De nieuwe uitgave van Begrip, een blad van het bureau voor ontmoeting met moslims van de RKK schrijft over humor en religie. Religies gaan verschillend om met humor en geven een verschillend antwoord op de vraag: Wat is nog wel humoristisch en wat niet meer? De Joodse bijdrage in de uitgave geeft enkele anekdotes, die getuigen van (zelf)relativering.
Bij de kapper
Een pastoor gaat naar de kapper. Als hij wil afrekenen, zegt de kapper: ‘Voor een man van God is het bij mij gratis’. De volgende dag komt de pastoor terug om hem te bedanken met een kruis. Een andere keer gaat de dominee naar de kapper. Als hij wil afrekenen, zegt de kapper: ‘Voor een man van God is het bij mij gratis’. De volgende dag komt de dominee terug om hem te bedanken met een bijbel. Dan komt een rabbijn bij de kapper. Als hij wil afrekenen, zegt tde kapper: ‘Voor een man van God is het bij mij gratis’. De volgende dag komt de rabbijn terug met een andere rabbijn.
De wet
God gaat top bezoek bij Mohammed: ‘Ik wil van jouw volk een uitverkoren volk maken, als je een wet accepteert’. ‘En welke wet is dat?’ ‘Je zult niet stelen’. ‘Helaas, dat zal niet gaan’. Dan gaat God bij Jezus op bezoek en stelt hem dezelfde vraag: ‘Ik wil van jouw volk een uitverkoren volk maken, als je een wet accepteert’. ‘En welke wet is dat?’ ‘Je zult geen beelden maken’. ‘Helaas, ik wil een beeld van mijn moeder maken en zelf wil ik op het kruisbeeld komen. Dus dat zal niet gaan’.
Dan komt Mozes God tegen. ‘Waarom zie je er zo bedroefd uit?’ ‘Ik vind niemand om het uitverkoren volk te worden’. ‘Wat moet je daarvoor doen?’ ‘Je hoeft alleen maar een wet te accepteren’. ‘Welke?’ ‘Je moet de zaterdag als heilige dag respecteren’. ‘Goed, hoeveel is het?’ ‘Het is gratis’. ‘Oh, doe er dan maar tien’.
Bidden
Een groot rabbijn stijgt op naar de hemel. Eest moeten er allerlei formaliteiten gebeuren, het is immers een belangrijk iemand. Daarna is het tijd om de nieuwe woning te gaan bekijken. Het is een eenvoudig huis met twee kamers en een kleine parkeerplaats. Heel gewoon. De rabbijn verbaast zich, kijkt om zich een en ziet een fantastisch huis met drie verdiepingen, tuin, zwembad en tennisveld. Hij windt zich op en wordt kwaad. ‘Van wie is dat huis?’ ‘Het is van Schmoulek Kohen’. ‘Hoezo, Schmoulek Kohen, de buschauffeur?’ ‘Ja, de buschauffeur’. Maar dat is toch schandalig, ik als grote rabbijn krijg een klein appartement met twee kamers en hij een geweldige woning’. ‘Ja, want toen jij hier beneden het gebed deed, sliep iedereen. Terwijl als hij in de bus reed, deed iedereen een gebed’.