Karel Blei heeft een voorzet gegeven over het onderwerp ‘Christendom en interreligieuze ontmoeting’. Ds. Dick Stap, pastor in het ziekenhuis in Terneuzen en de schrijver van dit artikel, zet daar een vrijzinnige visie naast vanuit de interreligieuze ontmoeting tussen christendom en mahayana boeddhisme. Die ontmoeting trekt minder de aandacht in het actuele religiedebat, maar is misschien juist daardoor interessant.
Op Hydepark, het toenmalige Hervormde Seminarium, had ik een indrukwekkende studieperiode. Aan het eind daarvan maakte ik deel uit van de groep die de slotviering moest voorbereiden. Wij hadden allemaal het gevoel dat er een bijzondere saamhorigheid was ontstaan. We stelden daarom voor om in de kapel het Avondmaal te vieren. Meteen stak er een storm van protest op. Van het gevoel van saamhorigheid bleef niets over. Uiteindelijk hebben wij de Tafel gereedgezet – en onaangeroerd gelaten. Onder het uitspreken van een klaaggebed over onze verdeeldheid.
De pijn over deze gebeurtenis is mij altijd bijgebleven. Wanneer wij onderling al zo verdeeld zijn, hoe reëel is dan het gesprek met andere godsdiensten? Ik kon het echter niet laten om met de ontmoeting met het boeddhisme bezig te blijven, die tot de geestelijke erfenis van mijn vader behoorde.
Ik was bijvoorbeeld onder de indruk van het verslag van de ontmoeting tussen de christelijke monnik Thomas Merton en de zenmeester Daisetz Suzuki in 1963. Merton had er een uitzonderlijk verlof voor gekregen van de abt van zijn cisterciënzer abdij; Suzuki was hoogbejaard. Bij het weggaan glimlachte Suzuki en zei: ‘Het gaat uiteindelijk om de liefde!’ Merton vertelt hoe hij van deze eenvoudige opmerking onder de indruk was. Suzuki raakt de belangrijkste kern van de interreligieuze ontmoeting. Elk standpunt zal dáár aan getoetst moeten worden. Hoe liefdevol is het voor de ander wat ik over zijn geloof ga zeggen?
In 1975 vindt er in een flat in Parijs een ontmoeting plaats tussen Thomas Berrigan en Thich Nath Hanh, die allebei in ballingschap waren vanwege hun vredesactivisme tegen de oorlog in Vietnam. De jezuïet en de zenboeddhist raken in gesprek. Op een ogenblik merkt Berrigan op dat het Witte Donderdag is. Hij stelt voor om samen de eucharistie te vieren. Waarop Nath Hanh zegt: ‘Sure, we’ll make some bread!’ Ik schaamde me toen ik het las. Ook hier werd een belangrijke kern van de interreligieuze ontmoeting aangeraakt: de participatie aan elkaars rituelen zonder theologische overeenstemming vooraf.
Ik heb zelf leren inzien dat de ontmoeting met het boeddhisme echter nog een ander belangrijk aspect kent, dat voor protestanten minstens zo moeilijk zal blijven als het vieren van het Avondmaal met andere gezindten. Ditmaal gaat het om de relativering van het woord. Twee verhalen.
Een monnik klaagde op een avond, dat hij nu al jaren gemediteerd had, maar dat hij nog steeds niet verlicht was. Zijn meester zei niets. Hij nam zijn leerling mee naar een heuveltop buiten het klooster. Daar wees de meester omhoog naar de maan en zei: ‘De vinger is niet de maan!’ Het andere verhaal vertelt hoe Mozes van de berg afkwam met de Tien Woorden. Zijn gelaat gaf licht. Op de stenen platen had de Eeuwige zelf zijn onderwijzing geschreven: ‘Gij zult geen gesneden beeld maken van wat boven in de hemel is!’
