Gemeente, één in Christus,
Iemand heeft een boekje geschreven over Johannes 4. Hij vertelt daarin wat mensen opvalt die het verhaal van de Samaritaanse vrouw lezen. De reacties verschillen sterk. Een groep vrouwen van de Filippijnen stelt de vraag: ‘Wat doet die vrouw daar in haar eentje bij de bron?’ En een Zulu-groep uit Zuid-Afrika reageert: ‘Wij vinden het vreemd dat die vrouw om twaalf uur water gaat halen? Wie doet dat nou op het heetst van de dag? Dan gaat echt niemand het huis uit’. Ja, en dat is precies de reden voor de vrouw om te gaan. Ze is bang. Ze is bang andere mensen te ontmoeten. Dat wil ze niet. Door op een absurd moment naar de bron te gaan, weet ze welhaast zeker dat ze niemand zal treffen.
De vrouw is herkenbaar voor iedereen onder ons die een beetje mensenschuw is. Ze is een spiegel voor jou, als je bang bent anderen onder ogen te komen. Als je je eenzaam voelt. Als je bang bent dat anderen je zullen veroordelen. Als je je maar het liefst wilt verschuilen.
Dat overkomt ons allemaal wel eens. Ischa Hoes, een actrice uit soapseries als Medisch-Centrum West en GTST, getrouwd met Anthony Kamerling, vertelt in haar boek ‘Toen ik je zag’ over haar opleiding aan de toneelschool in Maastricht. Ze had het moeilijk, schrijft ze. ‘Ik vond mezelf niet goed genoeg. Ik maskeerde mijn gevoelens. Om goed te kunnen acteren moest ik uit mijn comfortzone komen. Maar dat durfde ik niet…’. Hoeveel mensen zijn er niet in de kerk die zich verschuilen in hun comfortzone? Ben ik wel goed genoeg?
Hoe zit dat dan bij die vrouw? Laten we de tekst nog eens nalopen. Jezus is op reis vanuit Jeruzalem en op weg naar Galilea. Hij komt in een plaats Sichar. Je leest er over heen. Maar de joden, die de tekst lezen, snappen direct dat het een bijzondere plaats is. Ze denken aan Genesis, het begin van de Bijbel, de tijd van de aartsvaders. Uitgangspunt is daar dat mensen als Abraham, Isaak en Jakob geen land in bezit hebben. Ze zijn nomade. De aarde is van God. Er zijn maar twee uitzonderingen. De eerste keer staat er dat Abraham land koopt om een begraafplaats te hebben voor zijn vrouw Sara. En een tweede keer staat er dat Jakob land koopt om te offeren. Dat zijn trouwens beide stukjes grond die niet wijzen op menselijk eigendom, maar die iets hebben met de andere dimensie van leven, Gods eeuwigheid.
Later zijn die rechten van de offergrond als erfenis bij Jozef gekomen. En zoals het vaker gaat bij erfenissen, dat wordt een bron van scheiding. Samaritanen zijn trots op hun oorsprong. Hun heiligdom is zelfs ouder dan dat van Jeruzalem. En daarom zeggen ze: ‘Wij zijn belangrijker dan andere mensen. Want ons heiligdom is het oudste dat er is. En wij drinken dagelijks water uit de bron die bij het heiligdom ligt’.
Jezus spreekt een vrouw uit dat volk van Samaritanen aan: ‘Geef mij wat te drinken’. Dat is een wonder. Want Joden gaan niet met Samaritanen om. Ze mogen elkaar zelfs niet aanraken. Dat deden een man en een vrouw toch al niet. Want als je dat wel doet, word je onrein. Ben je de reiniging als pelgrim helemaal kwijt. Het is als het ebola-virus. Als je uit de hand van de ander drinken aanneemt, drinkt je jezelf een oordeel.
De vrouw legt het Jezus nog een keer uit. ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen?’ (vers 9). En dan volgt een spirituele spraakverwarring. Jezus spreekt over ‘levend water’, geestelijk water, wat hij de vrouw kan aanreiken. En de vrouw blijft hangen in de letterlijke betekenis. De omslag vindt pas plaats op het moment dat Jezus vraagt naar de man van de vrouw. ‘Ik heb geen man’, zegt ze. En Jezus antwoordt: ‘U hebt gelijk. U hebt vijf mannen gehad, en deze, zesde, die u nu hebt, is uw man niet’. We verstaan nu ook de reden waarom de vrouw midden op de dag naar de bron gaat. Ze heeft iets te veel van de liefde geproefd. Mensen roddelen over haar. Ze wil verschoond blijven van die praat. Ze trekt zich terug in haar schulp.
