Resultaat Faith and Order

Prof. dr. Leo J. Koffeman woonde de bijeenkomst bij van Faith and Order op Kreta (Chania). Hij heeft een verslag geschreven waarin hij de balans op maakt.

In een oecumenische dienst valt een vlieg in het doopvont. Kan de plechtigheid nu wel doorgaan? Ja, zegt één van de voorgangers, maar wees voorzichtig met de vlieg, want die is nu geheiligd. Nee, zegt de ander: het doopwater is ontheiligd, we moeten van voor af aan beginnen. De discussie wordt gaandeweg scherper, als beiden steeds nieuwe  theologische argumenten inbrengen om hun standpunt te verdedigen…! Voor de dopelingen en de gemeente heeft niemand meer oog.

Met dit verhaal maakte de Zuidafrikaanse theoloog Masango zijn punt: de oecumenische ecclesiologie (theologische discussie over de kerk) dreigt haar doel volstrekt voorbij te schieten. De werkelijkheid van wat mensen van de kerk mogen verwachten, komt nauwelijks in beeld.

Ecclesiologie is één van de drie grote studieprojecten die lopen bij Faith and Order. De Plenary Commission (PC) werd uitgenodigd zich een oordeel te vormen over de vraag hoe het verder moet. In 2005 verscheen een ’tussenrapport’ (“a stage on the way to a common statement”) onder de titel The Nature and Mission of the Church (NMC). Is NMC ‘rijp’ genoeg om aanvaard te worden als een eindproduct van dit studieproject, wellicht na een lichte revisie?

Afstand

Om verschillende redenen waren velen in de PC daar niet voor. De kritische vraag lag op tafel, waarom zo weinig kerken hadden gereageerd op NMC. De ervaringen bij het vorige vergelijkbare project van F&O, BEM (1982) waren immers heel anders. Mijn indruk is dat dit alles te maken heeft met waar Masango op wees: op zijn minst maakt deze theologie – wellicht ten onrechte – de indruk ver af te staan van de kerk zoals mensen die ervaren. Dat was met BEM heel anders: doop, maaltijd des Heren en zelfs kerkelijk ambt staan dichter bij de belevingswereld van de gelovige dan ‘het wezen en de zending van de kerk’. Hoewel het rapport ook weer op de ‘BEM-thema’s’ ingaat, lijken die delen van het rapport weinig nieuws op te leveren. De taal van NMC is zeker niet eenzijdig theologisch-abstract – veelvuldig wordt wel gerefereerd aan hoe mensen de kerk ervaren -, maar de boodschap lijkt dan toch op zijn minst niet goed verpakt.

Dat de participatie vanuit kerken uit het Zuiden in Chania sterker was dan voorheen, speelde zeker ook een rol. Wellicht beslissend was de laatste plenaire paneldiscussie voordat in groepen over NMC werd gesproken: vier sprekers uit het Zuiden maakten vanuit heel verschillende insteken duidelijk dat het leven van de kerken in het Zuiden onvoldoende in beeld komt in NMC. Gevraagd werd om een meer narratieve theologie, maar vooral om meer concrete aandacht voor de ‘mission’ van de kerken in contexten van armoede, andere wereldreligies e.d. Vooral de bijdrage van de Syrisch-orthodoxe bisschop Coorilos uit India maakte veel indruk.Hij typeerde NMC als een vorm van ‘ecclesiologie van bovenaf’, waardoor de socio-politieke implicaties van deze ecclesiologie niet duidelijk worden. Hij pleitte voor een ‘incarnational’ soort ecclesiologie. De kerk zoals die voor de mensen zichtbaar wordt in de tentenkampen waarmee Dalits en anderen het hun toekomende land in Chengara claimen, is niet zichtbaar in NMC.De gebrokenheid van het lichaam van Christus (‘Dalit’ betekent ‘gebroken’) speelt te weinig een rol. Wezen en praxis van de kerk raken elkaar hier niet. Op zichzelf is dit geen nieuwe kritiek op oecumenische theologie. Er zit ook iets onvermijdelijks in. Alleen de achterliggende motieven verschuiven wellicht. Zo werd nu ook sterk gepleit voor een betere doordenking van de relatie tussen ‘nature’ en ‘mission’. Dat laatste lijkt ook in NMC nog te veel een aanhangsel bij het eerste te zijn.

