Studiemiddag overvol

De studiemiddag over het rapport ‘The Church’ van de Wereldraad van Kerken is overtekend. Er kunnen geen mensen meer worden geplaatst. Als pleister op de wonde voor de mensen die niet meer worden toegelaten: Er komt een uitvoerige tekst beschikbaar die als inleiding plaatselijk gebruikt kan worden aangevuld met enkele gesprekssuggesties. En journalisten die zich melden worden nog wel toegelaten, zodat een eventueel verslag van hen kan bijdragen in de bredere verspreiding van de essentie van het rapport.

Het rapport ‘The Church, towards a common vision’ geeft een inventarisatie van een lange discussie over de ecclesiologie. Zoals het BEM-rapport destijds min of meer een ultieme inventarisatie geeft over de visie van de kerken op doop, eucharistie en ambt, zo geeft het rapport ‘The Church’ de stand van zaken weer in de visies op de kerk. De verwachting is dat het rapport de komende jaren als referentiekader blijft gelden voor iedereen die een artikel schrijft over de identiteit en de organisatie van de kerk; het betreft dus een standaardwerk.

In het kader van de voorbereidingen op de tiende assemblee van de Wereldraad van Kerken die in november in Busan wordt gehouden, wordt dit cruciale rapport verder besproken. Prof. dr. Leo Koffeman geeft tijdens de ontmoeting een typering en positionering van het document. Daarna zijn er vier leden van de beraadgroep Geloven en Kerkelijke Gemeenschap die thuis elk een hoofdstuk lezen en een fragment kiezen wat aanspreekt vanuit de eigen werksituatie plaatselijk. Aan het woord komen: ds. Margarithe Veen (Achlum), dr. Margriet Gosker (Boxmeer), pr. Wietse van der Velden (Den Haag) en dr. Jurjen Zeilstra (Hilversum). Ds. Klaas van der Kamp vat de gesprekken samen. Dr. Ad van der Helm is middagvoorzitter.

Het bureau adviseert plaatselijke raden een soortgelijke methodiek te gebruiken: dus eerst te brainstormen op een thema en inventariseren in hoeverre het speelt in de plaatselijke situatie en de resultaten van die brainstorm vergelijken met de voorliggende internationale tekst. Op die manier komt er perspectief in de internationale documenten. Soms zal men concluderen dat men plaatselijk op het niveau van vraagstellingen ligt van de Wereldraad, soms zal men ook zien dat er verschillen zijn. Die verschillen kunnen naar twee kanten worden uitgelegd: of de stukken van de Wereldraad blijven wat in de abstracta hangen of de stukken van de Wereldraad kunnen helpen om de kerk plaatselijk vanuit een ander perspectief te bezien.

Klik hier als u de integrale tekst van ‘The Church’ wilt lezen.
Foto:
deken Ad van der Helm (middagvoorzitter)
prof.dr. Leo Koffeman (inleider)

Tijdens een cursus voor de provinciale raad van kerken in Utrecht sprak Klaas van der Kamp eerder over het rapport. Hij pastte met de cursisten ook deze techniek toe. Daarna werden de teksten in een soort close-reading verder bekeken en werd ook gezocht naar de doelstellingen binnen het raam van de teksten.

Er zijn vanuit de provinciale raad van kerken vragen binnengekomen of de tekst in Breukelen gehouden nog kon worden gepubliceerd. Hieronder volgt het verhaal. Er horen sheets van powerpoint bij, maar die zijn om technische redenen niet meer toegevoegd.

 

VERBORGEN BRONNEN VAN DE OECUMENE

 

De oecumenische beweging is eenzijdig. De oriëntatie beperkt zich tot het Nieuwe Testament. Het Oude Testament komt nauwelijks aan de orde. Men springt van de schepping direct naar de dooptaferelen van het Nieuwe Testament. En de kerken betalen daarvoor een prijs.

 

Je hoeft maar een paar oecumenische geschriften ter hand te nemen en de tekstverwijzingen te tellen en je hebt het probleem in beeld. De recente uitspraak ‘Christian Witness in a Multi-Religious World’ over zending van de Wereldraad, de Evangelische Wereldalliantie en de Pauselijke Raad voor de Interreligieuze Dialoog telt 19 citaten uit het Nieuwe Testament en 2 citaten uit het Oude Testament[2]. Charta Oecumenica heeft zes Bijbelcitaten, alle uit het Nieuwe Testament. De lijst met thema’s van de week van gebed sinds 1969 opgesteld door de Wereldraad en de Pauselijke Raad voor de Eenheid telt 38 thema’s ontleend aan het Nieuwe Testament, 4 komen uit het Oude Testament[3]. Het rapport van de Wereldraad van Kerken The Nature and Mission of the Church 180 uit het Nieuwe Testament, 10 uit het Oude Testament[4]. Het rapport A Treasure in Earthen Vessels heeft 26 bijbelcitaten, waarvan 3 uit het Oude Testament[5]. En het korte Called to Be the One Church volstaat met 8 citaten, alle Nieuwe Testament[6]. Ook deze nieuwe uitgave van de Wereldraad scoort onder de maat waar het gaat om citaten uit het Oude Testament.

