Het boek Kronieken is het laatste boek van de Hebreeuwse canon. Het is daarmee tegelijk het boek wat dicht aan ligt tegen het Nieuwe Testament. Dat kan je zien aan de thema’s die de schrijver behandelt. Hij gaat in op het eeuwig koningschap. Hij geeft uitvoerige geslachtsregisters die zo overlopen in de registers van Matteüs en Lucas. En hij kent het thema van het zoonschap van God, als de Heer van Salomo zegt: ‘Jij zult mij tot een zoon zijn en ik zal je tot een Vader wezen’.
De schrijver laat ook zien dat het allerminst vanzelfsprekend is dat God zichtbaar is onder de mensen. De tempelbouw komt aan de orde. Tot driemaal toe snijdt de schrijver het thema aan. God heeft eigenlijk geen tempel nodig. Als er dan toch een tempel moet zijn, mag David de tempel niet bouwen, omdat er bloed aan zijn handen kleeft. Bloed herbergt de ziel. En dat is het gebied waar alleen God toegang heeft. Doopsgezinden en Quakers maken zich niet voor niets druk over dat thema.
‘Je zult een zoon krijgen, David. Hij zal een man van vrede zijn. Hij mag de tempel bouwen’. Een mens van vrede vermag een huis voor God te bouwen. Vrede is allereerst het ontbreken van oorlog. Maar er is een bredere betekenis van vrede. In het Hebreeuws is de tegenstelling van ‘vrede’ niet ‘oorlog’, maar ‘verdeeldheid of ruzie’. Daar waar sprake is van onenigheid, van uitsluiting, heeft de vrede een einde. Daar waar de concurrentie wegloopt uit de bedrijven en beginsel van samenleven wordt, wint de Mammon het van Christus. Daar ontbreekt het aan koinonia.
Tijdens een ontmoeting van een projectgroep van de Raad kwam onlangs de hier met enige vrijheid weergegeven vertelling aan de orde. Het speelt in India. Hindoes en moslims leven er samen. En dat kan spannend zijn. In een dorp woont een pottenbakker, een jongeman. Hij is hindoe. Hij heeft last van enkele opgeschoten moslimjongeren. Ze treiteren hem. Ze gooien steentjes naar potten die buiten zijn uitgestald. Sommige potten breken daardoor. De pottenbakker gaat naar zijn geestelijke leider en legt hem het probleem voor. ‘Neem meer klei en maak steviger potten’, adviseert de geestelijke. Dat doet de pottenbakker. Maar de jongens komen terug en gooien grotere stenen. Weer gaat de pottenbakker naar de geestelijke en doet zijn beklag. ‘Maak zakken van leer waarin men het water kan bewaren’, adviseert de geestelijke. Dat doet de pottenbakker. Hij breidt het assortiment uit en maakt zakken van leer. Dan komen de moslimjongeren terug en ze gooien stenen met scherpe punten. Weer gaat de pottenbakker naar de geestelijke. En die zegt: ‘Ga voor je waterzakken en potten zitten, als de jongens komen en bidt hardop voor hen’.
Namens de medewerkers van de Raad van Kerken: Zegen over kerst en een gezond 2011.
Het bureau van de Raad van Kerken is weer geopend vanaf 10 januari 2011
Kerststal opgesteld in het rooms-katholieke centrum aan de Biltstraat 121 in Utrecht, één van de vergaderlokaties van de plenaire Raad van Kerken in Nederland