Study guide

Het accent lag op de discussies in de twaalf discussiegroepen (elk bestaande uit ongeveer twaalf personen), die de ruggegraat vormden van de PC-meeting. De rapporten vanuit de groepsdiscussies leverden een opvallende eensgezindheid op. Voorlopig moet niet gemikt worden op een herziening van NMC, en al helemaal niet met het oogmerk om een definitief convergentie- en consensusdocument te creëren. Het proces is belangrijker dan het product. F&O zou moeten werken aan een study guide waarin NMC-teksten worden gekoppeld aan contextuele ervaringen, verhalen en vragen. Zo zouden kerken kunnen worden uitgenodigd om werkelijk in te stappen in het oecumenisch leerproces en in die zin de receptie verder te brengen. Daarin zou, zo suggereerde Mary Tanner (de grand old lady van F&O), wellicht ook weer moeten worden teruggegrepen op een sinds lang achterhaald geachte methode, die van de comparatieve ecclesiologie.

In de huidige opzet van F&O is het niet de PC die de beslissingen neemt. De Standing Commission (SC) heeft die verantwoordelijkheid, en de Ecclesiological Working Group zal daarin ook een rol spelen. Dat betekent dat pas volgend jaar echte beslissingen vallen. Het is echter niet voorstelbaar dat de zo duidelijke en in hoge mate eenstemmige inbreng vanuit de PC min of meer genegeerd zou worden.

De eigen verantwoordelijkheid van de SC is nog sterker zichtbaar bij de beide andere lopende studieprojecten van F&O. In beide gevallen is in Chania – na plenaire introducties – uitsluitend in de discussiegroepen gewerkt. De rapporten daarvan zijn aangeboden aan de SC, zonder enige vorm van sharing met de andere werkgroepen. Het is dus moeilijker om te zeggen wat de PC heeft opgeleverd.

Fathers

Reacties in de wandelgangen, en ook in de plenary meeting rond NMC, maakten wel duidelijk dat het project ‘Tradition and traditions’ positief werd ontvangen. Gekozen was voor een inzet bij de vraag welk gezag de ‘Fathers’ van de oude kerk vandaag zouden kunnen hebben in de verschillende tradities en contexten. Drie korte klassieke teksten – van Gregorius van Nazianze, Ambrosius van Milaan en Izaak de Syriër van Nineveh – waren geselecteerd, en elke groep kreeg één van deze teksten toegewezen. Vaniit de vraag wat déze specifieke tekst voor de leden van de groep betekende, en hoe zij die vanuit hun eigen traditie en context herkenden en waardeerden, werd het gesprek verbreed naar de achterliggende vragen rond het gezag van de traditie. De kracht van deze aanpak lag onder meer in het feit dat het hier gaar om teksten die behoren tot de gezamenlijke traditie van praktisch alle kerken, en – met uitzondering van Izaak – om Patres die leefden voordat de nieuwtestamentische canon definitief werd afgesloten. Omdat hun geschriften goeddeels bestaan uit commentaar op de Schriften van o.t. en n.t. ligt het voor de hand er een zekere meerwaarde aan toe te kennen. Voeg daarbij, dat de Patres elkaar soms stevig tegenspreken (ik moest erbij denken aan de Talmoed!), en het wordt duidelijk dat de grote betekenis die orthodoxen en katholieken aan de oudkerkelijke traditie toekennen niet kán inhouden dat er sprake is van een uniform en gesloten ‘blok’ van traditie naast de Schriften. Wat mij betreft geldt: nieuw is dit allemaal bepaald niet voor mij, maar je gaat al luisterend en uitwisselend de betekenis ervan wel beter doorzien. 

