Ds. Margriet Gosker, predikante in Boxmeer, stond onlangs veertig jaar in het ambt. Zij was destijds één van de eerste vrouwelijke predikanten. In de overdenking die ze hield in haar gemeente, gaat ze in op wat dat betekende en hoe de kerkelijke ervaringen sindsdien zijn geweest. Het betreft een overdenking naar aanleiding van Filippenzen 4: 1 – 4 (hieronder afgedrukt) en Psalm 119, een psalm die op de betreffende zondag op het rooster stond. Margriet Gosker is ook lid van de beraadgroep Geloven en kerkelijke gemeenschap van de Raad van Kerken.
Lezing: Filippenzen 4: 1‑4
Daarom, broeders en zusters, die ik liefheb en naar wie ik verlang, die mijn vreugde en erekrans zijn, blijf standvastig in de Heer. Euodia en Syntyche, ik dring er bij u op aan eensgezind te zijn, want u bent één met de Heer. En u, trouwe vriend, vraag ik hen te helpen. Ze hebben samen met mij voor het evangelie gestreden, evenals Clemens en mijn overige medewerkers, van wie de namen in het boek van het leven staan. Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd. Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. De Heer is nabij. Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden. Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren.
Overdenking:
Ik ben een metgezel van allen die u vrezen, zegt Psalm 119. Een tekst die al jaren met mij mee gaat. Een mooie tekst, die zegt dat we samen op weg zijn en dat je elkaars metgezellen bent: kerkgenoten, tochtgenoten, oecumenische vrienden, Joodse vrienden, Islamitische vrienden, mensenvrienden met verschillende inzichten, maar allemaal samen op weg met eerbied voor de Eeuwige, die ons leven leidt. Ik ben een metgezel van allen die u vrezen… Die tekst komt uit dat stukje van de christelijke bijbel, dat als Joodse Bijbel is begonnen en dat nog steeds is. Tenach – het Oude Testament – en daarvan het boek der Psalmen, dat één van de mooiste boeken van de Bijbel is. Ik houd van de Psalmen, zowel om ze te lezen als ook om ze te zingen. En vandaag zingen we veel psalmen. Heerlijk.
De Psalmen: ons hele leven komt er in voor. Alle liefde en grootsheid van ons verrukkelijke leven, alle grandeur, maar ook alle menselijke misère en ellende Het bittere rauwe van het leven in moord en doodslag, haat en nijd, en afgunst, dat ons mensenbestaan óók zo vaak tekent en waar we deze week weer ongenadig mee zijn geconfronteerd. Buiten de kerk maar ook binnen de kerk. Kerkmensen zijn heilig en zondig tegelijk. Simul justus ac peccator, zei Luther al. Kerkmensen zijn geen haar beter en als het eenmaal rommelt kan het er goed mis gaan. Ik ben lang genoeg dominee om dat te weten.
Ik ben een vriend van allen die u ‘vrezen’. In onze nieuwe Bijbelvertaling staat dat ‘vrezen’ er nog steeds en dat heeft me verbaasd. Want niet iedereen begrijpt dat meer. God ‘vrezen’, dat wekt de indruk van angst voor God of zo… Maar dat betekent het niet. Het betekent juist: godvrezend zijn, dat wil zeggen: devoot, gelovig, spiritueel, godvruchtig, vroom. Luther zei al in zijn kleine Catechismus: Laten we God vrezen, liefhebben en vertrouwen. Er zit dus veel respect in. Of liever: eerbied. Eerbied voor God, onze schepper, die onze vreugde is en die wij mogen loven en prijzen.
Laat de Heer uw vreugde blijven. Dat zegt Paulus in de brief aan de Filippenzen, zijn geloofsgenoten, de mensen met wie híj samen optrekt in geloof. En dan noemt hij drie namen: twee vrouwen: Euodia en Syntyche en één man: Clemens. Euodia en Syntyche hebben samen met Paulus voor het evangelie gestreden. Het heeft eeuwen geduurd voordat de kerk dit echt tot zich door liet dringen: dat Paulus samen met vrouwen voor de evangelieverkondiging heeft gestreden. Toen ik besloot om theologie te gaan studeren waren alle vrouwen in onze kerk van het ambt uitgesloten en in grote delen van de wereldkerk is dat nog steeds zo. Ik prijs me gelukkig, dat ik in 1967 die bijzondere synodezitting mocht bijwonen, waarop in principe besloten werd vrouwelijke predikanten tot de kansel toe te laten. In 1969 werd dit besluit bekrachtigd en in 1972 werd ik als een van de eersten tot predikant bevestigd in Heerhugowaard. Veertig jaren lang mocht ik deze dienst vervullen en dat vervult mij op deze dag met grote dankbaarheid.