 

De citaten uit het Nieuwe Testament zijn oververtegenwoordigd. Het zijn ook steeds weer dezelfde teksten die circuleren. Ze vormen haast een canon in de canon. Het zijn teksten uit de brieven aan de Korintiërs en de Efeziërs.

 

HISTORISCH ONDERBELICHT

 

De theologie volhardt daarmee in een oude fout. Al in de vroege kerk was het Marcion die het Oude Testament als van een lagere orde beschouwde. Het Oude Testament spreekt volgens hem over een God die niet de vergevingsgezinde barmhartige Vader van Jezus Christus is, maar een wrekende God die op rechtvaardigheid uit is.

 

Een dergelijk geluid duikt steeds opnieuw op in de kerkgeschiedenis. Je vindt de gedachten ook bij de theologen na de Verlichting. Schleiermacher ziet de relatie tussen Oude en Nieuwe Testament als die van belofte en vervulling.

 

Von Harnack ziet het Oude Testament als een getuigenis van een vreemde religie.

 

Bultmann meent dat het Oude Testament alleen nodig is als ‘Vorverständnis’ van het Nieuwe Testament.

 

Voor veel Bijbellezers is het Oude Testament een boek met achtergronden bij het Nieuwe Testament. Of het Oude Testament heeft voor hen iets voorlopigs, de essentie is overtroffen door de verschijning van Jezus Christus. Er wordt onvoldoende ervaren dat er een derde standpunt mogelijk is: namelijk dat het Oude Testament een eigen karakter heeft en een blijvende waarde vertegenwoordigt, ook na de menswording van Christus[11].

 

RECENTE OPENINGEN

 

De Spaanstalige theoloog Julio Trebolle Barrera vraagt in 1998 om een ‘rehabilitatie’ van het Oude Testament en om het besef dat de Bijbel twee werkingsgeschiedenissen kent, die van Joden en die van Christenen[12]

 

In 2001 beloofden de kerken in Europa elkaar dat ze het Jodendom recht wilden doen. Ze legden de afspraak vast in Charta Oecumenica[1].

 

De oecumenische organisaties hebben het onderwerp enkele decennia geleden al op de agenda geplaatst. Met name vanuit Nederland werd het al in de jaren zeventig van de vorige eeuw ingebracht in de commissie Faith and Order van de Wereldraad[7]. Faith and Order was er mee bezig in Leuven, 1971 en Faith and Order sprak zich positief over het gebruik uit van het Oude Testament tijdens een bijeenkomst in Bangalore in 1978[9]. De kwintessens van de gedachte is dat het Oude Testament ‘een integraal en onmisbaar deel is van de ene autoritatieve Schrift en dat zelfs na de komst van Christus het noch obsoleet noch antiquarisch is noch moet het gezien worden als alleen een voorbereiding op Christus’.

 

In het Oude Testament vind je elementen waarin deze tekst specifieker spreekt dan het Nieuwe Testament. Flesseman – van Leer trekt een aantal verbindingslijnen tussen het Oude en Nieuwe Testament om de blijvende waarde te laten zien. Zij herkent zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament de verbondsgedachte; God gaat trouw een weg met zijn volk. Ze onderkent in beide testamenten ook het doorlopende thema van de hoop. En je vindt in beide delen het thema van de wijsheid. De gedachte dat Jezus het Oude Testament vervult, legt Flesseman niet uit als ‘realisering’, maar als ‘bevestiging’.

  

Kijken we iets verder naar twee tradities in Nederland, die van de RKK en die van het protestantisme.

 

De Rooms-Katholieke Kerk voerde een moeizame worsteling met de bijbel. Het zou tot de twintigste eeuw duren voor paus Leo XIII de exegese durfde aan te bevelen. Het bleef daarbij wel een exegese binnen het raamwerk van de kerk. ‘De bijbel is niet aan de exegeten gegeven, maar aan de kerk’[28]. Pius XII zou vervolgens het exegetisch onderzoek in 1943 geoorloofd verklaren. Het rapport Dei Verbi van het Tweede Vaticaans Concilie ging verder. Schrift en traditie werden in één adem genoemd. Dei Verbi IV, 14: ‘Deze heilsbedeling nu bestaat nog als werkelijk woord van God in de boeken van het Oude Testament. Daarom behouden deze door God geïnspireerde boeken hun duurzame waarde’[29].

