Oude Testament. Hij benadrukte de noodzaak om als kerken niet vanuit gestolde beelden te werken, maar open te blijven staan voor vernieuwing. Hij citeerde de ‘scriba uit Rome’ die spreekt van een ‘zieke Kerk, indien ze in zichzelf zit opgesloten en gehecht is aan het comfort van haar eigen zekerheden’. De oecumene is wat Van der Kamp betreft ‘het begin van de lakmoesproef of men het evangelie verstaat’. En hij vroeg zich af of het wel kan bestaan dat een eucharistie mensen kan uitsluiten en dat een Bijbelopvatting onmenselijke consequenties kan hebben. Sarot zei het woord ‘lakmoesproef’ liever te reserveren voor de maatschappelijke inzet van de kerk, waar Van der Kamp ook over had gesproken. Hij waarschuwde voor een steekspel rond eucharistie of Bijbelopvatting. Zoiets kan gemakkelijk de discussie doen ontsporen.
Sarot stemde in met het laatste deel van Van der Kamps bijdrage, waarin Van der Kamp pleitte voor een indringender gebruik van het Oude Testament. Lezing en doordenking van het Oude Testament kan helpen om de menselijke aspecten serieuzer te nemen en kan helpen om te voorkomen dat men te zeer zich verliest in een persoonlijke navolging. Ten slotte blijkt de weg van God met Zijn volk in het verbond al veel ouder te zijn. Van der Kamp wees ook op de wisselende liturgische vormen in het Oude Testament, van het toevallige altaar via de tabernakel en de tempel tot de synagoge. Juist de wisselingen van vorm kunnen voorkomen dat de kerken zichzelf al te triomfantalistisch positioneren. Sarot erkende dat en wees tegelijk op de vernieuwing die in Jezus is te vinden. Zo spreekt Jezus in het Nieuwe Testament God de Vader liefst 170 keer aan als Abba, terwijl het Oude Testament dat beeld slechts 11 keer gebruikt.
Van der Kamp ging in zijn bijdrage verder in op het belang van een eerlijk en open gesprek met de geseculariseerde wereld. Naar zijn idee is het eigen aan deze tijd, dat de kerken daarin opnieuw en onbevangen naar de wereld positie kiezen. Hij noemde talloze punten waarop de inbreng van de wereld ogenschijnlijk de inbreng van de kerken zelfs overtreft; variërend van de formulering van een grondwet, tot het erkennen van rechten van vrouwen en minderheden. Sarot beaamde dat en zei dat hij vanuit zijn katholieke theologie die verworvenheden het liefst zou willen typeren als werken van de Geest, die blijkbaar ook buiten de kerk om zijn inbreng heeft.
Van der Kamp noemde als overtreffende trap van oecumenisch denken – boven de verlangens naar eenheid en beweging uit – de ambitie om God te prijzen. ‘De kerk is bij uitstek de plek waarin de vreugde en de dank van het leven een adres krijgt. Als er dan al een punt is waar de kerk niet in de leer kan gaan bij de wereld dan is het hierin: de kerk heeft besef van waardering voor God, die niet naamloos blijft. En God van zijn kant kan alles afdwingen op aarde, maar in de waardering, de lofprijzing is Hij afhankelijk van de mensen’.
Ook Van der Kamp mocht een tekst op de tafel noteren. Hij schreef op: ‘De pelgrim is dankbaar voor ieder dak dat hem/haar gegund wordt’. Hij zei zich daarbij te hebben laten inspireren door het citaat van paus Franciscus, uitgesproken door Sarot, en tegelijk een motto te hebben willen neerschrijven waar de kerken de komende jaren op kunnen voortborduren tijdens de pelgrimage van gerechtigheid en vrede, afgekondigd door de Wereldraad van Kerken.
Foto’s:
1. Marcel Sarot
2. Sarot vertrouwt een motto toe aan de tafel
3. Diverse tafels stonden in een cirkel om het podium heen om ‘Oecumene aan tafel’ mogelijk te maken