Katholieken dichter bij elkaar

De dialoogcommissie van de Oud-Katholieke Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk heeft een gemeenschappelijke visie op Kerk en kerkelijke gemeenschap naar buiten gebracht. Verwacht wordt dat de visie als stimulans voor de bredere oecumene gaat doorwerken. Dat werd gezegd bij de presentatie van de Nederlandse vertaling zaterdag 28 november in Utrecht. 

Prof. dr. Jan Visser, oud-katholiek deelnemer van de dialoogcommissie, schilderde in het kort de geschiedenis. Kardinaal Alfrink las 45 jaar geleden tijdens een vesper een brief voor van kardinaal Bea. De brief maakte duidelijk dat de Rooms-Katholieke Kerk haar voorwaarden voor het contact met de Oud-Katholieke Kerk liet varen. Er werden verschillende pogingen ondernomen om de nieuwe ruimte te gebruiken door een doorbraak te forceren. Toch duurde het nog tot 2004 voordat er een internationale dialoogcommissie kwam die er vijf jaar later en elf vergaderingen verder in slaagde een eindrapportage op tafel te leggen. De nota is nu beschikbaar in het Nederlands. Visser sloot af met het beeld van de Emmaüsgangers die aanvankelijk een gesloten gemeenschap vormden. De Heer zelf moest als vreemdeling in hun midden komen om openheid te realiseren. Daarmee gaf hij een open invulling aan de gemeenschap der heiligen. 

Gedifferentieerde consensus

Prof. dr. Hans-Jörg Urban en prof. dr. Urs van Arx gingen verder in op de inhoud van het rapport en op het perspectief dat geopend wordt. Ze prezen het uitgangspunt van de gedifferentieerde consensus. Daarmee wordt bedoeld dat er op wezenlijke punten een gezamenlijke visie bestaat en op minder belangrijke onderdelen verschillen mogen blijven. In het Duits spraken ze van ‘Einheitlichkeit’, die de kerken als het ware forceert kopieën van elkaar te zijn en ‘Einheit’, die ruimte laat om binnen een gemeenschappelijk raamwerk eigen inkleuringen te geven. 

Het document zegt hierover: ‘Basisprincipe is dat de nagestreefde eenheid in geloof niet staat voor uniformiteit, maar voor een veelheid waarin de verschillen, die naast de basisovereenstemming blijven bestaan, geen kerkscheidende kracht hoeven te hebben. Het doel van de dialoog is dan ook geen leerstellige overeenstemming tot in het kleinste detail, maar een ‘gedifferentieerde consensus”

Op grondleggende zaken is men het eens, zo stelden de inleiders. Ze verwezen daarbij naar een sacramenteel kerkbegrip, de visie op de eucharistie en de visie op het bisschopsambt. Als uitgangspunt zetten beide kerken in op een trinitarische en soteriologische onderbouwing van de kerk. Dus een kerk waarin het geloof in God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest uitgangspunt is; terwijl het heil in Christus de mens wordt aangereikt. Er is ruimte voor het primaat van de paus in Rome, veronderstellende dat de bisschoppen hun verantwoordelijkheid afstemmen met een synodaal beraad. 

Synodaliteit

Bij alle gemeenschappelijkheid benoemt het rapport ook de verschillen tussen de kerken. Zo houdt men vragen of er onder ‘collegialiteit van de bisschoppen’ hetzelfde wordt verstaan. Het rapport probeert balans te vinden tussen enerzijds het primaat van de opzichter en anderzijds de synodaliteit en de gelijkwaardigheid. ‘Elke afzonderlijke bisschop moet ervoor zorgen dat hij en zijn collega’s in een synodaal proces de verantwoordelijkheid opnemen waarmee zij zijn belast’, schrijft het document onder het hoofdstuk van de persoonlijke, collegiale en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de eenheid van de kerk en haar blijven in de waarheid. 

Verschil van mening is er over de door de paus uitgeroepen dogma’s van de onbevlekte ontvangenis van Maria (1954) en van haar tenhemelopneming (1950). De Oud-Katholieke Kerk wijst deze dogma’s af. Verschil van mening is er verder over de wijding van vrouwen tot de priesterlijke dienst. In de meeste Oud-Katholieke Kerken bestaat die praktijk. De Rooms-Katholieke Kerk erkent alleen de wijding van de gedoopte man tot priester. 

Prof. dr. Jan Visser overhandigde de Nederlandse vertaling ‘Kerk en kerkelijke gemeenschap’ aan mgr. Joris Vercammen, bisschop van de Oud-Katholieke Kerk en aan mgr. Jan van Burgsteden, bisschop van de Rooms-Katholieke Kerk en zelf ook lid van de dialoogcommissie. Vercammen sprak de hoop uit dat de Rooms-Katholieke Kerk de Oud-Katholieke Kerk zou willen aanvaarden als een mogelijkheid tot vernieuwing, zoals er altijd ruimte is geweest voor vernieuwingsbewegingen in de kerk. Van Burgsteden noemde het belangrijk openingen in het gebed te zoeken, omdat men via het gebed elkaar als broeders en zusters leert zien. 

Leuenberg

Op de vraag in hoeverre het document een stimulans zou kunnen zijn voor de bredere oecumene, zei Urban allereerst te denken aan de gevolgde methode. Hij doelde daarmee op het benoemen van overeenstemmingen en verschillen en het basisprincipe van de gedifferentieerde consensus. Hij wees verder op de resultaten van Leuenberg, waar men al te snel genoegen neemt met een onduidelijke spirituele eenheid. De kerkelijke gemeenschap van Oud-Katholieken en Rooms-Katholieken gaat verder en is gefundeerd in een gemeenschappelijk sacramenteel kerkbegrip. In die zin noemt het document de onenigheid een ‘familietwist’. 

De dialoogcommissie heeft het document gemaakt in opdracht van de pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen en de internationale Oud-katholieke Bisschoppenconferentie. Deze instanties zullen zich nu uitspreken over het document. Daarna moet ook de pauselijke Congregatie voor de Geloofsleer er zich nog over uitlaten. Het is onzeker of het document de diverse toetsen zal kunnen doorstaan.

Foto’s
Boven prof. dr. Urs van Arx
Midden: prof. dr. Jan Visser in gesprek met drs. Geert van  Dartel (links), directeur van de Katholieke Vereniging voor Oecumene
Onder mgr. Joris Vercammen linksonder tijdens de pauze