Paulus en Clemens, Euodia en Syntyche, ze hebben het evangelie verkondigd aan de mensen van hún tijd en dat was – net als nu – niet eenvoudig. Het was een strijd, toen ook al. Een worsteling om het juiste verstaan. Opboksen tegen vooroordelen. Vechten tegen alles wat Gods boodschap in de weg staat. Paulus en Clemens, Euodia en Syntyche, dat mooie klavertje-vier uit de brief aan de Filippenzen: ze waren het lang niet altijd met elkaar eens, maar ze hebben nooit de moed opgegeven. Ze hebben volgehouden in geloof. Hun namen staan opgeschreven in het levensboek bij God.
Er is de laatste weken nog al wat te doen over de preken. Zijn ze wel boeiend en aantrekkelijk genoeg? Hebben ze wel relevantie? En wat is het rendement er nou helemaal van? Gaan die preken wel over wat mensen echt van binnen raakt? Of schiet het er vaak langs heen? Moeten preken ook oplossingen aanreiken? Of moeten ze juist een open einde hebben, zodat je er als gemeentelid zelf mee aan de slag kan? De preek is nogal in opspraak en ik geef toe: ik doe het nu al ruim veertig jaar en het is altijd weer een worsteling om de juiste woorden te vinden. Toch heb ik nog niemand horen zegen, dat we er maar mee moeten ophouden. Het blijft een uitdaging voor predikant en gemeente samen om te wíllen horen wat Gods boodschap is voor ons vandaag.
Laat de Heer uw vreugde blijven. Dat is het hart van de boodschap die ik u vandaag mag brengen. In het Grieks van de Bijbel klinkt het zo: Chairete en kuriooi pantote. Laat de Heer uw vreugde blijven. God zelf is de vreugde van je bestaan. Dat is de kern. Ik ben er diep van overtuigd, dat de preek als entertainment en het opleuken of aantrekkelijker maken van kerkdiensten uiteindelijk niet het gewenste ‘rendement’ oplevert, zolang wij God zelf niet serieus nemen. Een dominee kan nog zo boeiend preken, en als de gemeente dan tevreden is, dan is dat natuurlijk mooi. Maar het heeft pas echt ‘rendement’ als er ook iets in mensen verandert. Als mensen niet alleen zichzelf en elkaar belangrijk vinden, maar ook weer echt in hun dagelijkse leven met God gaan rekenen. Niet God als boeman. Niet God als opzichter. Niet God als knuffelbeer of aai-poes. Maar God als werkelijkheid en als vreugde van je bestaan.
Dat is niet van deze tijd, dat weet ik wel. God wordt steeds meer uit onze cultuur verdreven. ‘God is dood’, zegt men ‘God heeft nooit bestaan’. God is alleen maar een zelf verzonnen idee van menselijk verlangen, omdat mensen nou eenmaal die behoefte hebben aan houvast…En zo wordt God in Nederland en in West-Europa geminimaliseerd, geprivatiseerd, onschadelijk gemaakt en buiten de deur gehouden. Maar waarom laten wij ons dat eigenlijk aanpraten?
Ik wil vandaag met kracht onderstrepen: God heeft het eerste woord: in de Bijbel en in heel ons leven. In Genesis 1 en bij onze doop. En God heeft ook het laatste woord – in de Bijbel en in heel ons leven – bij de geboorte van een kind en als we bij het graf staan om een dierbare te betreuren en in handen te leggen van de Eeuwige. Als wij het lef hebben God veel meer plek te geven in ons leven, dan lukt het ons misschien ook om onszelf eens wat te relativeren. Die wijze les heb ik in de jaren 70 in m’n eerste gemeente (Heerhugowaard) al geleerd van een ouderling, die veel voor de kerk deed en die tegen me zei: ‘ik doe het niet voor jou.’ Pats, dat voelde toch wel als een terechtwijzing – ik doe het niet voor jou – maar toen ik even doordacht, begreep ik drommels goed wat die ouderling bedoelde. Het ambt, dat doe je voor God.