 

Johannes Kardinaal Willebrands hield in 1992 een lezing ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Katholieke Raad voor Israël. ‘Fundamenteel was voor mij de eenheid van de H. Schrift krachtens goddelijke inspiratie wat betreft de heilswaarheid daarin opgetekend. Deze inspiratie omvat zowel het Oude als het Nieuwe Testament, of misschien beter het ‘Eerste’ en het ‘Tweede’ Testament’[30]. Deze visie, zo stelde Willebrands, over de eenheid van de Schrift deelde ik met dr. W.A. Visser ’t Hooft en hij herinnerde zich ‘tot ons beider vreugde’ toen de bekende exegeet prof. Raymond E. Brown de gedachte van de eenheid van de Schrift verdedigde op de bijeenkomst van Faith and Order in Montreal (1963). ‘Als het Oude zijn eigen en eerste betekenis behoudt kan er voor christenen ook geen aanleiding zijn tot triomfantalisme’[34]. Willebrands noemt ook twee voorbeelden van hoe gebruik van Oude Testament licht werpt op het Nieuwe Testament. Hij noemt de terminologie van ‘Rijk van David’ als voorafschaduwing van ‘Rijk van God’ en hij wijst op het gebruik van de terminologie ‘op de derde dag’.

 

In de protestantse traditie in de twintigste eeuw ook aanwezig. Henk Vreekamp heeft het met een citaat van Miskotte over: ‘Het jodendom als vraag aan de Kerk’. We kunnen ook denken aan iemand als Herman Bavinck die het Oude Testament al als onontbeerlijk karakteriseerde voor het kennen van Christus, het aanreiken van geloofskennis en het benoemen van Gods wil[35].

 

En wie iconen ziet van de meer orthodoxe traditie, die in Nederland eigenlijk pas in de laatste decennia echt voet aan de grond krijgt, kan wijzen op aanknopingspunten in de verschillende iconen. Het dogma van de drie-eenheid krijgt perspectief vanuit een icoon van het bezoek van de drie gasten bij Abraham.

 

STEVIGER BRONNING

 

Door veel meer het Oude Testament bij de overwegingen te betrekken, zal de bescheidenheid groeien bij de kerken. Men leert zichzelf te verstaan als ‘geënt in Israël’ en zal de eigen ecclesiologie minder absolutistisch hanteren[13].

 

Zaken komen in een perspectief te staan. Mensen die ter onderbouwing van een gedachte alleen het Nieuwe Testament citeren vinden een referentiepunt in een moment, een speldenknop in de tijd; een periode van ongeveer 50 jaar. Door het Oude Testament bij de overwegingen te betrekken ontstaat er gevoel  voor ontwikkeling, het referentiekader omvat een periode van – zeg eens – 1500 jaar. Het momentum in de tijd is geen stip meer, het wordt een lijn en daarmee meer stabiliteit.

 

‘Het Oude Testament is niet een bloem die bij de komst van Christus is verdord en nu geen waarde meer heeft, maar een, die juist daardoor thans in volle bloei is komen te staan en ons zijn diepe schoonheid toont’, zegt de christelijk-gereformeerde theoloog Eric Peels [15].

 

GEVOLGEN GODSBEELD

 

Peels geeft vier redenen om het Oude Testament een zelfstandige waarde toe te kennen. Hij spreekt over meer hoogte, meer diepte, meer breedte, meer lengte.

 

Wat hoogte betreft wijst hij op de verhevenheid van God, die in het Oude Testament beter tot zijn recht komt.

Wat de diepte betreft wijst hij op de diepte van liefde en toorn.

De breedte legt hij uit als: ‘Waar het Nieuwe Testament zich concentreert op de bazuinstoot van de komst van het Koninkrijk, de verzoening en de verlossing, heeft het Oude Testament in zekere zin een breder blikveld. In het Oude Testament komt meer uit, dat God Heer is op alle terreinen van het leven. Het hele menselijke bestaan komt hier in het vizier: de staat, de economie, de politiek, de sexualiteit’.

Hij benoemt de lengte in de zin van: ‘Het Oude Testament verhaalt ons een lange geschiedenis, mengeling van heil en onheil… Hier leren we Hem kennen in zijn geduld en vooral in zijn trouw’. Wij leren ook ‘ver-rijkend’ te geloven.[16].

