Moeten mensen die geen lid zijn van de Rooms-Katholieke Kerk zich aansluiten bij de Romana? Of kunnen ze gewoon lid blijven van hun eigen kerk? Dat is één van de vragen waarop de erfenis van kardinaal Johannes Willebrands donderdag 3 september is bevraagd tijdens het internationaal symposium in Utrecht georganiseerd door het kardinaal Willebrands Archief en de theologische faculteiten van de universiteiten in Tilburg en Leuven. Het ging daarbij vooral over zijn periode voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie, de tijd waarin hij relatief jong zich ging wijden aan de oecumene.
Prof. dr. Peter de Meij van de theologische faculteit in Leuven (RK) zei dat kardinaal WIllebrands uiteindelijk uitgaat van een terugkeer naar de rooms-katholieke moederkerk. Binnen die ene katholieke kerk is wel een grote variatie noodzakelijk van geloofsuitingen. Hij citeerde een inleiding in Freiburg (1952), waarin Willebrands katholiciteit en oecumene als bijna identieke termen liet samenvallen. ‘Voor Willebrands is de Katholieke Kerk de oecumene, en daarom moeten afgescheiden broeders naar haar terugkeren’. Hij tekende de kardinaal daarmee als iemand die diplomatiek grenzen zocht, maar loyaal binnen de gevonden grenzen van het officiële kerkelijke beleid is gebleven.
Prof. dr. Terrence Merrigan, eveneens werkzaam voor de katholieke universiteit in Leuven, ging in op de verbinding tussen Willebrands en de Engelse theoloog John Henry Newman. Newman ging ver voor zijn tijd (de negentiende eeuw) door te beweren dat ook andere tradities dan de Rooms-Katholieke Kerk aspecten van openbaring in zich dragen. Op vragen vanuit de zaal of je dan ook mag zeggen, dat die andere kerken meehelpen om het hologram van de waarheid compleet te maken, reageerde Merrigan ontkennend. ‘In de negentiende eeuw kon je dat niet zeggen. Zo’n uitspraak overleefde je niet’. Newman en Willebrands erkenden wel, dat er ook heil buiten de eigen kerk te vinden is, een revolutionaire uitspraak voor die tijd.
Prof. dr. Anton Houtepen, oecumenicus in Utrecht, tekende het religieuze en maatschappelijke landschap waarin Johannes Willebrands opgroeide. Het waren de nadagen van de verzuiling. Willebrands voelde het klimaat goed aan van na de oorlog. Al in de oorlog waren de oude zuilen gaan wankelen. Allerlei vernieuwingen zetten zich door, zowel op het gebied van de liturgie als op het gebied van de gemeenteopbouw. Willebrands was zich bewust lid te zijn van een gemeenschap van vreemdelingen in de wereld.
Joodse interesse
Tijdens het congres werden enkele inleidingen gehouden over de joods-katholieke dialoog. Willebrands heeft zich daar sterk voor gemaakt. De joodse dr. Judith Banki schilderde Willebrands als iemand die de joden wilde invoegen in de ene katholieke kerk. Tegelijk had hij een menselijke benadering en hij was diep onder de indruk van wat er in de Sjoah gebeurd was. Ze vertelde van een ervaring waarbij rabbi Tanenbaum de kardinaal bezocht. Hij legde zijn gebedsmantel over de kardinaal. Hij toonde dat ze één waren in het gebed. Kardinaal Willebrands vertelde later, dat de releatie er niet alleen was van eenheid in studie en interesse. ‘Onze relatie includeerde God’.
Prof. dr. Mathijs Lamberigts uit Leuven liet zien hoe die betrokkenheid bij het jodendom concreet werd in het jaar 1965. Willebrands leverde toen een actieve bijdrage aan de totstandkoming van het kerkelijk rapport ‘Nostra Aetate’. Hij bezocht drie keer het Midden-Oosten om draagvlak te krijgen onder de tekst. Vooral het gedeelte over de joden lag gevoelig. Arabische christenen vonden de tekst te sympathiek richting wat zij noemden het zionisme. Willebrands zette zich in voor een kerk die het antisemitisme afwees.
Dr. Marcel Poorthuis, coördinator van de Relatie Jodendom en Christendom in Utrecht, herkende de zorgvuldigheid van Willebrands. Maar Willebrands ging niet zo ver dat hij de joodse verworteling in kritische zin aan de christelijke kerken voorlegde. Dat was zeker in die tijd niet aan de orde. Hij was wel degene die positief uitging van een een joodse torah als basis voor het Nieuwe Testament.
Dagboeken
Dr. Theo Samelink van de theologische faculteit in Tilburg presenteerde twee nieuwe boekwerken over Willebrands. Hij lanceerde de dagboeken van Willebrands over de periode 1958-1961 en een uitwerking van zijn agenda in de periode 1963 – 1965. De dagboeken zijn in 2005 bij toeval ontdekt in een doos tussen toeristische gidsen en andere materialen. Willebrands heeft de dagboeken geschreven als geheugensteuntje voor zijn werk. Samelink liet zien aan de hand van een voorbeeld dat dergelijke uitgaven allerminst saai zijn.
Willebrands was als eerste waarnemer vanuit de Rooms-Katholieke Kerk aanwezig bij de Wereldraad van Kerken. Dat was in 1959 en vond plaats onder de accreditatie van journalist. Willebrands dagboek geeft een kijkje achter de schermen. Het werd namelijk spannend op het moment dat de katholieke waarnemers een entre-nous hadden met de orthodoxe afgevaardigden naar de Wereldraad. Visser ’t Hooft was furieus. Hij zag in de ontmoeting een poging van Rome om tweedracht te brengen in de fragiele eenheid van de Wereldraad. Willebrands vertelt in zijn dagboeken hoe de onenigheid weer werd bijgelegd.
De eerste exemplaren van het dagboek en de agenda werden aangeboden aan respectievelijk Evert Willebrands (een van de twee nog in leven zijnde broers), Thomas Stransky die Willebrands persoonlijk kende en mgr. Ad van Luijn, de huidige voorzitter van de bisschoppenconferentie in Nederland; een functie die kardinaal Willebrands ook een tijdlang bekleedde.
Fotobijschriften:
Boven: Evert Willebrands, de jongste broer van de kardinaal, inmiddels 89 jaar en jarenlang werkzaam geweest als docent Nederlands en Frans; in zijn handen heeft hij de nieuwe uitgaven over de kardinaal.
Tweede foto: Prof. dr. Anton Houtepen en prof. dr. Peter de Meij (links).
Derde foto: Een nichtje van de kardinaal, tegenwoordig actief in de Katholieke Vereniging voor Oecumene.
Onder: Mgr. Ad van Luijn met zijn exemplaren van de nieuwe uitgave.