De afgelopen periode met berichtgeving over belastingontwijking geeft een bijzondere kleur aan de tijd van Advent die net een aanvang heeft genomen. Advent is de tijd van voorbereiding, van inkeer, met het oog op Kerst. Kerst als het feest van Immanuël, ‘God met ons’. Dat ‘ons’ staat bij belastingontwijking onder druk. Voor belastingen geldt immers het adagium van de Franse econoom Thomas Piketty ‘zonder collectieve middelen, geen collectieve doelen’ en bij belastingontwijking onthouden we nu juist middelen aan die doelen.
Eurocommissaris Moscovi vergeleek in november belastingontwijkers in het kader van de Paradise Papers met vampiers. Belastingontwijking wordt daarmee geassocieerd met een mythisch kwaad en misschien ook wel gemystificeerd. Want laten we eerlijk zijn, herkennen we ons ten diepste ook niet in de belastingontwijker. Is het nu juist niet iets dat ons verenigt in een soort van (inter)nationale hobby. Niemand betaalt wellicht graag onnodig belasting. En bij belastingontwijking gaat het niet om belastingontduiking. Bij belastingontwijking blijf je binnen de grenzen van de wet. Je maakt tot de uiterste randen van de wet gebruik van de mogelijkheden die deze biedt om zo weinig mogelijk belasting te betalen. Fiscale experts onderzoeken hoe je je, bij gebruikmaking van de mogelijkheden die de wet biedt, aan het betalen van belasting kunt onttrekken. Wanneer je het zo bekijkt, onderscheiden doorsneeburgers zich niet zo sterk van vermogenden of grote bedrijven. Je wilt nu eenmaal geen dief van je eigen portemonnee zijn. Vermogenden en grote bedrijven hebben echter wel meer middelen, een mega-portemonnee, om fiscale expertise in te huren met het oog op belastingontwijking. In die zin is er sprake van een belastingontwijkingswedloop waarbij vermogenden en grote bedrijven een soort van ‘natuurlijke’ voorsprong hebben. Hun beschikking over kapitaal biedt hen de mogelijkheid om hun kapitaal optimaal te vermeerderen. Hun kapitaal bepaalt hun belastingmoraal!
In die belastingontwijkingswedloop stelt ons land zich volgens premier Mark Rutte realistisch op. Nederland zal volgens hem als klein land altijd aantrekkelijker moeten zijn voor internationaal opererende bedrijven dan grote buurlanden als Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk. In de woorden van de premier voel je onmiskenbaar de tragiek doorklinken dat geen nationale overheid ontkomt aan de ijzeren wetten van het internationale kapitalisme. Met als gevolg een onvermijdelijke ‘race to the bottom’ wat belastingtarieven betreft.
Momenteel staat Nederland in de internationale ranglijst van concurrentiekracht, gepubliceerd door het World Economic Forum (WEF), op de vierde plaats. Het WEF roemt met name de Nederlandse infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg. Allemaal zaken die gerealiseerd zijn met belastinggeld en sterk gewaardeerd worden door internationale bedrijven. Die bedrijven willen volgens hoogleraar economie Irene van Staveren helemaal niet terechtkomen in een wereld waarin aandeelhouders steeds meer druk op hun vestigingsbeleid kunnen uitoefenen door het wereldwijd najagen van de laagste tarieven. Volgens Van Staveren is de voorstelling van zaken die premier Rutte geeft te tragisch, er lijkt zo geen ontkomen meer aan. Het is een opstelling die volgens haar zelf iets heeft van een tragische vergissing waarmee de genoemde ‘race to the bottom’ juist versterkt wordt.
Een volgende vergissing die ten gevolge van het tumult rond de belastingontwijking helemaal naar de achtergrond is verdwenen, lijkt de verlaging van de inkomstenbelasting, vermogensbelasting in combinatie met de btw-verhoging. Het is volgens Van Staveren een problematische combinatie in relatie tot sociale ongelijkheid. De btw-verhoging lijkt armeren en rijkeren even hard te treffen. Evenwel armeren consumeren hun inkomen grotendeels, terwijl rijkeren een groter deel ervan sparen of beleggen. De btw is voor armeren in feite de vorm van belastingheffing waar ze het meest mee te maken hebben. Het is tegelijk een vorm die niet te ontwijken valt en laat die in deze periode waarin de belastingontwijking onrustbarende vormen blijkt aan te nemen, nu net verhoogd worden. De combinatie resulteert in een vergroting van sociale ongelijkheid.
Even terug naar Advent en het feest van Kerst, van Immanuël, ‘God met ons’. Het geeft te denken dat het ‘ons’ van de collectieve middelen vanuit de kant van de bijdrage van armeren aan die middelen in feite het minst onder druk staat.
Trinus Hoekstra, diaconaal specialist bij Kerk in Actie binnenland en secretaris van de beraadgroep Samenlevingsvragen van de Raad van Kerken