In Oostzaan heb ik geleerd om ondanks teleurstelling het hele leven met dank te aanvaarden en de vreugde van het geloof te bewaren. Het was wel eens lastig, daar in Oostzaan. Ik herinner me nog goed, dat ik ’t me nogal aantrok, dat veel ouderlingen alleen maar in de kerk kwamen als ze dienst hadden en anders niet. Daar had ik echt last van. Toen moest ik de les leren: Kijk naar alles wat goed gaat en wees blij met iedereen, die er wél is en met alles wat wél goed lukt. ‘Laat de Heer uw vreugde blijven’. Dat is in Oostzaan een echte levensles voor mij geworden ‘De Heer is nabij. Maak je nergens zorgen over. Vraag God wat je nodig hebt en het komt goed. En vergeet zeker niet om God dagelijks te danken.’
In de tachtiger jaren in Amstelveen heb ik genoten van de goede oecumenische samenwerking, met de rooms-katholieken, maar ook met de Synagoge en de frequente contacten met rabbijn Soetendorp, die kind aan huis was in onze kerk. Het waren de topjaren van de oecumenische samenwerking in Nederland. Overal in het land ontstonden Raden van Kerken en trokken mensen oecumenisch met elkaar op. Er werd over en weer avondmaal en eucharistie gevierd, soms zelfs met de Lima-liturgie en er waren talloze oecumenische gesprekskringen, waarbij mensen hun geloofsinzichten met elkaar konden delen.
In de negentiger jaren werd dat minder. De cultuur veranderde. Geloof werd meer iets van de binnenkamer. Iets wat je voor je zelf houdt en niet zo nodig m. anderen hoeft te delen. De krimp sloeg toe in de kerk en vaak ook de kramp. Wat je nu in Leeuwarden ziet: hoe kerken elkaar lelijk in de haren vliegen, dat is een heel onverkwikkelijke vertoning. Want van krimp komt kramp en dat hebben we in Amstelveen ook meegemaakt. Eensgezindheid is dan ver te zoeken. En dan komt het er echt op aan, of je nog altijd kunt zeggen: ‘Laat de Heer uw vreugde blijven’. In Amstelveen heb ik geleerd om vol te houden en dóór te gaan, whatever happens. En daar heb ik extra ervaren hoe belangrijk het thuisfront is voor een dominee. Dat ze thuis achter je staan, achter je werk, achter je roeping. Net zoals Paulus en Clemens, Euodia en Syntyche vormden wij in Amstelveen een goed klavertje vier.
Heb ik in Venlo óók nog wat geleerd? In elk geval auto rijden om verre gemeenteleden op te kunnen zoeken! En in het Zuiden ga je ‘t grote verschil merken om als protestanten veruit in de minderheid te zijn. Dat was echt wel even wennen. En misschien heb ik in Venlo ook wel iets áfgeleerd. Ik ben er in elk geval veel korter gaan preken.. En in Boxmeer? Ja, lieve mensen, daar leer ik echt nog in elke dag. Hoe om te gaan met zoveel variëteit in geloofsbeleving? Waar moet je wél optreden en je plaats innemen en waar kun je beter bescheidenheid tonen?
Ik ben een metgezel van allen die u vrezen. Dat zeg ik vandaag met Psalm 119. Met vreugde denk ik nu aan al die lieve, vriendelijke, maar soms ook knap lastige geloofsgenoten met wie ik samen heb mogen optrekken in de loop van die veertig jaar. Dingen gaan meestal niet vanzelf. Er is ook in de kerk heel veel inzet en toewijding nodig om ons tot een echte gemeenschap te maken. Als iedereen met vreugde zijn of haar eigen plaats inneemt in de geloofsgemeenschap dan gaat het lukken, met Gods hulp en onder Gods zegen.
Weet u, dat klavertje vier van Paulus en Clemens, Euodia en Syntyche, daar hoort eigenlijk nog een vijfde bij. Die vijfde man wordt in de nieuwe vertaling aangeduid als een ‘trouwe vriend’. Syzygus staat er in het originele Grieks en dat betekent zoveel als – jawel – ‘mijn trouwe metgezel’. We weten niet precies wie die trouwe metgezel van Paulus geweest is, maar ik denk dan aan Jezus. Jezus is onze trouwe metgezel, die met ons meegaat op ons levenspad. Die alles voor ons over heeft gehad, tot op het kruis! Die zijn leven voor ons heeft gegeven en die ons bij zijn opstanding heeft beloofd, dat hij bij ons is en blijft, ons hele leven lang, van onze doop tot onze dood – en ook daarvoor en daarna. Altijd.Tot aan de voltooiing van de wereld. De Heer is nabij. Wees nergens bezorgd over, maar bid God om wat je nodig hebt en dank de Heer! Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, jou hart en jou gedachten in Christus Jezus bewaren.
Amen.