Het was een bijzonder gezelschap op de boot aan de kade in Leeuwarden. De groep opvarenden kwam uit Oostenrijk; uit de streek even oostelijk van Salzburg. Hun liefde voor het water en hun liefde voor de kerk verbond hen met elkaar. De meesten van hen waren voor de vierde keer in Nederland. Tijdens een vorige reis hadden ze zich verbaasd over de vele kerken die een herbestemming hadden gekregen.
Reden om een gesprek te vragen met de algemeen secretaris van de Raad van Kerken over het kerkelijke klimaat in Nederland en over hoe het zit met die kerksluitingen. Een bijzondere vraag dus eigenlijk ook, waarmee de groep zich meldde. En of het in het Duits kon. Dat laatste was eigenlijk nog het eenvoudigst, zolang ze maar niet in plat-Oostenrijks vragen gingen stellen. Verder was alles bijzonder aan de ontmoeting: de entourage, de groep en de vraagstelling.
Om het gesprek wat open te breken werden er enkele quizvragen over het thema aan de groep voorgelegd. ‘Denkt u dat er in Nederland in de komende tien jaren 500 kerken worden gesloten? Waar of niet waar? Waar is bljiven zitten, denkt u van meer dan moet u gaan staan’. Slechts één man gaat staan. Hij houdt het op 800 kerken. De meeste vinden 500 al rijkelijk veel, dat is bijna één per week. Zo erg kan het niet zijn, is het in Oostenrijk ook niet, ook al komen er weinig mensen in de kerk. De ene man heeft gelijk. ‘Komende tien jaar gaan er tussen de 1000 en 1250 kerkgebouwen dicht, die een herbestemming krijgen’. Een storm van vragen breekt los: hoeveel kerken zijn er dan in Nederland? Hoe weet men dat zo precies dat er meer dan duizend dichtgaan?
Een tweede vraag volgt: Of er ook kerkelijke gemeenschappen groeien? Iedereen blijft zitten. Men denkt dat dat het geval is. En zo is het ook. ‘Freikirchen’, zegt iemand. Wij zouden het houden op pinksterkerken, c.q. migrantengemeenschappen.
Een derde vraag. ‘Klopt het dat er deze zomer in Nederland een soort handleiding uitkomt, waarmee je een kerksluiting op een goede manier kunt begeleiden?’ De Oostenrijkers zijn nu een beetje gewend aan de kerkelijke armoede en ze kiezen massaal voor het antwoord ‘waar’. En dat is correct. In september komt de uitgave uit ‘Meer dan hout en steen’. Wie schrijft zoiets? En waarover gaat het?, wil iemand weten. Het antwoord is begrijpelijk: ‘Diverse auteurs. De één schrijft over het rouwproces en hoe je dat moet begeleiden. De ander over wat er met de kunstschatten moet gebeuren. Een derde over de juridische kant’.
‘Wat gebeurt er met het interieur?’ wil iemand weten. ‘Dat kan naar een museum gaan, als het cultuurhistorische waarde heeft. Of naar een andere kerk, als het goed gebruikt kan worden. Of verkocht worden’. ‘Waarom wordt het niet vernietigd?’, vraagt iemand. Het is duidelijk. De groep heeft een overwegend rooms-katholieke achtergrond en ze kunnen zich eerder voorstellen dat het ooit gewijde verdwijnt, dan dat het een misplaatste herbestemming krijgt.
Dan komen de voorbeelden van een herbestemming van kerkgebouwen ter sprake. De gereformeerde kerk van Hijlaard is een koptisch-orthodoxe kerk geworden. De doopsgezinde kerk van Wirdum is een garage. De kerk in Warga werd een bouwmarkt. De gereformeerde kerk onder de rook van Lemmer een kalverschuur. De kerk van Woudsend een café. En dan buiten Friesland: hoe je tot de afstoting van een kerkgebouw komt.
En opnieuw stapelen de voorbeelden zich op vanuit de Noordoostpolder. In Marknesse ging het over de vraag hervormd of gereformeerd? In Luttelgeest deed men twee kerken in de verkoop en de opbrengst van de eerst verkochte kerk zou worden gebruikt voor de verbouwing van de andere kerk. Bant wordt genoemd: de gereformeerde kerk en de hervormde kerk werden beide verkocht en van het geld kocht men de rooms-katholieke kerk. Als detail wordt genoemd, dat de banken uit de gereformeerde kerk een herbestemming vonden in de ark van Noach, die is nagebouwd door Johan Hubers uit Schagen. En hoewel de gasten uit Oostenrijk komen, blijken ze allemaal van dat experiment te hebben gehoord. Maar ja, het zijn tenslotte mensen met een hart voor de rivier en liefde voor het water.
Een boeiende ontmoeting. Over het belang van een kerk, de bijdrage van een kerk aan het publieke leven. De mogelijkheid om met kunst mensen te bereiken die je met klassieke middelen niet bereikt. De tentoonstelling van Henk Pietersma in de Grote Kerk van Leeuwarden wordt aangehaald. De tentoonstelling in de Broerenkerk in Bolsward. Veel herkenning over en weer. Maar soms ook niet. Bijvoorbeeld op het moment dat er humor in de dialoog komt. ‘Jullie zijn rooms-katholiek. Daar gaat men anders om met een kerkgebouw dan in protestantse kring. In de rooms-katholieke kringen is een kerkgebouw een heilige ruimte. Daar heeft men toch al meer met heilige voorwerpen en heilige personen. In iedere kerk zie je bijvoorbeeld wel een portret van paus Benedictus. Dat zie je in protestantse kerken niet. Daar zie je hoogstens een spiegel’. Een anekdote, waarvan de essentie niet echt landt.
Foto: gezicht vanaf het schip op het kanaal bij Leeuwarden