Je merkt aan het gesprek over gebeden dat mensen verder in de oecumene zijn gegroeid. Tijdens een bespreking in de Beraadgroep Geloven en Kerkelijke Gemeenschap op maandag 6 oktober ging het over verschillende tradities van gebed. Daarbij bleek er veel herkenning te bestaan onder de deelnemers; aandachtspunten overstijgen de eigen traditie. Waar men misschien tweehonderd jaar geleden vragen zou stellen bij de theologie van de ander, – bijvoorbeeld over de plaats van heiligen, Maria en overledenen – waren er nu hoogstens kritische vragen bij de ethiek. Het gaat niet meer om de vraag hoe zuiver is je Godsbeeld, het gaat eerder om de vraag: wat kan je fatsoenshalve nog wel zeggen en wat eigenlijk niet. Christenen zijn in het algemeen naar elkaar toegegroeid en de aanwezigheid van een icoontje in huis is voor protestanten evenzeer aanvaardbaar als voor orthodoxen en katholieken en kan een gevoel van toewijding voeden.
De toenadering op theologisch en praktisch gebied kan niet verhelen dat er wel vragen zijn naar anderen, met name waar het gaat om de ethische kant van de gebedsetiquette. Iemand verwoordde: ‘Ik heb wel gebeden meegemaakt van mensen die dan vragen of de heilige Geest woensdag vanaf 8 uur bij de gebedsgroep wil zijn. Of ze vragen of de burgemeester zijn verkeerde ideeën wil loslaten. Dat soort van formuleringen zou toch niet moeten kunnen. Er is ook een soort eerbiedigheid nodig voor het gebed. En het kan niet zo zijn dat je uiteindelijk je eigen agendaatje aan het promoten bent via het gebed’. Een ander zei: ‘Je moet inderdaad oppassen dat je niet alles onder het gebed laat vallen. Je kan daarbij wel een paar piketpaaltjes slaan. Want niet alles waar je de naam van God bij aanhaalt is inderdaad ook iets van God’.
Naast de expliciet verwoorde gebeden maakten enkele leden van de groep zich sterk voor het woordeloze gebed. ‘Je kan ook bidden met je voeten en met je handen’. ‘Ik heb de indruk dat in mijn rooms-katholieke traditie het woordeloze gebed sterk aanwezig is. Ik herinner me van thuis hoe mijn moeder gewoon achter de stofzuiger liep en murmelend sprak; iets wat een gebed voor haar kinderen was’. ‘Je gaat als katholiek in een kerk zitten, je komt tot jezelf en je komt tot rust. Je bent je bewust van je leven en de aanwezigheid van de heilige’. ‘We weten dat er juist vanuit de randen van de kerk mensen zijn die God beleven in het aansteken van een kaarsje of het meelopen met een tocht’. ‘Maar ook dan’, reageerde een ander, ‘is voor mij het gebed tot God nog wel iets anders dan het neerleggen van een knuffeldier bij een deur’.
Jan Wessels, directeur van de EA-EZA en lid van de beraadgroep, vertelde van oecumenische gesprekken die de EA-EZA en de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten voeren met de Rooms-Katholieke Kerk. Men heeft daarin veel overeenkomsten ervaren en verschillende karikaturen kunnen doorprikken. Bidden is uiteindelijk voor iedereen ‘zich openstellen voor God’. In die basishouding vinden de verschillende tradities elkaar.
Het gesprek in de beraadgroep had tot doel om een opmaat te geven voor de verdere afstemming van het werk van de week van gebed om eenheid. EA-EZA en Raad van Kerken werken daarin samen en verbinden in toenemende mate de werkzaamheden met elkaar. Het gesprek in de beraadgroep dient als imput bij de evaluatie van de week van gebed 2015, die over ‘Dorst’ gaat en gekoppeld is aan Johannes 4. Het gesprek wordt ook gebruikt als bijstelling van een tekst die in een bundel over het gebed wordt uitgebracht. Jan Minderhoud voert daarvan de eindredactie.
Als supplement geven we hier nog de vijf aanbevelingen weer, die in 2012 zijn geformuleerd voor de Rooms-Katholieke Kerk, de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en de Evangelische Alliantie. Het betrof een gezamenlijke gespreksnotitie, waarin ze het oecumenische belang van het gebed en de bezinning op het gebed verwoorden.
De commissies stellen voor een oecumenische dialoog te voeren over het gebed. Daarvoor kunnen vijf redenen worden aangevoerd:
1. Het samen persoonlijk bidden bleek in de voorbereidingscommissies van fundamentele betekenis voor het ontmoeten en verstaan van elkaar als broeders en zusters in de Heer. Dat voortzetten en daarop reflecteren kan inzichten opleveren die op plaatselijk vlak een verdieping van oecumenische ontmoetingen kan bevorderen. Samen bidden in de praktijk kan nieuw elan voortbrengen en impulsen geven aan gezamenlijke (her)evangelisatie in Nederland.
2. De jaarlijkse evangelische en de oecumenische gebedsweek in januari zijn sinds een paar jaar op elkaar afgestemd wat data en thema betreft. Om plaatselijk ook tot samen bidden te komen moet nog wel wat gebeuren.
3. Reflectie op verschillende gebedstradities en gebedsstijlen kunnen het wederzijdse begrip bevorderen. Het gebed als thema van onderzoek overstijgt dogmatisch polariserend denken en staat dicht bij het wezen van geloven.
4. In oecumenische dialogen en – initiatieven domineert vaak het intellectuele en rationele. Door meer samen te bidden kan de oecumene iets worden waar de hele mens in mee komt, met hart, ziel en lichaam. Samen in gebed met een open hart onze Heer ontmoeten.
5. Door in de bedoelde tripartite dialoog van VPE, EA en RKK het gebed voorop te stellen openen we ons samen voor de leiding van de heilige Geest.
Een gezamenlijke bezinning op de betekenis van het gebed is van grote waarde voor de hele oecumenische beweging in ons land.
De Bisschoppenconferentie en de besturen van de EA en de VPE hebben dit rapport ontvangen, besproken en begin 2012 ingestemd in met dit voorstel.
Foto: Twee sculpturen uit Kröller-Müller, rechts op de achtergrond ‘De bidder’