Delegatie Raad in gesprek met minister Verdonk
Op 31 augustus voerde een delegatie van de Raad van Kerken in Nederland een gesprek met minister Verdonk. Een eerdere poging tot een gesprek met de minister viel net na de nacht van Hirsi Ali en werd om die reden door haar afgezegd. De Raad werd vertegenwoordigd door zijn voorzitter en algemeen secretaris, Ton van Eijk en Ineke Bakker, door Eduard Kimman, secretaris-generaal van de rooms-katholieke bisschoppenconferentie, door Geesje Werkman, senior beleidsmedewerker bij de Protestantse Kerk in Nederland, en door Michel Peters, werkzaam bij Justitia et Pax, die onderstaande aantekeningen maakte.
Aan het begin van het gesprek werd door de voorzitter van de Raad benadrukt dat de kerken geen politieke partij of belangenorganisatie zijn, maar spreken vanuit hun evangelische opdracht en op grond van informatie en ervaringen die vrijwilligers van lokale raden van kerken en diaconieën voortdurend aandragen.
De agendapunten integratie en interreligieuze dialoog waren door de minister aangedragen. Zij nodigde de Raad uit om zijn activiteiten op deze terreinen uit de doeken te doen. Mevrouw Verdonk vroeg vooral naar de contacten van de kerken met moslimvrouwen en -jongeren en met de koepels van moslimorganisaties. De delegatie van de Raad refereerde aan de multireligieuze bijeenkomst bij het zilveren regeringsjubileum van koningin Beatrix in december 2005, waaruit lokaal en nationaal allerlei levendige contacten zijn voortgekomen. Daarnaast sprak de delegatie over de jaarlijkse Ramadangroet, het werk van de beraadgroep Interreligieuze ontmoeting, ontmoetingen van moslim- en christenvrouwen en van imams en pastores op lokaal niveau, en over het integratierapport dat door de projectgroep Integratie is geschreven. De contacten met moslimkoepels zijn ook voor de Raad van Kerken niet altijd gemakkelijk, zo gaf de delegatie aan, maar daar lijden de kerken wat minder onder dan de minister. De kerken hebben bovendien hun eigen integratietraject te doorlopen. In Nederland wonen immers 800.000 allochtone christenen, die zich verenigd hebben in de Vereniging van migrantenkerken SKIN (Samen Kerken in Nederland). Contacten met die groep zijn voor veel autochtone christenen ook niet gemakkelijk of vanzelfsprekend. De Raad vroeg de minister aandacht voor deze groep christelijke migranten en suggereerde haar om eens bij bijv. een Syrisch-orthodoxe gemeenschap op bezoek te gaan. Er werd aan de overkant van de tafel druk geschreven en instemmend geknikt, dus wie weet … Van de minister zelf kwam geen input bij deze agendapunten. Zij wees nog wel op de website www.en.nl waar door het ministerie best practices over integratieprojecten worden verzameld.
Het belangrijkste gespreksonderwerp waren echter twee brieven van de Raad van Kerken aan de minister over het asielbeleid. In de eerste brief van december 2005 werden kritische opmerkingen gemaakt over (kinderen in) vreemdelingendetentie, over het op straat zetten van mensen en over noodopvang en terugkeer. De brief van 1 mei 2006 aan de Vaste Kamercommissie voor Justitie benoemde enkele inhumane situaties waarin asielzoekers verkeren op psychosociaal terrein. De Raad constateerde een toename van meldingen over het op straat zetten van ernstig zieke mensen, zoals psychiatrische patiënten. Bovendien vroeg hij aandacht voor de slechte omstandigheden in detentiecentra, voor het verdwijnen van kinderen en voor de toename van zelfmoord(pogingen) onder asielzoekers. Eén dag voor het gesprek ontving de Raad een antwoord van het Ministerie van Justitie op deze brief, waarin het merendeel van de opmerkingen van de Raad wordt tegengesproken.
In het gesprek zelf gaf de delegatie van de Raad nog eens een aantal voorbeelden uit de lokale praktijk waar de uitvoering van het beleid faalt, bijvoorbeeld het getraumatiseerd zijn van kinderen in vreemdelingendetentie, de onzekerheid waarin mensen verkeren, de lange duur van het verblijf. De minister was niet gevoelig voor de onzekerheid van deze mensen. Zij vond dat deze mensen al acht weken gefaciliteerd waren bij hun terugkeer en dat zij de sleutel voor hun toekomst zelf in handen hebben door vrijwillig terug te keren.
De toon van het gesprek werd feller toen het onderwerp terugkeer aan de orde kwam. De Raad gaf aan dat mensen vaak bij de lokale kerken aankloppen met hun dossier omdat er fouten in de procedure zouden zijn gemaakt. In een aantal gevallen laten kerken experts daar nog eens naar kijken, omdat in de praktijk is gebleken dat in minstens twintig procent van de zaken het beroep in de rechtszaak gewonnen wordt. De minister reageerde hier verontwaardigd op. De teneur van haar reactie was dat als de rechter heeft gesproken, dit oordeel door iedereen moet worden gerespecteerd en uitgevoerd. De rechter heeft alle argumenten en beschikbare gegevens gebruikt, een persoon is dan volledig gecheckt. Het is zeer ongepast, volgens haar, dat kerken dan nog eens een eigen onderzoek gaan doen. Daarmee ondermijnen zij de democratische rechtsstaat. Ook een kritische beoordeling van de ambtsberichten op basis van eigen onderzoek over de veiligheidssituatie in landen van herkomst is niet gewenst. De argumenten van de Raad dat er toch aantoonbaar veel fouten in de procedure en in het uitvoeringstraject worden gemaakt, en dat er soms werkelijk onmenselijke situaties ontstaan waarbij burgers en organisaties als kerken in een democratische rechtsstaat juist de plicht hebben om op te komen voor diegenen die onrechtvaardig behandeld (dreigen te) worden, konden haar niet overtuigen. Zij is van mening dat de kerken mensen valse hoop geven en dat het zou beter zijn dat alle geledingen in de maatschappij dezelfde boodschap zouden uitdragen tegen uitgeprocedeerde asielzoekers. Bij problemen in de uitvoeringspraktijk is zij altijd aan te spreken. Schrijnende gevallen beoordeelt zij serieus. Maar voor de Raad was dit onvoldoende en de gesprekspartners werden het niet eens. De minister zei nog wel dat ze goede notie heeft genomen van de opvatting van kerken en van andere organisaties dat kinderen niet in vreemdelingendetentie thuishoren. Dat komt nu al veel minder voor, aldus de minister. De actie Geen kind in de cel heeft dus al wel enig resultaat gehad.
Aan het eind van het gesprek kwam kort het onderwerp vrouwenhandel aan de orde. De Raad van Kerken krijgt via zusterkerken in Roemenië en Oekraïne veel informatie over de mensonterende praktijken van mensensmokkelaars uit Oost-Europa. De Raad complimenteerde de minister met haar nieuwe beleid op dit terrein, waarbij slachtoffers van vrouwenhandel een verblijfsvergunning krijgen als zij aangifte doen en gedurende drie jaar meewerken met de politie, of als zij aangifte doen en deze leidt tot een veroordeling van de mensensmokkelaar. Ook nieuwe ambtsberichten over Roemenië en de Russische Federatie zijn, als het gaat om vrouwenhandel, beter dan in het verleden.
Amersfoort, 11 september 2006 | Michel Peters