Hoeveel ruimte is er voor gastvrijheid in de eucharistie? Het is één van de meest gestelde vragen tijdens bijeenkomsten van raden van kerken. Daarom legden we de vraag voor aan mgr. Gerard de Korte, bisschop van Groningen – Leeuwarden en secundus voor de Oecumene binnen de Rooms Katholieke Bisschoppenconferentie van Nederland. Over de onmogelijkheid van eucharistische
gastvrijheid. Hij schrijft:
De laatste eeuw is er oecumenisch veel bereikt. Wij zijn geen ketters en papen meer voor elkaar maar broeders en zusters in Christus. De eerste voortrekkers waren mensen uit de wereld van missie en zending en uit de kring van studenten. De oprichting van de Wereldraad van Kerken (1948) en het Tweede Vaticaanse Concilie( 1962- 1965) hebben de oecumenische beweging een duw in de goede richting gegeven. In veel Nederlandse parochies en kerkelijke gemeenten wordt op al allerlei terreinen goed en intensief samengewerkt.
Een heikel punt blijft het thema van Eucharistie en H. Avondmaal. Op verschillende plaatsen leeft er breed het verlangen om gezamenlijk de Maaltijd van de Heer te vieren. Het leergezag van de Rooms Katholieke Kerk vindt dat echter een brug te ver. Menig gelovige beleeft het verbod op intercelebratie en intercommunie als uitermate teleurstellend. Als rooms -katholiek bisschop wil ik de theologische argumentatie van de getrokken grens graag verhelderen.
Tussen Rome en de geloofsgemeenschappen van de Reformatie zijn vele goede gesprekken gevoerd en wij beseffen dat de overeenkomsten groter zijn dan de verschillen. Toch is er nog steeds geen volledige communio. Naar mijn inzicht vormt sacramentaliteit het meest onderscheidende thema. Meer bijzonder gaat het dan om de visie op de Kerk en het ambt, de visie op de sacramenten en de plaats van Maria binnen de heilsgeschiedenis. Naar rooms- katholiek inzicht bestaat er een nauwe band tussen de kerkelijke en de Eucharistische gemeenschap. De Eucharistie is ook Maaltijd van de kerkelijke eenheid. De geconstateerde onvolkomen communio maakt het gezamenlijk vieren van Eucharistie en H. Avondmaal nog niet mogelijk. Wij zouden in het gevierde sacrament een eenheid symboliseren die er feitelijk niet is.
Naast de nauwe relatie tussen kerkelijke en Eucharistische gemeenschap is er nog een tweede reden waarom de gezamenlijke Maaltijd moet worden uitgesteld. De katholieke traditie leert de tegenwoordigheid van de Heer in het sacrament, in kracht van de Geest. In de traditie van de Rooms Katholieke Kerk is ” transsubstantiatie” daarbij een geijkt begrip geworden. In het theologisch gesprek staat echter het begrip “presentia realis”, werkelijke tegenwoordigheid, centraal. Zowel op theologisch als spiritueel niveau zijn er echter nog grote verschillen bij de invulling van deze werkelijke tegenwoordigheid. Volgens de Romana gaat het om een blijvende werkelijke tegenwoordigheid. Vandaar dat het Eucharistisch Brood als Lichaam van Christus is een tabernakel wordt bewaard. De Heer kan ook worden aanbeden in het Sacrament. In meerdere parochiekerken zijn er momenten van aanbidding, zowel van “ons Heer” in het tabernakel als “uitgesteld” in een monstrans. Binnen de geloofsgemeenschappen van de Reformatie bestaat een hele andere beleving. Christenen die staan in de calvinistische traditie gedenken tijdens het H. Avondmaal primair het verzoenend lijden en sterven van Christus. Het overgebleven brood van het Avondmaal kan naar de eenden en de overgebleven wijn naar de jongerenclub. Een en ander is naar de beleving van de rooms -katholieke christen een onvoorstelbare profanisatie van het Sacrament. Naar mijn overtuiging vraagt deze kwestie nog diepgaand theologisch overleg. Zoals eerder gezegd gaat het hier, naar mijn inschatting, ten diepste om een andere beleving van sacramentaliteit.
De door mij verdedigde visie van de Romana roept in Nederland geen groot enthousiasme op, integendeel. Veel gesprekken over dit thema verlopen emotioneel. Gelovige mensen zijn veelal boos en verdrietig om de grens die het leergezag trekt. Het is goed dat wij allen de pijn van die grens ook blijven voelen. Als christenen zijn wij ontrouw aan de oproep van de Heer om een te zijn en dat is een uitermate pijnlijke constatering. Maar werkelijk vruchtbare oecumene vraagt om geduld, intellectuele inspanning en de bereidheid om van elkaar te leren.
Voordat wij gezamenlijk Eucharistie kunnen vieren moeten wij eerst de nodige theologische en spirituele vragen ophelderen. In die zin wordt de Maaltijd uitgesteld en vormt de gezamenlijke Eucharistie de afronding van het proces van eenwording.
Ondertussen moet de getrokken grens als het gaat om intercelebratie en intercommunie onze blijvende en onopgeefbare inzet voor de oecumene niet doen verslappen. Juist op het terrein van gezamenlijk leren en dienstbetoon is er binnen onze parochies en kerkelijke gemeenten nog een wereld te winnen. Maar ook in vieringen van Woord, gebed en zang kunnen wij als christenen van verschillende tradities de Naam van de goede God groot maken.
Mgr. Dr. G. J. N. De Korte