 

De basis van het joodse en christelijke godsbesef ligt in de woestijn. De Negev ligt aan de dageraad van het geweten, zegt de Amerikaanse archeoloog Glouck. Hier wisselde Abraham het mensenoffer in voor het offer plaatsvervangend door een dier. En hier wisselde Abraham het beeld van een locale God voor de wereldwijde God. Het is in de woestijn dat het besef van eenheid en het besef van de ene God een bodem kreeg. Waar de Kanaänieten en de cultuurvolken om het Joodse volk heen meer goden dienden, kreeg Israël in de woestijn een openbaring van één God. En het heeft hen maatschappelijk geholpen, omdat de ene God hen hielp om als volk één te zijn. ‘Bemidbar’ (Numeri) en ‘dabar’ (spreken) hebben dezelfde stamradicalen in zich.

 

Laat me een uitwerking geven van de dageraad van het geweten. De gewoonte van kinderoffers in de Chalcolitische dorpen[1] is uit opgravingen bekend. Zo skelet van een pasgeboren kind onder vuurhaard gevonden bij Tell Abu Matar. Als stichtingsoffer. Eerstgeboren werden geofferd aan de goden, vgl. Abraham bij Moria en Mozes in de Nijl en later met de kinderen van de Egyptenaren van wie de eerstgeboren sterven. ‘Zulke offers hadden tot oogmerk: hun toorn te verzoenen of hun gunstbetoon uit te lokken. Generatie na generatie herhaalde, de eeuwen en duizenden jaren door, deze jammerlijke ritus. Toen op de een of andere manier in het midden van de vaste rots van Sinaï, drong een nog zachte stem door in het innerlijke bewustzijn der mensen’[2].

 

Het idee van het beëindigen van het mensenoffer vind je volgens de islamitische traditie en ik denk dat het ook bijbels is al in Genesis 20.  ‘Daar had Abraham de innerlijke kracht gevonden om de ketenen van strenge religieuze traditie te verbreken’[3]. Ook het offer van Hagar en Ismaël is niet nodig. ‘Abrahams waarnemingen en gewaarwordingen in Sinaï waren de inleiding tot een nieuw tijdperk in de geschiedenis der mensheid.  

 

Het is vooral vanuit het Oude Testament, maakt Flesseman duidelijk, dat we God kennen als de Schepper, als de Heer van de geschiedenis, als de Rechter die het recht van de armen bewaakt. In het Oude Testament wordt zijn heiligheid, majesteit en verborgenheid benadrukt, zijn betrokkenheid bij politiek, zijn jaloezie. Het concept is wel verondersteld in het Nieuwe Testament, maar het is er minder uitgewerkt, meent Flesseman – van Leer[20].

 

GEVOLGEN GROEPSBEELD

 

Niet alleen het godsbeeld wordt beïnvloed, ook de manier waarop over groepen wordt nagedacht. Merkwaardig dat de oecumene, de samenwerking van kerken en van groepen mensen zich daardoor niet laat inspireren.

 

Het Oude Testament heeft vanaf het begin aandacht voor de eenheid en voor de dreiging van de scheiding. In feite is dat het centrale thema in Genesis. Vanaf het moment dat Adam een tegenover krijgt in Eva. Het moment dat Kaïn zijn broeders hoeder niet wil zijn en Abel vermoordt. Voortdurend is er de worsteling om de eenheid te hervinden; in de spanning tussen Abraham en Lot, in de tegenstelling Jakob en Ezau; in de gespannen verhouding tussen Rachel en Lea, bij Jozef en Ruben.

 

Het refrein herhaalt in de spanning tussen de tien stammen en de twee stammen. De twaalf stammen verbeelden samen het ene volk van God. De splitsing is een ramp en een oordeel. De ruzie tussen het noordrijk en het zuidrijk loopt als een rode draad door de boeken Koningen heen; het lukt niet bij Rechabeam om de eenheid te bewaren. De profeet scheurt zijn mantel, symbool van Gods aanwezigheid, in twaalf stukken en Jerobeam mag er tien stukken van nemen (1 Kon. 15: 6,7). De twee entiteiten blijven daarna als een refrein door de boeken Koningen en Kronieken aanwezig: bij Rechabeams opvolger Abia, bij Asa en Nadab en Basa (1 Koningen 15: 16), bij Achazia en Omri (2 Kon. 8,26), bij Amasja en Joas (2 Koningen 13, 12), bij Azarja en Jerobeam (2 Koningen 14, 8), bij Jotam en Pekach (2 Koningen 15,17), bij Achaz en Hosea (2 Koningen 16,5). Tegelijk krijgen daardoor episodes perspectief als die ten tijde van Josafat en Achazja en de opmerking van Josafath: ‘U en ik zijn één’ (2 Koningen 3,7) richting Jerobeam.

