Week van Gebed 2016: Kindernevendienst

Materiaal voor de kindernevendienst bij de Week van gebed 2016
U vindt hier een drietal uitwerkingen; respectievelijk bij de teksten die in het Oecumenisch Leesrooster op deze dagen in januari zijn toegevoegd en ook bij de teksten van de Week van Gebed. In alle gevallen is als uitgangspunt een Bijbellezing gekozen waarin een verhaal is opgenomen. Steeds wordt geprobeerd om de vertelling te verbinden met het gebed en om de kinderen iets van hun afwegingen te laten terugbrengen in het geheel van de gemeente, parochie.

Eerste mogelijkheid
17 januari: lezingen uit Jesaja 62: 1-5; Psalm 96; 1 Korintiërs 12: 1-11 en Johannes 2: 1-11.
Als uitgangspunt voor de nevendienst wordt het verhaal van Kana gekozen; Jezus die water in wijn verandert (Johannes 2: 1-11).

Foto: Jezus verandert water in wijn (illustratie uit de kinderbijbel ‘Kinderen van God’)

1.    Natuurlijk vertelt u de kinderen eerst het verhaal van wat er in Kana gebeurde. U kunt dit verhaal gemakkelijk verbinden met ‘bidden om eenheid’. Het eerste wonder dat Jezus doet (het woord ‘eerste’ kan overigens ook vertaald worden met ‘het beginsel’ van de wonderen die Jezus doet, dus de basis, het protype van zijn werk) is water in wijn veranderen. Hij stimuleert de gemeenschap: door de verbinding van de bruidegom en de bruid te bevestigen; door de saamhorigheid onder de gasten te stimuleren en door de band van hemzelf met de mensen te toonzetten.
2.    Het gesprek kan verder worden gevoerd door twee kolommen te tekenen op een bord of flipover. U zet er boven ‘Waar zou je om bidden?’ Aan de ene kant plaatst u het woord ‘bruidegom’ en u laat de kinderen woorden noemen waarom de bruidegom zou bidden. Waarschijnlijk krijgt u woorden als ‘feest’, ‘wijn’, ‘dat mensen niet boos worden’. Vervolgens zet u boven de tweede kolom ‘wij zelf’. U laat de kinderen de trefwoorden vertalen naar het eigen leven. Waar zouden wij om bidden als we in lijn met die bruidegom denken? U krijgt dan vermoedelijk woorden als ‘plezier’,  ‘talent’, ‘waardering van anderen’.
3.    Om het samen in een werkvorm om te zetten zou u slingers kunnen maken. U laat de kinderen smalle strookjes knippen en de einden plakt u aan elkaar, zodat de ene ring in de andere valt en er uiteindelijk een lange slinger ontstaat. De slinger drukt ‘samen’ uit. U kunt met de groep weer de kerkdienst ingaan door de slinger in een lange rij door de kinderen te laten dragen. De slinger kan in het liturgisch centrum worden opgehangen als praktische illustratie van wat het is eenheid met elkaar te zoeken.  


Foto: voorbeeld van een slinger

Tweede mogelijkheid
24 januari: lezingen uit Jesaja 61: 1-9; Psalm 145: 13-21; 1 Korintiërs 12: 12-27 en Lucas 4: 14-21.
Als uitgangspunt voor de nevendienst wordt het verhaal van Jezus in Nazareth gekozen; de mensen hebben hoge verwachtingen van Jezus (Lucas 4: 14-21), maar als je door zou lezen merk je dat de ontmoeting ontaardt in een ruzie.


Foto: Hoe mensen reageren op Jezus (illustratie uit de kinderbijbel ‘Kinderen van God’)

