Made in Palestine

De Raad van Kerken heeft in een reactie op het Kairos-document van enkele NGO’s uitgesproken de aanschaf van Palestijnse producten positief te willen stimuleren. Rens van den Bulck van de organisatie Canaan Fairtrade legt uit waaraan je zou kunnen denken. ‘Een flesje olijfolie uit Palestina is een mooi gebaar om te laten zien dat je de Palestijnen steunt. Of is het meer ?’

Rens van den Bulck: Palestijnen hebben een zeer rijke agrarische traditie. Een groot deel van het ontstaan van de Europese landbouw ligt in de ‘Vruchtbare Halve Maan’, waartoe Palestina behoort. Olijven, sesam, tarwe, kikkererwten … worden er sinds mensenheugenis verbouwd en ook ezels, geiten en schapen vinden er hun oorsprong. Door de variatie in klimatologische omstandigheden is er een grote verscheidenheid aan producten: granen, olijven, citrus-vruchten, dadels, bananen … Palestijnen boerden van oudsher heel goed. Niet voor niets staat Palestina ook wel bekend als ‘Het Land van Melk en Honing’. 

Ook in Palestina is er in de loop van de afgelopen eeuw veel voor de boeren veranderd. De Westerse hang naar modernisering en rationalisering had ook hier z’n invloed. Traditionele Palestijnse geitenrassen leefden bijvoorbeeld van de begroeiing onder de olijfbomen. Door de vooruitgang werden deze vervangen door Europese geiten die meer melk geven maar ook duur krachtvoer nodig hebben. De ondergroei (onkruid) onder de olijfbomen werd simpel met gif weggespoten. Zo ontstond een verarming van de landbouwcultuur en een grotere afhankelijkheid van minder gewassen. 

Verslechterd
Sinds de bezetting door Israel en vooral sinds de Tweede Intifada (2000 tot heden) is de situatie van boeren op de Westelijke Jordaanoever aanzienlijk verslechterd. Op landbouwgrond wordt door kolonisten gebouwd of deze is door de Muur onbereikbaar geworden. Duizenden olijfbomen zijn in de loop der jaren gekapt. Slecht toegankelijke landbouwgrond is voor arbeidsintensieve producten niet meer geschikt, waardoor daar alleen de standvastige olijfbomen overblijven. Bovendien is het onmisbare water uitermate schaars – en als het er is onbetaalbaar.

Afzet van landbouwproducten is door de checkpoints ernstig bemoeilijkt. Palestijnse families uit Israel, Gaza of Jordanië komen niet meer naar de Westelijke Jordaanoever om hun jaarlijkse olijfolievoorraad in te slaan. 

Dit betekent dat Palestijnse boeren tot voor kort overgeleverd waren aan Israelische opkopers, die voor één liter olijfolie niet meer dan 7 shekel (bijna 1,5 Euro) betalen, terwijl de kostprijs op minimaal 8 shekel ligt. Voor olijfboeren betekent dat, dat ze alleen voor zichzelf olijven oogstten en ondanks hun verbondenheid, hun bomen verwaarloosden. Andere gewassen verbouwen is nog lastiger. ‘Waarom zouden wij tarwe verbouwen als Israel dan meteen goedkope tarwe op de markt dumpt?’ Op de locale markt zie je dan ook vrijwel uitsluitend Israelische landbouwproducten. De Palestijnse zijn tenslotte veel duurder. 

Mochten boeren hun problemen al overwonnen hebben, dan merken zij dat er voor hun producten geen afzetmarkt is. Andere producten zijn goedkoper, eenvoudiger te importeren, voldoen beter aan de westerse normen en zijn inmiddels zelfs beter van kwaliteit. Export loopt bovendien Israel en wordt zo goed als onmogelijk gemaakt. En … wie zit er te wachten op producten uit een land dat vooral bekend is vanwege geweld en ellende? 

Zo zijn de Palestijnse boeren met hun rijke landbouwtraditie langzaamaan afgezakt naar het niveau van een Derde Wereldland. In tegenstelling tot ontwikkelingen in andere landen, verruilen boeren in Palestina hun tractoren voor ezels. Deze kosten minder en kunnen eenvoudiger door de velden en over de heuvels om zo de checkpoints te mijden. De geiten zijn geslacht omdat het noodzakelijke krachtvoer onbetaalbaar is geworden. Geitenvlees moet nu gekocht worden en smaakt niet meer zoals vroeger. 

Fairtrade
In deze uitzichtloze situatie is Canaan Fairtrade ontstaan. Boerenzoon Nasser Abufarha uit Jenin realiseerde zich dat actievoeren om deze structuren te veranderen de boeren niet helpt. Hij was tenslotte in Amerika al jaren actief in diverse bewegingen tegen de bezetting. In navolging van het internationale succes van Fairtrade koffie besloot hij Palestijnse biologische Fairtrade olijfolie op de internationale markt te brengen. In plaats van zich op problemen te richten, richt hij zich nu op de mogelijkheden van Palestina: De rijkdom van de olijfolie en andere landbouwproducten, gecombineerd met het doorzettingsvermogen en de gastvrijheid van de Palestijnen. Met opvallend veel succes. 

