In het tijdschrift Volzin schrijft Klaas van der Kamp, algemeen secretaris van de Raad van Kerken, over de Oecumenelezing van 2011. Prof. dr. James Kennedy sprak de lezing uit en wist vele bezoekers te verleiden naar de Geertekerk in Utrecht te komen. Klaas van der Kamp bediende de microfoon tijdens de bijeenkomst, maar heeft alsnog behoefte zelf ook een reactie te geven. Zijn tekst volgt hieronder en is schrifteiljk terug te vinden in het oecumenische opinieblad, wat eerde ook de lezing van Kennedy preseneerde.
Gelovigen gaan steeds meer zweven. Ze hoppen van trend naar show en van goeroe naar entertainer. Ze hebben weinig boodschap aan wat instituten naar voren brengen. Het lijkt om een onvermijdelijke maatschappelijke ontwikkeling te gaan. Het zit in de genen van de samenleving. Alle publieke instellingen ervaren daar de consequenties van; politieke partijen, vakbonden en kerken. Instituten verliezen aan publieke betekenis. Prof. dr. James Kennedy bracht die ontwikkeling onlangs helder onder woorden in de Oecumenelezing van de Raad van Kerken. Hij betoogde – de lijn doortrekkend – dat mensen niet meer geïnteresseerd zijn in de georganiseerde oecumene. Het gezamenlijk spreken van de kerken is voor hem een achterhaalde zaak.
Als iemand die gemotiveerd is om voor de oecumene te werken, kies ik een andere insteek. Ik ben het niet eens met de gedachte dat institutionele eenheid overbodig is. Kennedy beargumenteert dat christenen elkaar onderling ook wel weten te bereiken met bijvoorbeeld de social media. Dat is een vreemde gedachte, die haaks staat op inzichten van de massacommunicatie. De ene vorm van communicatie kan de andere vorm niet vervangen. Je kunt niet zeggen: ‘Persoonlijke communicatie is overbodig geworden en institutionele afstemming is achterhaald, want we sturen elkaar nu een twitter’. Een twitter kan hoogstens aanvullend zijn bij wat je via de andere communicatiekanalen uitzet.
Als individualisering het nieuwe dogma is, verdampt de samenhang tussen mensen. De overheid is dan nog een laatste instelling waar maatschappelijke lijm wordt geleverd. Maar wat te doen als ook die overheid de vrije markt gaat omarmen en zich overgeeft aan het liberale evangelie? Dan glijdt de solidariteit weg. Een ontwikkeling die zich krachtig doorzet na de val van de muur in Berlijn in 1989. De georganiseerde kritiek op het liberalisme is sindsdien verstomd. Het onderuit glijden van het socialisme bracht velen in de waan van de onoverwinnelijkheid van het kapitalisme en het daarbij behorende idee van individualisme. Allerlei voorheen publieke instellingen als openbaar vervoer en nutinstellingen moeten de consequenties ondergaan.
De meeste leden van de Raad van Kerken wijzen de gedachte af, dat de kerk buiten institutionele vormen van oecumene kan. Ze zijn een open briefwisseling begonnen over het belang van instituties met de jonge ambassadeurs van de Raad, leden van hun eigen kerk; de pennenvruchten zullen in de loop van het jaar worden gepubliceerd. Aan de ene kant fungeert het hedendaags motto, dat je prima op je eentje zou kunnen leven, denken en goed doen, daar heb je de ander niet voor nodig. Aan de andere kant staat de visie van Levinas, die duidelijk maakt dat een mens in zijn eentje niets voorstelt, je wordt pas mens door de ogen van de ander.
Ik lees zelf de hele bijbel als een worsteling van de Geest om eenheid en respect onder mensen uit te bouwen. Ik geef toe dat de omvangrijke oecumenische literatuur van de eerste generatie oecumenici wel wat eenzijdig inzet bij het Nieuwe Testament. De context van het Oude Testament zou wat mij betreft prominenter in beeld mogen komen. Een gunstig neveneffect zal zijn, dat alle kerken zich gaan realiseren te leven uit de tweede hand. Er is dan geen moederkerk meer. Het kan de bescheidenheid voeden, zowel qua ambtsopvatting als qua ecclesiologie. Want je komt de dogmatische twistpunten van de kerk er amper tegen.