 

Het perspectief in het Oude Testament blijft steeds de eenheid van het volk. Denk aan de keus van Elia om twaalf stenen te leggen als basis voor het altaar op de Karmel (1 Koningen 18: 30-31). En de nodiging die Hizkia laat uitgaan om in Jeruzalem het Pascha te vieren gaat van Berseba tot Dan (2 Kronieken 30:5)[24]. Hoe fraai zijn dan profetische en  dichterlijke lofprijzingen als in Ezechiël 37, 15 v.v. en Psalm 81, 97, 115, 135 en 133.

 

GEVOLGEN VORM

 

Er zijn bij dit alles ook consequenties voor de vorm. Wie de terebint van Mamre, de tabernakel, het heiligdom in Silo, de tempel in Jeruzalem en de synagogen in Babel toevoegt aan de vestigingsplaatsen van God op aarde, zal op zijn minst de lokale kerk in een breder perspectief leren zien. Wie de mutaties serieus neemt van offerende aartsvader, biddende koning, priester, profeet, schriftgeleerden krijgt in ieder geval gevoel voor de tijdsgebonden invulling van priester, dominee en Bijbelgeleerde.

 

In het Nieuwe Testament betrekt het begrip ‘één’ zich meer op God en op de gemeente. Over de tempel wordt amper gesproken als eenheidssymbool. Dat is ook wel logisch omdat de tempel al was verwoest toen de canon van de Nieuwtestamentische geschriften werd vastgesteld[25]. Dat wil niet zeggen, dat Jeruzalem haar positie heeft moeten inleveren. De tempel in Jeruzalem blijft ook in het Nieuwe Testament de basis van waaruit gehandeld en van waaruit gedacht wordt. Deze oriëntatie op Jeruzalem kan bemiddelend werken op kerken die al te zeer hun basis blijven houden in Constantinopel, Alexandrië, Rome of Geneve.

 

Bert Hoedemaker verwoordde de doelstelling als: Het gaat om ‘het doorgaande avontuur van de (re)constructie van een gemeenschappelijke traditie[26].

 

Het begrip éénheid, zoals het in Efeziërs bij Paulus gevuld wordt is (Efeziërs 4: 1-6) is in bewoordingen gesteld die ook de Griekse wijsgeren gebruiken om de eenheid van het heelal te laten zien vanuit één goddelijk principe; daar is zeker vanuit oecumenisch perspectief niets mis mee, maar het is wel gevuld door de kleur temporalis[21]. Het begrip eenheid in het Oude Testament geeft meer een inkleuring naar de eenheid in respect voor de ene God.

 

Die eenheid heeft direct consequenties voor de omgeving. Mag ik u nog weer even mee terug nemen naar de Negev, waar het allemaal begon. Glouck legt uit dat de woestijn niet altijd even woest is. Er zijn perioden waarin de woestijn is bebouwd en druk wordt bereisd en bewoond. Dat zijn bij uitstek de perioden van vrede. Glouck spreekt over een ‘pax Abrahamitica’, zoals er later vrede is bij de Vredevorst Salomo en de Pax Romana. De vrede geeft energie om de woestijn te laten bloeien. Hoe messiaans moet je denken om eenheid en vrede te verbinden?

 

Glouck laat zien dat samenwerking vanaf het begin in de woestijn een rol speelt. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik ben meer opgevoed met het idee dat de heidense vrouwen uit het volk werden uitgebannen, denk ook aan de tijd van Ezra en Nehemia. Maar zo was het niet in het begin.

 

Mozes wordt familie van de heidense priester Jethro via Zippora. En hij wil dat de Kenieten bij hem blijven. Hij heeft daar ook belang bij. Zij kunnen advies geven hoe het volk met oudsten te organiseren. Zij kunnen gidsen in de woestijn. Ze hebben Israël, zo legt Glouck uit, ook het metaal leren bewerken. Zodat Mozes een koperen slang laten maken. Tubal – Kaïn ook te vertalen als Tubal de Keniet, de handelwerksman. De Kenieten waren zwervende handwerkslieden, metaalsmeden. Zo worden de Kenieten opgenomen in het stamverband, en ook de Kalebieten, Rechabieten, Jerahmeëlieten.

 

Het is zelfs zo dat de leefwijze van deze woestijnvolken in de traditie van Israël wordt geromantiseerd. Ze staan voor eenvoud, ernst, onbaatzuchtig. Als de idealen van de profeet en de idalen van de pure protestanten, waar ook de ascetische monniken wel iets van hebben. De schrale zuiverheid stond in schril contrast met de afgrijselijke vruchtbaarheidspraktijken in Kanaän.

