Ontwikkelingssamenwerking

Greetje Witte-Rang  is vice-voorzitter van de beraadgroep Samenlevingsvragen van de Raad van Kerken. Zij geeft een toelichting op de brief die de Raad van Kerken eerder aan staatssecretaris dr. H.P.M. Knapen van Buitenlandse Zaken heeft gestuurd.

Waarom is de Raad van Kerken nu met een brief gekomen?

Het kabinet heeft zijn plannen bekend gemaakt over ontwikkelingssamenwerking. We vinden het belangrijk dat men weet dat de kerken zich grote zorgen maken over de kwaliteit en kwantiteit van de Nederlandse ontwikkelingsinspanningen. We hopen dat men deze zorgen alsnog laat meewegen bij het maken van beleidskeuzes.

Waarom maken de kerken zich zorgen?

De Raad van Kerken heeft grote moeite met de forse verlaging van de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, die haaks staan op alle berichten over het niet behalen van de Millennium Ontwikkelings Doelstellingen door juist de armste landen, zoals het onlangs verschenen  Least Developed Countries Report van de UNCTAD. Bovendien komt de bezuiniging nog eens bovenop de bezuinigingen die het vorige kabinet reeds had ingezet. Wanneer het in de gehele wereld economisch slechter gaat, moet onze zorg in het bijzonder uitgaan naar de mensen die in de kwetsbaarste posities zitten.

Waarom zouden we ons als Nederland daar per se druk om moeten maken?

Het huidige slechte economische tij heeft mede zijn oorzaken in een ondeugdelijk westers beleid; het gaat niet aan de gevolgen daarvan af te wentelen op de landen in het Zuiden, die al op veel meer terreinen (te denken valt aan de klimaatverandering en de overexploitatie van grondstoffen) negatieve effecten van een onverantwoord westers productie- en consumptiepatroon ondervinden.

Waarop baseert u uw mening?

De staatssecretaris heeft een brief geschreven waarin hij zijn plannen ontvouwt. Wij krijgen uit de brief de indruk dat dit kabinet in zijn opvattingen over wat ontwikkeling is, terugvalt op economische groei als definitie daarvan. Wij herkennen ons in wat het AIV-advies Samenhang in Internationale Samenwerking schrijft over de vele andere dimensies van ontwikkeling die meegenomen moeten worden en de oproep rekening te houden met de rechten van toekomstige generaties door middel van aandacht voor duurzaamheid. We wijzen ook op het belang van de aanbeveling van de AIV om het beleid te richten op groei mét herverdeling. Zoals de AIV schrijft: ‘Herverdeling tussen landen en binnen landen kan armoede verminderen en groei stimuleren, vooral als er een maatschappelijke consensus over de te volgen sociaaleconomische beleidslijnen bestaat. De tegenstelling tussen armoedebestrijding en economische ontwikkeling is onjuist’. 

Is ontwikkelingssamenwerking geen druppel op de gloeiende plaat?

Wij zijn er ons terdege van bewust dat ontwikkelingssamenwerking voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de mensen in arme landen slechts van een beperkt belang is. Het is het totale veld van internationale samenwerking en de structurele internationale economische en politieke verhoudingen, die bepalen hoeveel kansen ontwikkelingslanden en de daar levende mensen krijgen. De coherentie van het gehele internationale beleid is daarom belangrijker dan de exacte hoogte van de ontwikkelingsuitgaven, mits aan die coherentie ook daadwerkelijk vorm wordt gegeven. Het is om die reden dat wij ernstig betreuren dat er geen apart bewindspersoon op ministerieel niveau is die de belangen van de armste in de ministerraad vertegenwoordigt; de vele malen dat de beleidsbrief over ontwikkelingssamenwerking spreekt over de belangen van Nederland bevestigen ons daarin.

Het belang van ontwikkelingssamenwerking kan toch best samenvallen met het belang van Nederland? Je hoeft dat toch niet tegenover elkaar te plaatsen?

