De wetgeving in West-Europa is voor een groot deel gebaseerd op seculiere Romeinse bronnen. Daarmee wijkt ze wezenlijk af van de wetgeving in veel islamitische landen. Die is ontstaan vanuit religieuze bronnen. Je ziet dat het verschil in oorsprong eeuwenlang doorwerkt en dat je niet het systeem van de één even kunt overbrengen op de ander.
Dat onderscheid tussen christendom en islam kwam naar voren in een gesprek dat Klaas van der Kamp voerde voor radio Kik (Kerk in Keistad) met Wim Jurg, historicus en auteur van het boek ‘De lange zevende eeuw’. Jurg heeft twee non-fictieboeken geschreven over de late oudheid, respectievelijk over de vierde en de zevende eeuw; de christelijke kerk werd in de vierde eeuw van (vervolgde) minderheid een staatsreligie en hetzelfde overkwam de islam in de zevende eeuw. Dat maakt beide boeken uitermate interessant als leesstof tegen de achtergrond van de huidige ontwikkelingen in het Midden-Oosten.
In ‘De lange zevende eeuw’ beschrijft Wim Jurg – zoals de ondertitel zegt – hoe christendom en islam de macht verdeelden. In het begin van de zevende eeuw vormen de Perzen en de Romeinen (Byzantium) de twee wereldmachten. Ze putten elkaar militair uit. En in dat vacuüm ontwikkelde zich de islam. Mohammed kreeg in de zevende eeuw zijn openbaringen die tot de samenstelling van de Koran leidde. Hij wist verschillende strijders aan zich te binden. En deze Arabische strijders merkten tot hun verbazing dat ze vrij eenvoudig hun gebied konden uitbreiden.
Wim Jurg gebruikt in zijn boek de term ‘beleefde veroveraars’. De moslims werden door vele christenen en joden helemaal niet als gevaarlijke macht gezien. Men beschouwde de islam, zoals Jurg ook in het interview zegt, enige tijd als een soort christelijke secte. ‘Burgers van de steden vertegenwoordigd door de stadsbesturen of de plaatselijke bisschop, sloten overeenkomsten met de overvallers (c.q. de Arabische moslims, red.)’. ‘De Arabieren wilden hun nieuwe godsdienst niet eens opdringen, ze beschouwden die als bedoeld voor Arabieren, niet voor anderen’. Pas later zou zich de tegenstelling met christenen en joden verder ontwikkelen, vooral toen de islam de meerderheid van de bevolking ging uitmaken.
Jurg laat in zijn boek vooral zien hoe christendom en islam zich ontwikkelden en politieke bescherming en macht kregen. In het interview spreekt hij dan ook van een ‘bondgenootschap’ tussen kerk en staat. Toen de keizer van Constantinopel ten strijde trok, kon hij dat mede doen dankzij financiële steun van de kerk, want de mensen waren de persoon van de keizer inmiddels als verpersoonlijking van de christelijke waarden en deugden gaan zien.
Het is opmerkelijk dat zowel de Perzen als de Romeinen als de Arabieren het monotheïsme omarmden, respectievelijk in de persoon van Ahoera Mazda, de Drie-enige God en Allah. Jurg wil er zich in het gesprek niet over uitlaten, in hoeverre het monotheïsme qua identiteit een stimulans of kader heeft gegeven aan de uitbreiding van de macht. Wel herkent hij de stelling die onder meer beschreven is door Kader Abdulah in zijn boek ‘De boodschapper’. Kader stelt dat er een hiërarchie was voor de komst van Mohammed die in volgorde van belangrijkheid ongeveer als volgt was: eerst de afgoden, dan de slavenhouders, dan de grote handelaren, dan de joden, dan de kamelen, dan de mannen, dan de slaven, de slavinnen, de geiten en de vrouwen. En na de komst van Mohammed was de volgorde: Allah, de profeet, de gelovigen, de christenen, de joden, de ongelovigen. Oftewel: aanvankelijk was status bepaald door rijkdom en macht; later was het geloof beslissend.
Op de vraag of het denkbaar is dat geloof en religie verdwijnt uit de (westerse) samenleving, antwoordt Jurg, zelf niet aan een specifieke kerk verbonden, ontkennend. In het interview zegt hij: ‘Ik geloof er niets van dat de godsdienst zou verdwijnen. Godsdienst is belangrijk voor mensen. Ik denk dat het zo blijft. Ik ben er van overtuigd dat godsdienst individueel voor heel veel mensen van groot belang blijft. Je kan het ook zien aan de manier hoe het christendom tot bloei is gekomen. Dat kwam, omdat het christendom naast andere godsdiensten iets te zeggen had over de ziel, over de individuele mens; het ging in op de vraag, wat er met de mens zelf gaat gebeuren. De grote godsdiensten daarvoor gingen vooral over rituelen, dat ging minder over het geloof. Godsdienst blijft. De verhoudingen zullen wel veranderen. Zeker die tussen staat en godsdienst. Daarin is al veel veranderd, zeker in het westen. Ook in islamitische landen is er al het nodige veranderd en dat zal nog heel veel verder gaan. Ook al zullen die veranderingen zich niet langs rechte lijnen voltrekken’.
Jurg heeft zijn boek geschreven in de periode 2011, 2012. Op de vraag of hij het nu anders zou hebben geformuleerd, stelt hij dat hij in ieder geval voorzichtig zou zijn met feitelijkheden. ‘Ik weet niet of bepaalde gebouwen waarover ik spreek er simpelweg nog staan’. Hij onderkent ook de historisch bijzondere situatie waarin christenen en andere minderheden in landen als Irak zijn terechtgekomen. Ooit een meerderheid, is er nu sprake van een minderheid en of het christendom er zal overleven, is niet duidelijk. Er zijn wel vaker golfbewegingen aan te wijzen in de geschiedenis, momenten dat de onderlinge verhoudingen beter of minder zijn, maar het is nu wel zeer heftig. Wie de boeken van Jurg leest, krijgt de indruk dat personen op sleutelposities het verschil kunnen maken, sommigen doen dat met visie en beleid, anderen geven daar wat adhoc invulling aan. Op de vraag of enkele personen ook nu het verschil ten goede kunnen maken, antwoordt hij: ‘Ja, daar ben ik van overtuigd’.
Wie een kort video-fragment met Wim Jurg wil zien, kan hier drukken en krijgt een promofilmpje op Youtube onder ogen.
Wie het hele interview wil horen, kan hieronder op het driehoekje drukken.