Is het zinvol om als protestantse geestelijke een boordje te dragen of kan je dat beter achterwege laten? Na ds. André van den Bor uit Bathmen heeft nu ook ds. Joost Röselaers er een mening over geformuleerd. Hij doet dat in een column voor AdRem, het magazine van de Remonstranten.
Ds. André van den Bor uit Bathmen ging een boordje dragen om daarmee de ambtelijkheid van zijn werk zichtbaar te maken. Hij verantwoordt zich over de keus in Kerkinformatie. Hij las in het boekje ‘100 tips & stops voor de missionaire gemeente’ de tip: ‘Doe eens gek, draag een boordje!’ Hij legt in Kerkinformatie van februari 2014: ‘Ik denk dat we als predikanten meer de kant van het herderschap dan van de wetenschap moeten beklemtonen. Niet om zieltjes te winnen, maar om er te zijn, aandacht met inhoud’. En even verderop in het artikel zegt hij: ‘Mensen van wie ik vermoed dat ze niet christelijk zijn vinden het boordje vertrouwenwekkend. Een man verklaarde dat het hem goed deed dat ik zo openblijk voor mijn geloof uit durfde te komen. Op straat kwam ik een jongen tegen die mensen donateur van een goed doel wilde maken, en hij zei dat hij min of meer van mij verwachtte dat ik mee zou doen. Die kant is er dus ook. Je representeert iets’.
Ds. Joost Röselaers van de Nederlandstalige gemeente in Londen herkent de belangstelling. Hij liep in de Engelse hoofdstad langs enkele zwervers die hem toeriepen: ‘Father, help me!’ Hij raakte daardoor inderdaad met hen in gesprek. Ook in de trein werd hij op zijn geestelijke beroep aangesproken, namelijk door aangeschoten bankiers. Röselaers kan dan ook niet anders dan concluderen dat de reacties voluit positief waren in de zin van uitnodigend. Mensen herkenden hem als zijnde van een kerk. En dat is eigenlijk precies de reden voor Röselaers om het stukje plastic om de nek niet vaker te dragen. Het was wat hem betreft een experiment van één dag, uitgevoerd om er een column aan te wijden. ‘Ik voelde me niet op mijn gemak met een boordje’, aldus de remonstrantse theoloog.
Heel anders zijn de verhalen van de twee remonstrantse theologen die de Wereldraad bezochten. Zowel Christiane Berkvens als Greteke de Vries uitten zich in positieve zin over de religieuze kledij. Zij hadden mensen van diverse kerken gezien tijdens de bijeenkomst in Busan en vonden het een meerwaarde dat je visueel kon vaststellen dat gesprekspartners bij de clerus van een kerk hoorden. Berkvens ging zo ver om ook zelf een overhemd met wit boordje aan te schaffen.
Klaas van der Kamp, ook Wereldraadganger, liet zich voor de bundel Raven fotograferen met collaar. Hij ziet de boord als mogelijkheid om in een seculiere samenleving de kerk zichtbaar te maken bij publieke bijeenkomsten. In een gesprek met een journalist zei hij: ‘Voor mij zit er een verschil tussen nu en zeg twintig jaar geleden. Mensen komen niet vanzelfsprekend de kerk meer tegen. In zo’n situatie kan het nuttig zijn om bij publieke gelegenheden de kerk zichtbaar te vertegenwoordigen’.
In de Raad van Kerken in Nedeland zijn diverse kerken die een collaar kennen, bijvoorbeeld de Rooms-Katholieke Kerk, de Oud-Katholieke Kerk, de Anglicaanse Kerk en de Protetantse Kerk; als het gaat om protestanten zijn het meestal mensen met een lutherse achtergrond.