Het kabinet gebruikt het woord ‘gemeenschappelijk eigenbelang’. Daarvan is echter in veel gevallen geen sprake: het zijn meestal de belangen van de armste die voor de eigen belangen van de rijke landen moeten wijken. Serieus werk maken van coherentie in het internationale beleid zou betekenen dat er in de beleidsvoornemens ook concrete doelstellingen waren opgenomen met betrekking tot die terreinen waar het beleid van de rijke landen, inclusief Nederland, momenteel schade berokkent aan de arme landen. Denk bijvoorbeeld aan het protectionisme van de rijke landen zoals het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de Europese Unie en het achterblijvend milieubeleid van de rijke landen, of aan de belangen van de geneesmiddelenindustrie die de toegang tot noodzakelijke medicijnen aan de armsten ontzeggen door een onethische omarming van patenten. Zo zijn er veel voorbeelden van strijdende belangen die om heel concreet ander beleid vragen.

Hoe zou u ontwikkelingssamenwerking inhoud willen geven?

In het Nederlands beleid voor ontwikkelingssamenwerking behoren de belangen en noden van de armste maatgevend te zijn. Misschien kan de overheid hier iets leren van de kerken: van het diakonale geld zeggen we dat het geld is van de armen, en dat het dus hún belang moet zijn dat bepaalt hoe het besteed wordt.

Dat er nu door de staatssecretaris bezuinigd gaat worden op de uitgaven voor onderwijs en gezondheidszorg staat daar haaks op. Die twee terreinen zijn fundamenteel voor ieder ontwikkelingsproces. Wanneer de nieuwe kenmerken van het beleid juist die beleidsterreinen uitsluiten, is daarmee direct duidelijk dat die kenmerken niet voldoen. De staatssecretaris stelt voorrang te geven aan die beleidsterreinen waar Nederland verschil kan maken en waarmee tegelijk een nationaal belang wordt gediend. Als andere landen hetzelfde zouden zeggen, is de vraag of er nog wel enig land zal zijn dat nog investeert op deze terreinen; en dat wordt verergerd doordat de staatssecretaris ook nog voornemens is de Nederlandse bijdrage aan diverse multilaterale organisaties drastisch te korten. Zodra eigenbelang prevaleert, komen de belangen van de armste in het gedrang. Ik vind het cynisch dat Knapen bereid is één uitzondering te maken op dit beleid, namelijk daar waar het gebrek aan onderwijs de veiligheid bedreigt (het UNICEF-programma Education in Emergencies). Daar wordt een uitzondering gemaakt omdat dat óns belang is; het gebrek aan onderwijs van mensen die geen bedreiging van onze veiligheid vormen, doet er kennelijk minder toe. Het is bovendien frappant  (en navrant) dat hij die beweging weg van sociale beleidslijnen inzet op het moment dat multilaterale organisaties als het IMF en de WHO het ILO bijvallen in pleidooien voor sociale protectieprogramma’s.

In de reactie van de kerken gaat het ook over vervuiling van de ontwikkelingsbudgetten. Wat bedoelt u daarmee?

Er is door de jaren heen internationaal veel overleg geweest om vervuiling van de ontwikkelingsbudgetten tegen te gaan en daarover zijn binnen OESO- en ander verband afspraken gemaakt die moeten voorkomen dat ontwikkelingsgeld misbruikt wordt voor eigen economische belangen. Dat leidt niet zelden tot vormen van gebonden hulp, die vaak gekenmerkt worden door efficiency verlaging; daardoor zou het netto voor armoedebestrijding aanwezige budget nog verder onder druk komen.  Dat Nederland met zijn decennialang opgebouwde goede reputatie op het terrein van ontwikkelingssamenwerking zich nu inzet voor het openbreken van deze afspraken, schokt ons. De onderwerpen waarvoor dit kabinet dit wil doen, rechtvaardigen dit bovendien geenszins; er zijn van vele kanten, in het bijzonder vanuit deskundigen in de  ontwikkelingswereld, ernstige vraagtekens geplaatst bij de daadwerkelijke ontwikkelingseffecten van de 3D-operaties waarvan dit kabinet de kosten nu mede onder wil brengen op het ontwikkelingsbudget.