De zenmeester bedoelt: godsdienstige voorstellingen zijn niet identiek aan datgene waarnaar zij verwijzen. De Tien Woorden leren, dat de Eeuwige met geen enkel woord definitief kan worden omschreven. Beide verhalen wijzen op het diepe bestaansmysterie, dat elke menselijke voorstelling in woord of beeld overstijgt. Religieuze tradities hebben elk hun eigen socio-culturele vormgeving voor dit geheimenis. Alle mystieke tradities relativeren echter de woorden die ervoor gegeven worden. Er blijkt in de interreligieuze ontmoeting geen taal te bestaan waarmee kan worden uitgemaakt of de ervaringen met dit mysterie ‘hetzelfde’ zijn of ‘verschillend’. Hier past slechts een eerbiedig stilzwijgen.
Voor de interreligieuze ontmoeting heeft dit gevolgen. Wanneer het de bedoeling van de dialoog is om het op den duur geheel eens te worden over de geloofsvoorstellingen, dan is dat tot mislukken gedoemd. Het gaat allereerst om een kwetsbare ontmoeting tussen aarzelende mensen, die de moed hebben om samen te zwijgen tegenover het woord – en beeldloze mysterie. Daar win je geen religiedebat mee, maar indringend is het wel.
Daarna kan er voorzichtig worden afgetast hoe het zit met al die verschillende geloofsvoorstellingen. Er moet immers ook recht worden gedaan aan de menselijke eigenschap van het voorstellingsvermogen. De protestantse theoloog Paul Tillich heeft een voorzet gegeven: ‘Ik moet zeggen dat een christelijke theologie die niet in staat is tot een creatieve dialoog met het theologische gedachtegoed van andere religies, een gelegenheid van wereldhistorisch formaat misloopt en provinciaal blijft.’
Protestanten hebben voor deze creatieve dialoog twee soorten heroverweging nodig. Eerst zal het moeten gaan om een bezinning op het typisch protestantse ‘bevindelijke leven’, dat biddend weet heeft van het Onuitsprekelijke. Ten tweede zal het moeten gaan om een bezinning op het feit dat óók elke protestantse theologie naar een evenwicht zal moeten streven tussen positieve en negatieve theologie, tussen het spreken over de Eeuwige en het tijdige zwijgen over Zijn geheimenis.
Voor een ontmoeting met het boeddhisme is een gevoel van saamhorigheid nodig, dat niet wordt bevorderd door de etnocentrische gedachte dat het licht van de Boeddha slechts een afgeleide is van het licht van Christus. Alleen het ondoordringbare bastion van een bepaald soort christelijk spreken dient zich dan aan, dat feitelijk geen tegenspraak lijkt te dulden en zich onvoldoende rekenschap lijkt te geven over wat dit aanricht bij de ander in het interreligieus gesprek. Het gevoel van saamhorigheid, dat een ontmoeting pas mogelijk maakt, is daarentegen gebaseerd op het inzicht van Suzuki over de liefde dat nooit uit het oog mag worden verloren.
Uit dat inzicht vloeien twee randvoorwaarden voort. Onbedoeld heeft de apostel Paulus er één geformuleerd in een andere context: ‘De ander uitnemender achten dan zichzelf’. Dan pas kun je van de ander leren. Thich Nath Hanh voegt daaraan toe dat een dialoog pas authentiek is, wanneer je zelf bereid bent om van inzicht te veranderen. Ontbreekt die bereidheid, dan is het gesprek niet zozeer authentiek alswel ab-surdus: doof.
Ds Dick Stap
Terneuzen
Naschrift redactie:
Dick Stap (1958) studeerde theologie in Leiden en is predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Hij is parttime verbonden aan Ziekenhuis Zeeuws-Vlaanderen in Terneuzen, als geestelijk verzorger en ethicus. Hij won -aardig misschien om te noemen – in 2000 de prijs ‘preek van het jaar’.
Mensen die willen reageren op zijn artikel of het artikel van Karel Blei kunnen hun bijdrage sturen aan rvk@raadvankerken.nl onder vermelding van ‘reactie op artikel Karel Blei’ of ‘reactie op artikel Dick Stap’. Bij het bureau zijn meer reacties binnengekomen op het artikel van Karel Blei. Ze zullen binnenkort hier geplaatst worden. Leidend thema is de vraag in hoeverre het het insteken op de christologie bevorderlijk is voor het interreligieuze gesprek.