Jezus prikt door dat schild heen. Hij kent haar werkelijk en hij accepteert haar. ‘Ik begrijp, heer, dat u een profeet bent’, zegt de vrouw (vers 19). De vrouw voelt zich gekend zonder veroordeeld te zijn. Hier zou het gesprek al kunnen worden afgerond. Maar er gebeurt iets anders. De vrouw doet wat mensen vaak doen, als ze zelf buiten schot willen blijven. Ze brengt het gesprek op de theologisch punt. Ze begint over het heiligdom. De één claimt het oudste heiligdom. De ander claimt het ware heiligdom. Het is het hopeloze dilemma; de één claimt meer in bezit te hebben van God dan de ander.
‘Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel: de redding komt van de joden’, zegt Jezus (vers 22). Jezus ontkent niet dat God ook een relatie heeft met de Samaritanen. Dat is mooi. Want het betekent dat God ook een relatie heeft met die vrienden van je op school, die niet in de kerk komen. God heeft alle mensen gemaakt. We zijn daarin gelijk. Maar er is ook een verschil. De joden hebben meer woorden om de relatie te benoemen, zegt Jezus. Ik denk vaak: Zo is het met de kerk. God heeft een relatie met alle mensen. Mensen van de kerk zijn daarin niet beter dan anderen, maar mensen van de kerk hebben er woorden bij om het te omschrijven. En dat zijn dan bij uitstek de woorden die ze lenen van de Joden.
En dan volgt dat zinnetje wat door de kerk vaak verkeerd is begrepen: ‘Wie de Vader echt aanbidt, aanbidt hem in Geest en in waarheid’ (vers 24). Veel mensen die ik ken citeren het te onpas. Dat zit een beetje in dat woord ‘waarheid’. Dat is een Grieks woord. En we denken dan aan een wiskundesom. Eén en één is twee, dus geen drie of vier. Je hebt waarheid en de rest is leugen. Het onderliggende Hebreeuwse woord voor ‘waarheid’ is echter anders. Het Hebreeuws gebruikt een woord (‘emet’) dat je kunt vertalen met ‘trouw’. God is niet de God van waarheid, die mensen wegstreept omdat ze hem onvoldoende kennen. Nee, God is iemand die een relatie zoekt. Je voelt aan wie Hij is, en je stelt je open voor Hem. Als je nu ‘ja’ tegen God zegt, geldt dat ‘ja’ ook morgen nog. En omgekeerd gaat God zo ook met jou om. De relatie blijft, Hij is betrouwbaar.
Liefhebben in Geest staat tegenover een plaats liefhebben als Gerizim en Jeruzalem. God liefhebben als geest staat tegenover een beeld van God vereren zoals je het in je hoofd kunt vastzetten. Wij mogen dan als kerk extra woorden hebben voor het mysterie van God. Dat zijn nooit woorden waarop we ons kunnen laten voorstaan en die we tegen andere mensen moeten willen aanleggen als meetlat voor hun zuiverheid. Ook de woorden die je leert, blijven woorden die verwijzen naar een mysterie. Het is nu juist de geest die God in een ieder mens wil leggen.
De vrouw verstaat dit en noemt Jezus ‘de Christus’, de ‘Messias’. Zij noemt Jezus als eerste Heer, Adonai in het Hebreeuws. Zij geeft zich gewonnen aan deze zevende man in haar leven. Hij is het die haar voor vol aanziet.
Ik denk dat God nog zo met mensen omgaat, en ook zo met jou wil omgaan. Hij accepteert je in wie je bent. André Hazes heeft een liedje geschreven. Of misschien ken je het van Guus Meeuwis. ‘Geef mij nu je angst’, staat er in. Dat is wat er bij de vrouw gebeurt. En dan is het vervolg van het liedje: ‘Ik geef je er hoop voor terug’. Zo wil God jou hoop aanreiken. Levend water heet het in Johannes 4. Water wat jouw leven verbindt met de eeuwigheid. Amen.
Klaas van der Kamp