 

‘De gemeenschap van geloof, de éénheid van broederschap, het zich bewust zijn van het bestaan van één enig God, dat ten grondslag lag aan Israëls ontwikkeling als een ‘koninkrijk van priesters en een heilig volk’ (Exodus 19,6), werden op juiste wijze verbonden met zijn ervaringen uit de wildernis’[4]. Daar vond ook Elia herstel van krachten. Er ligt volgens Glauck een lijn van de Rechabieten naar de Wahabi-beweging in Saoedi-Arabië in onze tijd. Onthouding was een deel van hun belijdenis. Vandaar trekt Glouck de lijn door naar de Essenen. ‘Een geschrift als de ‘Manuel of Discipline, het Handboek van Orde en Tucht, als gevonden is in één van de Qumrangrotten’.  ‘Gedurende de gehele geschiedenis van Israël bleef de physische en de geestelijke invloed van Sinaï en van de Negeb overheersend. Het verstaan van Gods wil, dáár verkregen, is door de eeuwen heen overgebracht door uitverkorenen van God als Elia en Jeremia en Hillel en Jezus’. 

 

In de leefwijze zit iets van terughoudendheid. Een nomadische inborst die je zelfs in het heiligdom terugvindt. Er zitten ringen in de ark. Je mag de ark niet maar zo aanraken. Voor je het weet ben je dat besef kwijt. Denken we dat we God naar  onze  hand kunnen zetten. Dat het God geen moeite kost ons te vergeven. Dat het Hem niet raakt als wij goedkoop de vergeving komen ophalen. Via de ringen kan er contact zijn. Maar er blijft ook distantie. Je hebt God niet in je greep. God laat zich maar even vastpinnen op één plaats, maar het blijven tentpinnen die zo weer los kunnen schieten. De ringen wijzen er op dat Hij wendbaar is. Hij blijft flexibel.

 

KERKELIJKE WINST

 

Niemand begint op voorsprong. Daardoor makkelijker samenwerking en openheid naar elkaar. Elkaar als aanvulling. En de minste misschien nog wel het meest nodige. Zoals de evangelist Lukas het beschrijft als Jezus de maaltijd gebruikt en hij zegt: ‘Mooi allemaal. Maar als het echt een groot feestmaal moet worden, moet u de arme en de blinde en de kreupele nodigen’. Dus juist de mensen die onrein zijn en niet in de gebedsruimten thuishoren. De onreinen heiligen de maaltijd en maken het mogelijk dat ook Jezus zich op zijn gemak voelt. Dat is wel de omkering van de regels, zoals wij ze uitvoeren. Al zouden we maar iets lager bieden en de mogelijkheden voor samenwerking gebruiken. Dat zou al winst zijn. Zeker in een tijd waarin de secularisatie zo sterk om zich heen grijpt.

 

MAATSCHAPPELIJKE WINST 

 

Begrippen krijgen in het Oude Testament een diepere levenslading. Het begrip ‘gerechtigheid’ kan bij de evangelisten al gauw iets transcendents krijgen, bij de profeten in het Oude Testament blijft het down to earth. Het begrip ‘tora’ gaat mee het begrip ‘evangelie’ invulling geven. ‘Getuigen’ gaat bij Matteüs ogenschijnlijk om een gesprek en een ritueel; met Oudtestamentische bril krijgt het de handen en de voeten van de  gerechtigheid[17].

 

De theoloog Miskotte onderscheidt vier aspecten om het tegoed aan te geven van het Oude Testament, wat op die manier niet in het Nieuwe Testament is uitgewerkt: de onbevangen erotiek (Hooglied), de twijfel als metgezel van het geloof (Prediker), de opstand tegen God als verzet tegen het lijden (Job) en tenslotte het radicaal ernstig nemen van de politiek (profeten)[18].

 

Dezelfde Miskotte zag in het midden van de vorige eeuw de studie van het Oude Testament als noodzakelijk voor de vernieuwing van het christendom. Hij wil het Oude Testament niet vergeestelijkend lezen, maar juist aards. Zonder het Oude Testament zou het Nieuwtestamentische getuigenis verdampen tot een ijle wolk. ‘Zeg mij, wat u stoort in het Oude Testament en ik zal u zeggen waarin uw christelijk geloof tekort schiet’, aldus een aforisme van Miskotte.

 

En Van Ruler sprak over de meerwaarde van het Oude Testament door te zeggen dat het in de soteriologie natuurlijk om Christus draait, maar dat er ook elementen zijn van het leven die niet in de soteriologie zijn onder te brengen. En zegt Van Ruler, je kunt toch niet zeggen dat de Geest ook niet via communisten zou kunnen werken?