Boeren waren aanvankelijk heel wantrouwend: ‘Waarom zouden mensen in het Westen extra voor onze olie betalen als we er nu zo weinig voor krijgen.’ Toch hebben inmiddels zo’n 1700 boeren bij Canaan aangesloten. Vorig jaar betaalde Canaan 25 shekel per liter olijfolie, dit jaar zelfs meer. Boeren gingen hun bomen weer onderhouden en voelen zich gesteund in hun strijd om op hun grond te blijven. Voor het eerst in jaren zijn de  boeren weer iets gaan verdienen. Om noodzakelijke investeringen te kunnen doen, worden de boeren waar mogelijk vooruit betaald. Hiervoor is een leningen met de Nederlandse Triodos bank aangegaan. Doordat er voor olijfolie uit Palestina meer erkenning is gekomen, krijgen nu ook andere boeren een betere prijs voor hun olie. 

In 47 dorpen zijn olijfoliecoöperaties opgezet, die de gezamenlijke belangen behartigen. Maar dat is niet alles. Het is één van de doelen van Canaan om de oorspronkelijke diversiteit aan landbouwproducten terug te brengen, waardoor de afhankelijkheid van olijfolie verkleind en het inkomen vergroot kan worden. Daarnaast zijn er zes coöperaties die zich bezig houden met de productie van zeep, za’atar (kruidenmengsel met als hoofdbestanddeel tijm), tahina (sesampasta), gedroogde tomaten, olijven, maftoul (couscous) en binnenkort tapenades. Vooral in dorpen waar boeren door de Muur hun grond zijn kwijtgeraakt, worden andere producten gemaakt om extra inkomsten te verwerven. Ondertussen is Canaan zo bedreven in het exporteren dat zij momenteel zelfs de mogelijkheid onderzoekt van de export van verse groenten en fruit. Daardoor kan ook andere boeren afzet gegarandeerd worden. 

Canaan koopt de producten van de coöperaties en verzorgt de verwerking, kwaliteitscontrole, verpakking, etikettering, export en marketing en doet dit zo veel mogelijk in Palestina zelf. ‘Waar Palestina van de kaart is verwijderd, zetten wij het terug in het winkelschap.’

Grootste exporteur
Ondertussen is Canaan, met een capaciteit van een miljoen liter olie per jaar, de grootste exporteur van olijfolie in Palestina geworden. En dat alles ondanks, of misschien zelfs dankzij, de vele beperkingen. Juist door de gemarginaliseerde Palestijnse boeren in het Westen een gezicht te geven, krijgt Canaan veel aandacht in de media. Voor de media, die zo gewend is aan het standaard negatieve beeld van Palestijnen, is dit soms een welkome afwisseling. Consumenten worden zich bewust van de situatie in Palestina en sommigen zijn bereid om voor hun olijfolie meer te betalen. Met het Max Havelaar logo hebben zij immers de zekerheid dat de boeren een eerlijke prijs krijgen. Omdat de kwaliteit hoog is, overstijgt de olie de liefdadigheid en komen veel klanten terug voor de smaak. Niet voor niets verkopen ook delicatessenwinkels de olie. 

Canaan is ondertussen het vlaggenschip van de aantrekkende Palestijnse economie aan het worden. Canaan laat zien dat het ondanks de vele beperkingen, het eind van de mogelijkheden nog niet in zicht is. Made in Palestineis een belangrijke politieke boodschap. Voor de boeren is het een erkenning dat de wereld hen niet in de steek laat. Voor de wereld is het een signaal dat Palestijnen nog altijd bestaan. 

Afgelopen jaar 
Palestijnse boeren zijn gewend dat goede (messy) en slechte (sjelton) oogsten elkaar afwisselen. Afgelopen jaar was de oogst slechter dan ooit, waarbij minder dan 5 procent van de opbrengst van een goed jaar gehaald werd. De 55 boeren tellende olijfboeren-coöperatie van Sebastiya bijvoorbeeld leverde vorig jaar 50.000 liter biologische Fairtrade olijfolie aan Canaan. Dit jaar was dat met moeite 50 liter. Voor de andere 47 coöperaties aangesloten bij de Palestinian Fair Trade Association (PFTA) is de situatie niet veel beter. Veel boeren hebben nauwelijks genoeg om in hun eigen olijfoliebehoefte van enkele honderden liters per jaar, te voorzien. Voor hen een regelrechte ramp. In veel gevallen beschikken zij niet over andere inkomstenbronnen, noch over een financiële reserve. De hogere olieprijs weegt momenteel nauwelijks op tegen het geleden verlies.

Rens van den Bulck
(www.Canaan.nl)