Raven: Reactie op gestalten

Klaas van der Kamp gebruikte het studieverlof om een boek te schrijven, ‘Raven’, met zeven bezinnende thema’s die het oecumenisch gesprek kunnen verdiepen. Hij vroeg om reacties van diverse mensen. Hieronder een reactie van ds. Bart Gijsbertsen, initiatiefnemer van leerdiensten ‘Thora en Evangelie’ in de protestantse gemeente van Kampen. Hij reageert op hoofdstuk 2, ‘Gestalten’. Onder het artikel staat een link naar het hoofdstuk.

De vraag om een reactie op het hoofdstuk ‘Gestalten’ sluit aan bij een gesprekje dat Klaas en ik onlangs hadden over een aantal overdenkingen waarin de gestalte van de tabernakel centraal stond. Op verzoek van Klaas bied ik hierbij een aantal zinsneden uit die overdenkingen aan. Zij onderstrepen dat elke tempel in elke tijd een ‘verlegenheidsoplossing’ moet zijn en een ‘vingerwijzing’ naar het eigenlijke.

 

In Exodus 25 horen we van een bijzonder gesprek. Het is een gesprek op de berg, in de Wolk. De Architect van heel de schepping buigt zich daar met Mozes over een ‘paradigma’ (zo de Griekse vertaling) voor de Misjkan, de Woning. Veertig dagen en veertig nachten is Mozes op de berg en ontvangt hij de gedetailleerde instructies de bouw van de Misjkan.Maar wat ís dit nu eigenlijk wat gebouwd gaat worden?

Wel, de bedoeling hiervan staat tot de dag van vandaag op menige synagoge in ons midden. Neem bijvoorbeeld de synagoge in de Lekstraat te Amsterdam, in de buurt waar Anne Frank woonde. Op de gevel staat – uiteraard in het Hebreeuws – de tekst 1 Koningen 6:13, de woorden van God aan Salomo: ‘en Ik zal bij hen wonen’. Dat is vrijwel de herhaling van de woorden uit Exodus 25:8 – ‘Maken zullen zij voor Mij een heiligdom, dat Ik bij hen wone’.

Wat betekent dat? Een Joodse uitleg stelt: In werkelijkheid zijn het de tsaddikiem, de rechtvaardigen, die door het doen van Zijn wil het ware heiligdom vormen. God zegt immers in Exodus 25:8 niet: opdat Ik ‘daarin’ wone. Maar er staat: opdat Ik ‘in hen’ wone. Waarmee Hij dus zegt: Denk niet dat Mijn uiteindelijke doel het bouwen van een uiterlijke Tempel is, maar weet dat het bouwen van de Woning en al wat erbij hoort geen ander doel heeft dan jullie tot vingerwijzing te zijn, waarnaar je je blik en je handelen richt, zodat je door je daden zélf wordt als een afbeelding van de Woning en zijn interieur.

De hele tempeldienst is dus gericht op een God die ‘daarin’ niet is. En waarom zou je die tempel dan toch nog bouwen en al die tempeldienst verrichten? Antwoord: Omdat je je hele leven zo – al doende!! – afstemt op die God die niet in een tempel woont, maar die onder Zijn volk verkeert, in hen verblijft. Zoals een prachtig Joods gebed zegt: ‘In my heart a Mishkan will I build to glorify His honor’. Dat is een levenslange eredienst, dat is een levenslange creativiteit. Zo werk je aan een betekenisvol leven, en zo bouw je een heiligdom in je ziel.
Mocht er ooit een nieuwe tempel te Jeruzalem worden gebouwd, dan is dit de grootste betekenis: een innerlijke heiliging van het volk dat bouwt.

Iedereen wordt in feite geroepen tot deze creativiteit, tot het bouwen van zo’n heiligdom. Ieder kan een kathedraal voor God worden. Paulus sluit in het Nieuwe Testament bij deze gedachte aan door de Kerk als geheel – en ook ieder christen persoonlijk – op te roepen tot een leven als ‘tempel van de Heilige Geest’.

Wat deze boodschap betekent in de actualiteit is: het gaat er niet zozeer om hoe onze (christelijke) gemeente of ons kerkgebouw eruit ziet. Die zijn op zich niet heilig verklaard. Het gaat er vooral om op welke manier wij daaraan bouwen. Kan God in ons wonen, als Hij let op hoe wij in geloof en eerbied een ‘huis des HEREN’ willen oprichten en in stand houden?

Zoals in Israel het niet zit in de Tabernakel en al zijn attributen, maar in de manier waarop mensen ermee omgaan. Het gaat om de werkwoorden! Als het volk die regels van God gehoorzaamt, dan heiligt het zichzelf. Maar de attributen en rituelen zijn uit zichzelf niet automatisch heilig.

Laat ik het nog sterker vertellen. Als Mozes de berg afdaalt met de Tafelen met de Tien Woorden, door God zelf gecreëerd en door God zelf daarop geschreven – mij dunkt: het prototype van een heilig voorwerp; wat zou de hele wereld daar niet ritueel voor uitlopen om die te zien – dan smijt Mozes deze Tafelen onder aan de berg in diggelen. En dat doet hij op het moment dat hij ziet dat het volk een feestje viert rond een gouden kalf, door hen heilig verklaard. En is God dan kwaad omdat Mozes dat doet met zulke heilige door Hemzelf gemaakte voorwerpen? Integendeel; God bevestigt later aan Mozes: Volkomen terecht dat je dat deed; want die platen hebben geen enkele betekenis als er geen volk is dat daarnaar leeft.

De conclusie is dat zelfs een object van hemelse oorsprong in zichzelf geen heiligheid bezit tenzij het werkelijk functioneert in een leven dat aan God gewijd is.

Veertig jaar was Israel in de woestijn. En in die tijd hebben ze 38 keer de Tabernakel weer opgeheven. Dus – let wel! – daar was een plek, die was aangewezen als de plek voor het Heilige der Heiligen; daar kwam alleen de hogepriester en dan nog alleen op Jom-Kippoer. Maar zodra de Tabernakel weer was opgeheven was diezelfde plek weer gewoon een stuk woestijn, niets heiligs aan, niets te zien. Want God trok, in en met zijn volk, al weer verder.

Bart Gijsbertsen, Kampen

Wie het oorspronkelijke hoofdstuk ‘Gestalten’ uit ‘Raven’ wil lezen, kan hier klikken.