Is de hulp van organisaties die zich bezighouden met ontwikkelingshulp dan beter dan de hulp die het bedrijfsleven kan aanreiken?

Meer dan dit kabinet kennelijk doet, zien wij het middenveld als essentieel voor de opbouw van de samenleving. Verschillende rapporten maken duidelijk dat juist het maatschappelijk middenveld efficiënt en doeltreffend steun weet te verlenen aan ontwikkelingslanden. Dat heeft te maken met een benadering op basis van solidariteit en het consequent denken vanuit de partner. Wij vrezen dat met de aangekondigde bezuinigingen het werk van diverse allianties waarmee de Raad van Kerken samenwerkt onverantwoord wordt aangetast. Er bereiken ons signalen dat succesvolle projecten op de tocht dreigen te geraken. Stopzetting van een deel van die projecten dreigt daarbij niet alleen de opbouw van arme landen te raken, maar zal ook een verslechtering tot gevolg hebben van de wereldwijde problematiek van klimaatverandering en waterschaarste. We denken dan aan projecten in landen als Papua Nieuw Guinee op het gebied van duurzame bosbouw en aan projecten in Brazilië die met grootschalige houtkap te maken hebben.

De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij niet wil tornen aan de internationale afspraak dat 0,7 procent van het bruto nationaal product aan ontwikkelingssamenwerking wordt gegeven. Dat is dan toch ook voldoende?

Alhoewel wij het toejuichen dat de internationale norm van 0,7 procent van het nationaal inkomen voor ontwikkelingssamenwerking in stand gehouden wordt, achten wij het onjuist om uitgaven voor bijvoorbeeld de opvang van asielzoekers, vluchtelingenbeleid en militaire uitgaven in verband met vredesoperaties ten laste te brengen van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Daardoor zou ons land immers letterlijk niet langer aan die internationale norm meer voldoen. We moeten ervoor waken dat defensieuitgaven ten laste van het ontwikkelingssamenwerkingbudget gebracht worden. Ook daar is de nadruk op het Nederlandse eigenbelang heel gevaarlijk.

Voert het kabinet niet simpelweg uit wat het meerendeel van de Nederlandse bevolking wil?

Vanaf het begin van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking heeft de Raad van Kerken het beleid van de overheid en andere organisaties constructief en kritisch gevolgd en tegelijk hard gewerkt om bij te dragen aan het in stand houden van een breed draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in Nederland. Het is zeer zeker niet onze ervaring dat er voor ontwikkelingsinspanningen van Nederland alleen steun valt te vinden onder de Nederlandse bevolking wanneer daarmee ook direct de Nederlandse belangen gediend worden. Wanneer en voor zover dat wel het geval is, wijten wij dit vooral aan het voortdurend benadrukken door steeds meer politici van het economisch eigenbelang van de Nederlandse burger, de calculerende burger. Wij zien andere burgers: mensen die zich belangeloos willen inzetten voor een ander. De overheid dient een andere weg te wijzen en die zelf ook op te gaan, gericht op het verwezenlijken van internationale publieke doelstellingen zoals armoedevermindering, welvaartsvoorziening en internationale vrede en veiligheid op basis van mondiale waarden zoals menselijke waardigheid en internationale solidariteit. Het behoud van een kwalitatief en kwantitatief sterke inzet van Nederland voor ontwikkelingssamenwerking is daarin een eerste stap. De kerken zien het als hun roeping om er alles aan te doen om dat brede draagvlak voor een rechtvaardig internationaal beleid in stand te houden en zullen niet schromen de regering lastig te blijven vallen met hun vragen en kritiek op dit zo belangrijke beleidsterrein.