Bericht uit de ‘TussenVoorziening’ in Eelde, waar INLIA statushouders op weg helpt in hun nieuwe leven in Nederland. Dit artikel is het vervolg op het artikel ‘Keer op keer…‘, dat op 16 november 2018 verscheen.
We houden nu al van Nederland
Het is nog donker in Galveston, Texas, als Aïsha die ochtend om half zes wakker wordt gemaakt. Er komt een vrouw binnen; Aïsha moet pakken, zij en haar kinderen moeten weg. De mededeling komt uit het niets. Aïsha is Galveston omdat haar dochtertje Layla en zoontje Karim bij een bombardement in Syrië ernstige brandwonden hebben opgelopen.
U heeft het mogelijk al gelezen in het eerste verhaal over hen: de bom, waarschijnlijk met chemische wapens, sloeg in toen Layla en Karim buiten speelden en vader Ibrahim moest zijn kinderen keer op keer onderdompelen in water om de vlammen te doven. Layla is het ernstigst verbrand; van haar kuiten tot en met haar gezicht. Haar neus en oren moeten gereconstrueerd worden, haar zicht hersteld met operaties.
De kinderen worden nu in een gespecialiseerd ziekenhuis in Galveston behandeld dankzij de Burnt Children Relief Foundation, die hen naar de VS haalde. Met name voor Layla is er een uitgebreid behandelplan, tot haar achttiende. Maar luttele maanden eerder is Donald Trump aan de macht gekomen in de VS. En nu moeten ze ineens weg. Zonder aankondiging of opgaaf van redenen. ’s Ochtends in alle vroegte.
Twaalf operaties heeft Layla gehad, de laatste nog maar net. Aïsha wordt verplicht haar uit het ziekenhuisbed te plukken. De vrouw die het vertrek begeleidt, dwingt een verpleegster de hechtingen te verwijderen zodat het kind vervoerd kan worden. Binnen een mum van tijd zitten ze in het vliegtuig. Terug naar Turkije.
In Turkije is haar man Ibrahim zes maanden eerder op de terugweg van het vliegveld naar zijn zeggen ‘ontwaakt als uit een coma’. Hij heeft Aïsha, Layla en Karim dan op het vliegtuig gezet en is met twee zoontjes achtergebleven. Want slechts de helft van het gezin mocht naar de States. Hij realiseert zich: “Daar zit ik dan. Zonder Aïsha, zonder werk, zonder geld, in een vreemd land, met twee kinderen.” En hij heeft ook geen onderdak meer, want tot dan toe verbleven ze bij het ziekenhuis in Turkije.
Hij meldt zich met zijn twee zoontjes bij een vluchtelingenkamp om daar te wonen. Nou ja, wonen… dat is een groot woord. Maar toch: je hebt iets van een dak boven je hoofd. Je krijgt een tent en 100 lire per week – genoeg om in leven te blijven. In de tent kookt hij voor zijn kinderen, wassen ze zichzelf en hun kleren zo goed en zo kwaad als het gaat met een teiltje, eten ze, slapen ze.
Van elkaar gescheiden maken Ibrahim en Aïsha zich niet alleen zorgen over elkaar, de kinderen en de toekomst, maar komen ook beelden van de oorlog boven. De aanval op Hamah, waar alle 10.000 inwoners op de vlucht slaan. De vlucht naar Idlib, waarbij ze onderweg bestookt worden met een bombardement. Voor hun ogen zien ze hoe een scherf van een clusterbom het buurjongetje onthoofdt. De woorden stromen samen met de tranen.
Ze missen elkaar vreselijk in die periode. “In mijn hoofd was het heel moeilijk, zonder haar”, zegt Ibrahim, “In Syrië was ze natuurlijk ook wel eens weg, naar familie of een uitstapje met vriendinnen. Maar dat was anders. Alle zorgen voor onze kinderen (alle vier!) en alle onzekerheid. Andersom was het voor haar ook vreselijk moeilijk. Moederziel alleen in een vreemd land.” Toch; ze hebben het graag over voor de behandeling van Layla en Karim. “Er is niets belangrijker dan dat.”
Het nieuws over hun uitzetting uit de VS schokt hem. Hoe moet het nu verder met hun kleine meisje? Als Aïsha, Layla en Karim landen, staat Ibrahim op het vliegveld. Ze houden elkaar vast, ontdaan en onzeker over de toekomst, maar blij weer samen te zijn.
“Wij zijn uit liefde getrouwd, weet je, het was geen gearrangeerd huwelijk. Wij houden van elkaar”, zegt Ibrahim. Heel even stralen ze, terwijl ze elkaar aankijken.
De liefde geeft veerkracht. In Turkije vragen ze via de VN asiel aan in Canada of Europa. Het maakt hen niet uit waar, als Layla er maar behandeld kan worden. Dat komt op de eerste plaats. Het kamp is vies en veel te warm, het is geen plek voor haar. Het meisje moet altijd een masker dragen om haar getransplanteerde huid te beschermen. Ze wordt er genadeloos mee gepest. Bovendien heeft ze met de verwondingen en littekens hygiënische omstandigheden nodig, en koelte. En nog heel veel operaties.
Maar ze horen maandenlang niets van hun aanvraag bij de VN. Ibrahim vindt ondertussen werk als boerenknecht in Hatay en weet zijn gezin zo uit het kamp te halen. Een schuur is beter dan een tent. En dan komt er ineens toch een oproep voor het gezin om zich te presenteren bij de VN. En enkele maanden later valt het verlossende woord: ze zijn genomineerd voor Nederland. Nadat ze bij de ambassade zijn geweest, is het rond.
Op 29 augustus arriveren ze in Weert. Hun eerste indrukken van Nederland? Aïsha grinnikt en stoot haar man aan: “Vertel maar eens wat jou hier opviel.” Ibrahim moet er zelf ook om lachen: “Wat zijn die vrouwen hier groot! Nee, echt!”
Sinds 5 september zitten ze in Eelde. En alle gekheid op een stokje: ze houden nu al van Nederland. “Ja, heus waar”, zegt hij, terwijl zij enthousiast knikt. Waarom? “De mensen hier zijn geweldig. Als ik met mijn vrouw wandel, groet iedereen ons. Ook al kennen ze ons niet en zijn wij er anders uit dan hen. Wat een fijn land.”
Naschrift: Ibrahim en Aïsha zijn nu aan het uitzoeken waar hun dochter het beste behandeld kan worden. INLIA helpt hen daarbij.
Bron: Kerkelijke Relaties & Publieksvoorlichting INLIA, Groningen. Website: www.inlia.nl.
Foto: Peter Wassing.