De pers meldt dat de Christelijke Gereformeerde Kerken besloten hebben het kandidaat-lidmaatschap aan te vragen van de Raad van Kerken. Eerder is er een verkennend gesprek geweest met onder meer deze kerk. De Raad had daartoe een uitnodiging laten uitgaan en de vernieuwde statuten ter kennisgeving toegestuurd. Ds. Bert Loonstra, sinds 2003 predikant van de christelijke gereformeerde kerk te Emmeloord, reageert op zijn weblog op de beslissing van zijn synode. Hij schrijft:
CGK lid Raad van Kerken
Graag vraag ik de aandacht voor een positief bericht over de besluitvorming op de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken. In een christelijk betrokken krant was te lezen, tot mijn verrassing, moet ik toegeven, dat de CGK kandidaatlid willen worden van de Raad van Kerken, een oecumenisch platform waarop kerken van allerlei denominaties elkaar ontmoeten en erkennen als gestalten van Gods kerk op aarde.
Tot op heden was daar nauwelijks interesse voor. Hier en daar kon het zo zijn dat een plaatselijke gemeente aangesloten was bij de plaatselijke Raad van Kerken, zoals in Emmeloord, maar landelijk was de kritiek zo overheersend dat een mogelijke aansluiting geen serieus punt van overweging kon zijn.
Tot op zekere hoogte kan ik daarvoor wel begrip opbrengen. De Raad van Kerken in Nederland is de nationale representant van de Wereldraad van Kerken. En in de Wereldraad hebben lange tijd politieke krachten het beleid bepaald, in meerdere opzichten. In de eerste plaats werd het begrip ‘verlossing’ eenzijdig ingevuld als plitieke bevrijding en werd de kern van het evangelie, het verzoenend lijden van Christus en zijn opstanding uit de dood, veronachtzaamd. In de tweede plaats werd de politieke analyse eenzijdig bepaald door kritiek op rechtse dictaturen en het apartheidsbewind in Zuid-Afrika. Het communisme werd bijna volledig buiten de kritiek gehouden. In deze vrijzinnige, politiserende tendenzen kon een kerkverband als het genoemde zich onmogelijk thuisvoelen.
Intussen is er veel veranderd. Het communisme is gevallen. Ontstellend onrecht door communistische regimes gepleegd is aan het licht gekomen. Een herbezinning op de kern van het evangelie is op gang gekomen, mede doordat het zwaartepunt van de internationale oecumenische beweging verplaatst is naar de Tweede en Derde Wereld. Verder staat in het Westen de kerk onder druk. We worden een steeds kleinere minderheid van de totale bevolking.
Deze overwegingen zullen ongetwijfeld een rol hebben gespeeld. Een andere factor die van betekenis kan zijn geweest, maar dat kan ik niet verifiëren op dit moment, wordt gevormd door de internationale contacten van de Theologische Universiteit in Apeldoorn. Vooral prof. Selderhuis werkt daaraan. In die contacten komen geleerden uit vele kerken met elkaar in gesprek.
Waarom is een kandidaat-lidmaatschap van de CGK, (nog) niet van de Wereldraad, maar in ieder geval dan toch van de nationale Raad van Kerken een verheugende ontwikkeling? Minstens om de volgende redenen.
– Doordat we als kerken steeds meer merken wat het is een minderheid te vormen, worden we ons tevens bewust dat we ons eenvoudig de luxe niet kunnen veroorloven volledig gescheiden op te trekken. We hebben elkaar nodig ter bemoediging en om elkaar bij te staan.
– Ook naar buiten toe is het van belang een signaal te geven dat we elkaar zoeken en niet elkaar verketteren.
– De ontmoeting geeft mogelijkheden tot praktische samenwerking.
– De veronderstelling dat wij als klein kerkverbandje de waarheid ongeveer in beheer hebben en dat anderen daar ofwel uit domheid ofwel uit onwil daaraan niet beantwoorden, is een manifestatie van ongehoorde arrogantie. Gelukkig hebben we ontdekt dat tradities van eeuwen hun eigen mechanismen hebben, dat we altijd via de traditie waarin we staan zicht op de Bijbel ontvangen, en dat het nog niet zo eenvoudig is een boek van bijna 2000 en meer jaren oud in deze tijd toe te passen. Anderen helpen ons de beperkingen van onze eigen blikveld te ontdekken. We hebben daarin elkaar nodig.
Daarmee bedoel ik niet te zeggen, dat in het gesprek binnen de Raad in principe iedereen evenveel gelijk heeft. Onderlinge ontmoetingen zijn alleen zinvol als er de ruimte is elkaar ook scherp en indringend te bevragen op standpunten en praktijken. Maar wat is het tegelijk goed te ontdekken dat je dat over en weer doet vanuit eenzelfde verlangen Christus te dienen.
In dit elkaar zoeken geven we gehoor aan het verlangen van Christus, in zijn gebed (Johannes 17) verwoord, dat zijn volgelingen één zijn. Ook beantwoorden we ermee aan de oproep van Christus’ apostel Paulus om binnen de kring van Jezus’ volgelingen de ander belangrijker te vinden dan onszelf (Filippenzen 2:3).
Bert Loonstra