Je vindt in het Oude Testament wel de voortdurende inspanning om de eenheid te bewaren. Dat is al zo vanaf het moment dat het Kaïn wordt aangesproken op de afwezigheid van zijn broer Abel. Je herkent het in het verdriet van God over het opdelen van Israël in twee delen; symbolisch uitgedrukt in het scheuren van het kleed van de profeet Achia, die zijn mantel in twaalf stukken deelt en Jerobeam tien delen laat kiezen. Eenheid en tweespalt is geen toevallig thema in de bijbel. Het is een rode draad. ‘Kunst van leven’ is ‘kunst van samenleven’; elkaar ruimte gunnen is genieten van de verschillen. ‘Het lichaam is een eenheid met verschillende ledematen’, vat Paulus de gedachten samen.
Kennedy denkt dat kerken samen willen optrekken om een vermeend corpus christianum op te richten. Kerken zouden elkaar naar de ogen zien om de macht uit te breiden. Dat is – mag ik hopen – een wat gedateerde visie. Kerken weten heel goed dat ze in Nederland de meerderheid kwijt zijn; ook als ze één lijn trekken. Diverse kerkelijke gezagsdragers, voor zover ze het eigen autisme weten te overwinnen, snappen zeer wel dat gezamenlijk spreken alleen dient om de betrouwbaarheid te vergroten. En daar waar hoge geestelijken die roeping verzaken, kunnen eenvoudige mensen met de allure van Pietje Balthus – de oude vrouw die Abraham Kuyper wereldwijs en evangeliegetrouw maakte – hen aanspreken op hun taak aller dienaar te zijn. Er zijn structuren waarin die Pietje Balthussen zich weer organiseren; dat noemen we dan een synode, een raad of een concilie. Daar is niets mis mee, het is het summum van wat we ‘beschaving’ noemen, maar wat je ook gewoon mag vertalen met ‘we houden rekening met elkaar’.
Kerken hoeven geen macht na te streven. Het helpt wel als de kerken elkaar in het publieke domein niet tegenspreken. Waar op één markt de ene marktventer roept ‘Eet meer vis’ en de andere ideologische verkoper waarschuwt tegen de vangsten van walvis en kabeljauw roep je op zijn minst verwarring op. En verwarring communiceert voor geen meter. Het is dus zaak dat kerken hun boodschap onderling afstemmen.
Volgens Kennedy zit de geïndividualiseerde Nederlander daar niet meer op te wachten. Hij poneert de gedachte dat de kerken het profetisch spreken kunnen laten varen. Het is voldoende als de kerken spreken via de daden van de locale onderdelen van de kerk. Dat mag gelden voor een laagkerkelijk denkende protestant. De helft van de christenheid is georganiseerd volgens een episcopale, hiërarchische structuur. De gelovigen kunnen zich wel afzijdig houden van het instituut, het instituut – zeker in episcopale kerken – bepaalt wel de kaders waarin die gelovigen kunnen leven.
De kerken moeten zich daarom als instituten blijven manifesteren. Dat dient tevens een publieke zaak. Zij kunnen samen dienen als criticaster van een eenzijdige maatschappijvisie. Juist waar het westen zeer eenzijdig het neoliberalisme omarmt en waar een deel van de ontzuilde kiezers zich aan populisme verliest, is zo’n systeemkritische benadering meer dan nodig. De geïnstitutionaliseerde kerk draagt bij aan wat Popper de onmisbare falsificatie noemt. Natuurlijk kan je die systeemkritiek leveren vanuit een congregationalistische gemeente. Maar het wordt allemaal een stuk steviger als de kritiek zich bundelt in passend vocabulaire op landelijk en internationaal niveau. Als de kerken hun stem niet meer uiten, wie zal dan nog zeggen dat de wereld zich verliest aan zelfgenoegzaamheid? Waar een individuele gelovige een lucifer kan aansteken in het donker, kan een instituut een aubade van licht geven. Een huis in het dal kan aan het oog ontsnappen. Een stad op een berg is voor ieder zichtbaar.
Foto’s:
James Kennedy tijdens de Oecumenelezing
Willem Aantjes, één van de prominente leden bij de Oecumenelezing
Voor de lezing van James Kennedy en een impressie van de bijeenkomst, klik hier.