 

INTERRELIGIEUZE WINST

 

Er komt meer ruimte voor het onderlinge gesprek tussen godsdiensten vanuit het besef dat God de Filistijnen uit Kreta leidde en de Arameeërs uit Kir (Amos 9,7). De gesprekken – in ieder geval met jodendom en islam – krijgen meer ankerpunten, omdat personen als Adam, Abraham, Noach en Salomo ineens opduiken in drie religies; om het nog maar niet te hebben over God zelve. Flesseman – van Leer stelt in het in 1980 genoemde boek al dat de waardering voor het Oude Testament in het bijzonder van belang is voor de dialoog met mensen van andere religies en overtuigingen[22]. Het erkennen van de waarde van het Oude Testament zal ook vele Afrikaanse kerken als muziek in de oren klinken. De symboliek van het Oude Testament raakt hen onmiddellijk in hun eigen culturele achtergrond. De politieke en sociale componenten bieden herkenning aan maatschappijkritische analyses[23].

 

GOD GROOT MAKEN

 

De balans opmakend pleiten we voor het serieus nemen en het onderzoeken en betrekken van het Oude Testament bij de oecumenische gesprekken. Het zal met name invloed hebben op de ruimte die ontstaat in de discussies die in oecumenisch verband worden gevoerd.

 

In de ecclesiologie zal de focus iets minder zwaar komen te liggen bij Efeziërs 1 en 1 Korinte 12 doordat men ook Deuteronomium 12 over de ene offerplaats bij de gedachtebepaling betrekt.

 

Naast het Magnificat uit Lukas komt de lofzang van Hanna uit 1 Samuël 2;

 

Naast de Bergrede uit Matteüs 5 de heiligheidsteksten uit Leviticus 19.

 

Naast pericopen uit Lukas 2 en Lukas 4 elementen van het Jubeljaar uit Leviticus 25.

 

In de discussie over de gemeente zal men minder zwaar leunen op Handelingen 2 en ook Genesis 11 bij de gedachten betrekken.

 

De focus zal licht verschuiven van systematiek naar hermeneutiek.

 

Van juridische consistentie naar contextualiteit.

 

De focus van het gebed (Johannes 17) zal de focus van de lofprijzing (Psalm 117) gaan krijgen. En daartoe zijn we geroepen. Ad maiorem Dei communicationem is mooi, maar Ad maiorem Dei gloriam is ultiem.

 

Loof de Heere, alle heidenvolkeren;

Prijst hem alle natiën.

Want zijn goedertierenheid is machtig over ons;

De trouw van de Heere is voor eeuwig.

 

Of zoals het wonderschoon klinkt in de hebreeuwse taal:

 

Hallelu et-adonai, kol-gooyiem.

Wjavechuhu col-ha-ummim.

Ki gavar alinu chasdoo.

We-emet-adonai le-oolaam.

Haleluja.

 

 (Daarna heeft de groep het rapport The  Church genomen en gekeken hoe het Oude Testament er een rol in speelt; vervolgens is gekeken naar de kernitems per hoofdstuk in The Church. In de analyse viel op, hoeveel noties van het Oude Testament onbenut blijven en tegelijk hoe zeer The Church invulling krijgt in de jongste versie vanuit een gezamenlijk missiebesef).


[1] Europese Kerkenconferentie (CEC) en Europese Bisschoppenconferentie (CCEE), Charta Oecumenica, Geneve 2001,zie artikel 10. Onder meer te vinden via www.ceceurope.org.

[2] Wereldraad, Pauselijke Raad, Evangelische Wereldalliantie, ‘Christian Witness in a Multi-Religious World’, Geneve 2011.

[3] Faith and Order van de Wereldraad en Pauselijke Raad voor de Eenheid, Geneve. De lijst met thema’s van de gebedsweek is onder meer te vinden op de website van de WCC (www.oikoumene.org/resources/)

[4] Faith and Order, Nature and Mission of the Church, website WCC 2005.

[5] Faith and Order, A Treasure in Earthen Vessels, WCC Geneve, 1998 (zie www.oikoumene.org).

[6] Faith and Order, Called to be the one Church, WCC Geneve 2006 (zie www.oikoumene.org).

[7] Ellen Flesseman – van Leer, The Bible, Its authority and interpretation in the ecumenical movement. Faith and Order Paper  99, WCCGeneva 1980.  

[8] Denk aan uitgaven als: A.A. van Ruler, ‘Die christliche Kirche und das Alte Testament’ München 1955; en K.H. Miskotte, ‘Als de goden zwijgen. Over de zin van het Oude Testament’ Haarlem, 1956.

[9] Flesseman – van Leer, a.w., pag. 8 – 12 pag 58 – 76.

[10] Flesseman – Van Leer, a.w. pag. 76. 

[11] Flesseman-van Leer, a.w., onderscheidt drie visies, pag 70-71.

[12] Julio Trebolle Barrera, ‘The Jewish Bible and the Christian Bible’, an introduction to the history of the Bible (translated by Wilfred G.E. Watson). Brill Leiden & Eerdmans Grand Rapids 1998;esp. pag. 560-561.