Het derde project focust op ‘moral discernment’. Elke discussiegroep kreeg een eigen case-studie voorgeschoteld, waarin zo genuanceerd mogelijk werd aangegeven hoe kerken en christenen tegenover elkaar kunnen staan als het erom gaat de ethische consequenties van het Evangelie te doordenken. In mijn groep ging het over de totstandkoming van de Accra Confession in 2004, en dus om de vragen rond globalisering en economische rechtvaardigheid. De opdracht was de case-studie te analyseren, en zo concreet mogelijk aan te geven welke factoren de positiekeuze van de verschillende personen in de case-studie bepaalden of minstens beïnvloedden.Wie gelijk had, was niet interessant. Opvallend was in mijn groep dat bij de gevraagde analyse van de casus veel meer werd gewezen op sociale, economische en b.v. psychologische factoren dan op bijbelse en/of theologische visies. Vervolgens moest getracht worden suggesties te formuleren voor een methodiek waarmee kerken geholpen zouden zijn als het gaat om het omgaan met zulke verdeeldheid zaaiende ethische thema’s. De SC kreeg uit elke groep een uitvoerig gespreksverslag, en de betrokken werkgroep van F&O zal er verder mee aan het werk gaan. Ook hier valt nog niet te zeggen of er heldere conclusies zijn te trekken – laat staan welke dat zouden zijn.

Orthodox gedachtengoed

Een paar opmerkingen tot slot. We vergaderden in de Orthodoxe Academie van Kreta, in Kolumbari, dicht bij Chania. En dus in een praktisch volledig orthodoxe context. De kerk van Kreta staat rechtstreeks onder de oecumenisch patriarch van Constantinopel, Bartholomeüs. Deze opende de vergadering. Op zondag woonden we de liturgie bij in de metropolitane kerk van Kissamos. Op tal van momenten en manieren werden we geconfronteerd met het orthodoxe gedachtegoed en de daarmee samenhangende spiritualiteit. Dat was boeiend. Uit eerdere rapporten wist ik wel dat de orthodoxie zegt veel oog te hebben voor de ecologie. Dat ging nu meer voor me leven. Tegelijk riep de enorme gastvrijheid ook wel vragen in die richting op. Bij elke maaltijd werd een overvloed aan voedsel, en vooral aan vlees, op tafel gezet. Heel veel ging terug naar de keuken, en dus – naar ik aanneen – conform Europese regelgeving in de vuilnisbak (zelfs dieren mogen er niet mee gevoerd worden).

Naar aanleiding van het rapport van directeur John Gibaut heb ik de vraag gesteld of er – bij de afnemende mogelijkheden qua financiën en staf – niet gezocht zou moeten worden naar meer samenwerking met bestaande academische netwerken. F&O zou thema’s kunnen suggereren voor internationale conferenties, waarmee de organisatiekosten voor rekening van universiteiten zouden komen. Ook kan gedacht worden aan themanummers van bestaande tijdschriften. De suggestie werd zeer positief opgepikt, niet alleen door de staf, maar ook door veel aanwezige academici. De eerste stappen voor de vorming van een ‘academic circle F&O’ zijn gezet. Nu maar zien of het werkt.

Leo J. Koffeman

Fotobijschriften (foto’s Wereldraad van Kerken):
Boven: dr Tamara Grdzelidze (in het midden), is programmauitvoerende van Faith and Order; ze is in discussie met een groep van rapporteurs en theologen; links net wegvallend prof. dr. Leo Koffeman.
Midden: de groep die de conferentie op Kreta bijwoont; Leo Koffeman zegt dat hij er ook bij staat. 
Vervolgens: beeld van de conferentie.
Vervolgens: beeld uit de opening.
Onderaan: prof. dr. Leo Koffeman links op een archieffoto.