Herdenken met het hart kan niet zonder gevolgen voor het heden blijven. Is er niet veel meer voor dan ertegen om oog te hebben voor koffieboeren in Guatemala, theeplukkers in Tanzania, om producten te kopen die vanwege eerlijke handel in de schappen van de winkel liggen? Dan moet je als christen zelfs even nadenken voor je een pak hagelslag koopt.
Dat schrijft drs. Piet Vergunst, secretaris van de Gereformeerde Bond, in de Waarheidsvriend die binnenkort verschijnt. Hij gaat in op de afschaffing van de slavernij 150 jaar geleden. Hij stelt onder meer de vraag aan de orde hoe we omgaan met collectieve zonden uit het verleden. ‘Een schuldbelijdenis over wat geweest is, kan heilzaam werken’, stelt Vergunst. Hij noemt als voorbeeld de verklaring in 1985 van de conventie van baptistengemeenten in Japan. De conventie schreef een brief aan de baptisten in Zuid-Korea, waarin schuld werd beleden over het ‘onduldbaar lijden’ dat Japan na 1910 gedurende 35 jaar over Korea gebracht had, een belijdenis die ‘genadig werd aanvaard’.
Vergunst vervolgt: ‘Als we donkere bladzijden uit onze vaderlandse geschiedenis onder ogen zien, vragen we ons af hoe oprecht een collectieve schuldbelijdenis over misstanden uit de zeventiende en achttiende eeuw kan zijn. Daar komt bij dat een dergelijke belijdenis in onze tijd snel gekoppeld wordt aan de vraag om financiële schadeloossstelling. Maar dat neemt niet weg dat de pijn benoemd moet worden die er nog altijd is (…). Erkenning van onderdrukking en lijden is een stap op de weg naar verzoening en heling’.
De voorman van de Gereformeerde Bond gaat ook in op de bijbelse passages waaruit blijkt dat slavernij in de bijbelse tijd een bekend fenomeen was. Vergunst: ‘Voor velen is het moeilijk te begrijpen dat de Bijbel slavernij niet scherp veroordeelt. Wel vinden we verschillende teksten die oproepen om slaven goed te behandelen, zoals Kolossenzen 4: ‘Heren, behandel uw slaven rechtvaardig en op gelijke wijze. U weet immers dat ook u een Heere hebt in de hemelen’. ‘De in onze ogen vreemde opstelling van bijbelschrijvers ten opzichte van slavernij begrijpen we beter als we weten dat slavernij in de tijd van de Bijbel een ander karakter had dan de slavernij uit de voorbije eeuwen. Ze was een bepaalde sociale positie. Als mensen niet voor hun eigen levensonderhoud of hun gezin konden zorgen, verkochten ze zichzelf als slaven. In de tijd van het Nieuwe Testament waren artsen soms als slaaf in dienst van een meester’.
‘Daarmee heeft deze vorm van slaafzijn een heel ander karakter dan gedwongen slavernij op basis van (een zwarte) huidskleur of nationaliteit. Wie een ander mens vanwege zijn ras minder waard acht, heeft de Bijbel niet aan zijn zijde. Waar allerlei vormen van slavernij nog altijd niet uitgeroeid zijn, mogen christenen het voortouw nemen. Jezus zegt (Joh. 8) dat wei de zonde doet, een slaaf van de zonde is. Zijn kinderen zijn echter geworden tot ‘slaven van Christus’, omdat ze de wil van God van harte doen. (Ef. 6:6)’.
Foto: Drs. Piet Vergunst