[13] Kerkorde PKN in boekvorm verschenen Boekencentrum Zoetermeer, 2003 en is in 2004 ingevoerd voor de verenigde kerk. Spreekt in art. 1.1. over ‘delend in de aan Israël geschonken verwachting’.

[14] Dr. H.G.L. Peels, ‘Wie is als Gij? ‘Schuldverwijten’ aan de Godsopenbaring in het Oude Testament’. Zoetermeer 1996, pag. 26. 

[15] B.J. Oosterhoff, ‘Het openbaringskarakter van het Oude Testament’. Alphen aan de Rijn 1954; pag. 19.

[16] Dr. H.G.L. Peels, a.w., pag. 27 – 28.

[17] Zie bijvoorbeeld de Tanach op Deut. 6, 4. Sja’ar & NBG, Haarlem / Amsterdam 2007.

[18] Dr. M. Poorthuis (samenstelling), ‘Tot leren uitgedaagd’, Werkboek over de betekenis van het hedendaagse jodendom voor de katholieke kerk. Utrecht / Den Bosch, 199,. pag.  93.

[19] Patrick Chatelion Counet, ‘De werkelijke Jezus’, Jezus, Griek, Jood, mens, God. Meinema Zoetermeer 2003, pag. pag. 103-108.

[20] Flesseman-Van Leer, pag. 72.

[21] A. Noordergraaf (red, e.a.), ‘Woordenboek voor bijbellezers’. Boekencentrum Zoetermeer 2005. pag. 121-125.

[22] Flesseman – Van Leer, aw, pag. 60

[23] Flesseman – Van Leer, aw, pag. 62

[24] A. Noordergraaf  a.w., pag. 121-125. 

[25] A. Noordergraaf, a.w.; Noordergraaf trekt de conclusie niet, maar laat het zien in zijn keus van sublemma.

[26] Bert Hoedemaker, Anton Houtepen, Theo Witvliet, ‘Oecumene als leerproces’, inleiding op de oecumenica. Meinema Zoetermeer 1993. Voor deze thematiek met name ‘Hermeneutiek en eenheid’, van Hoedemaker, pag. 278- 283.

[27] L. Hoedemaker, a.w., pag. 282

[28] M. Poorthuis, aw. pag 91

[29] Tweede Vaticaans Concilie, Dei Verbum, IV, 14, 1965. Zie: www.rkdocumenten.nl.

[30] De lezing van Willebrands is opgenomen in de bundel ‘Tot leren uitgedaagd’, verschenen onder redactie van dr. M. Poorthuis, Utrecht / Den Bosch 1993. Citaat pag. 114; waarbij Willebrands verwijst naar: ‘Die Einheit zwischen Alten und Neuen Bund’, in Munchener Theologischer Zeitschrift 38, (1987) 4, pag. 295-310.

[31] De Pauselijke Bijbelcommissie stelt in een in 1993 uitgebracht rapport ‘De Interpretatie van de Bijbel in de Kerk’, uitgebracht in RKDocumenten.nl; in het slothoofdstuk ‘Conclusies’: ‘Om tot de mensen te spreken heeft God reeds ten tijde van het Oude Testament gebruik gemaakt van alle mogelijkheden van het menselijk spreken; maar Hij heeft zijn Woord tegelijk afhankelijk gemaakt van de typische beperkingen die aan het menselijk spreken eigen zijn’.

[32] H. van Grol en P. van Midden (red.), ‘Een roos in de lente’, Theologisch palet van de FKT, Theologische Perspectieven nr. 1, Utrecht 2009. Het artikel is van Adelbert Denaux, ‘De heilige schrift en de eenheid van de christenen’, pag. 32.

[33] Willebrands, a.w. pag. 120.

[34] Beauchamps, ‘La lecture typologique et le Pentateuque’, in:La Maison Dieu, 190 (1992).

[35] J. Veenhof. In de bundel”’In rapport met de tijd. 100 jaar theologie aan de Vrije Universiteit 1880 – 1980. Over: De verhouding van het Oude Testament en het Nieuwe Testament volgens Herman Bavinck,  Kok Kampen 1980. pag. 198-235.

 



[1] Glouck, pag. 60.

[2] Glouck, pag. 61.

[3] Glouck, pag. 62

[4] Glouck, pag. 121.

Foto in het lezingdeel: Schilderij van Helmantel, waarschijniljk zijn meest populaire werk, zoals Henk Helmantel zelf zegt; het laat zien hoe Oude en Nieuwe Testament op elkaar aansluiten en hoe in de verbinding een altijd groene tak bloeit. Het schilderij is door Helmantel al drie keer geschilderd, omdat het twee keer is gestolen. Het hangt op dit moment in het Iconenmuseum in Kampen.