1.    U vertelt hoe Jezus uit de woestijn komt, vervuld met de heilige Geest. We  kiezen er voor om niet te stoppen met het verhaal als hij in de synagoge spreekt, maar al iets van het vervolg mee te nemen. Dat staat op 31 januari op het rooster. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, omdat u bij de uitwerking vanzelfsprekend op 31 januari andere bronnen kunt gebruiken. U legt nu de nadruk op het begeesterd zijn van Jezus en op het feit dat het niet vanzelfsprekend is dat mensen dat ook oppakken.
2.    Het gesprek kan verder worden gevoerd door twee kolommen te tekenen op een bord of flipover. U zet er boven ‘Waar zou jij voor danken?’ Aan de ene kant plaatst u het woord ‘Nazareth’ en u laat de kinderen woorden noemen waarom mensen in Nazareth blij zouden kunnen zijn met Jezus. Waarschijnlijk krijgt u woorden als ‘Heer’, ‘genezing’, ‘Geest’. Vervolgens zet u boven de tweede kolom ‘wij zelf’. U laat de kinderen de trefwoorden vertalen naar het eigen leven. Waar zouden wij dankbaar voor kunnen zijn? U krijgt dan vermoedelijk woorden als ‘God’,  ‘gezondheid’, ‘plezier’.
3.    Om het samen in een werkvorm om te zetten zou u de kinderen een straattegel kunnen laten beschrijven en beschilderen met een boodschap. De tegel zou in de eigen straat (het eigen Nazareth) een plek mogen krijgen om mensen op een goede manier te inspireren. U kunt de tegels van achteren van een paar plakkertjes voorzien en ze als een spoor in de kerk laten leggen door de hal heen. De kerkgangers lopen er dan langs als ze naar huis gaan en krijgen de goede gedachten mee als laatste boodschap vanuit de kerk.


Foto: voorbeeld van straattegels

Derde mogelijkheid
17 of 24 januari: lezingen uit 1 Petrus 2: 9-10 en Exodus 19: 1-11.
Als uitgangspunt voor de nevendienst wordt het verhaal van Mozes en het volk Israël in de woestijn gekozen. Het volk is 50 dagen geleden uit Egypte, uit het dodenrijk, vertrokken. Bij de berg Sinaï, in de woestijn Sinaï ook, krijgen ze levenslessen aangereikt van God. Het gaat om de beginselen van ethiek (tien geboden), rechtspraak (aanstelling van de oudsten) en godsdienst (heiligingswetten en de bouw van een tabernakel).

Het volk bereidt zich voor op de ontmoeting met God door zich te reinigen. Ze respecteren de heilige ruimte rond de berg. En ze wachten drie dagen. Dan is het zo ver. God maakt een verbond en vat de betekenis daarvan samen met een mooi beeld: hij is als een adelaar die zijn jongen op zijn rug een veilig plekje biedt. De joodse schrijver Rashi zegt dat er meer vogels zijn die hun jongen optillen, maar de meesten doen dat met de poten. De adelaar draagt de jongen op de rug, hij vliegt hoog, zodat er altijd het lijf van de ouders tussen het gevaar zit en het jonge dier op de rug.


Foto: Mozes bij de Sinaï (illustratie uit de kinderbijbel ‘Kinderen van God’)

1.    U vertelt hoe het volk Israël in de woestijn verkeert. Men is als familie naar Egypte gegaan en keert als volk terug. Veertig jaar zwerft men door de woestijn en moet men structuur zoeken voor wat het is als volk te leven. Er zijn allerlei initiatieven van hoe je goed samenleeft, zoals kinderen dat ook wel van school zullen kennen; anti-pest-regels, duidelijkheid over wie waar mag komen, lijn in de agenda leren brengen. Om het geloof in goede banen te leiden komen er priesters. Zij bemiddelen als het ware tussen God en mensen. Mozes zelf is een voorbeeld van hoe een priester werkt. Hij brengt de belangen van de mensen bij God en omgekeerd legt hij de mensen uit wie God is en wat God voor mensen zou kunnen betekenen.
2.    Het gesprek kan verder worden gevoerd door twee kolommen te tekenen op een bord of flipover. U zet er boven ‘Contact met God’ Aan de ene kant plaatst u het woord ‘priester/dominee/geestelijke’ en u laat de kinderen woorden noemen waaraan je kan denken als het gaat over de taak van de geestelijke. Waarschijnlijk krijgt u woorden als ‘bidden’, ‘spreken’, ‘offeren’. Vervolgens zet u boven de tweede kolom ‘wij zelf’. U laat de kinderen de trefwoorden vertalen naar het eigen leven. Welk contact kunnen ze zelf leggen met God? U krijgt dan vermoedelijk deels dezelfde woorden, deels andere, woorden als ‘bidden’,  ‘spreken’, ‘dienen’.  
3.    Om het samen in een werkvorm om te zetten zou u de kinderen een microfoon op een papier kunnen aanreiken met een wolkje erbij. De vraag luidt: Als het woord aan jou is, wat zou jij dan willen zeggen vanuit je contact met God? U kunt de wolkjes meenemen de kerk in en ergens bij het liturgisch centrum ophangen of in de hal van de kerk, waar mensen langs lopen.


Foto: een microfoon met een wolkje