Isi maakt wie…het hof?

Herfst waait door ons land. Kou trekt op en wind zoekt zich-met succes- de kieren van onze woning. De tuin wordt dunner in de kruinen en het blad kleurt en valt, kleurt en valt gestaag. Mijn gade krijgt dan iets van een nijvere bij. Deze vergelijking schijnt misschien wat vergezocht, want steken doet ze niet en eigenlijk in elk seizoen legt zij ijver aan de dag in haar hof. Dat ligt bij het bijenvolk toch even iets anders. Zij harkt, plukt, knipt en bezemt zich een weg door dat wat nog nazomer heet. Maar staat daarin niet alleen en doet niet alleen.

Nijvere handen helpen haar om dit soort van het aards paradijs winterklaar te maken. Het zijn ISI en ik, die zij ook nog eens onder haar hoede neemt; want zorgvuldigheid is haar devies; kruid lijkt niet altijd onkruid en omgekeerd en vaste planten niet altijd zomerbloeiers. Dus het mes mag niet altijd van twee kanten snijden en met de snoeischaar behoor je sparend en spaarzaam om te gaan. Isi is in zijn element; hij omarmt het buitenleven en heeft, naar blijkt, een ongevaarlijke, liaison met planten en struiken, die onder zijn handen geknipt en gekapt worden. In harken en vegen heeft hij ook zijn sporen verdiend.

Ik heb zijn enthousiasme en vaardigheid, per brief, aan de Pastor aangeboden, maar die keek, bij lezing, vast naar links om hem daar te laten liggen. Blijkbaar boezemt hij deze Herder angst in i.p.v. vertrouwen. Zou daaruit de uitdrukking ‘het zwarte schaap in de familie’ zijn ontstaan. Die angst zit m.i. diep in de Graafse bevolking en m.n. in het Graafs Kerkvolk; onbekend maakt onbemind. Het wonderlijke is, dat, als Isifu in ons gezelschap van familie, vrienden en kennissen verkeert het ijs zo is gebroken. Hij lacht zijn tanden bloot en probeert de gesprekken te volgen; in toenemende mate slaagt hij daarin. Soms stelt het gezelschap hem een vraag of wordt hij in een gesprek betrokken. Dan groeit hij als de zomerbloeiers in onze tuin en –tijdelijk – zijn favoriete werkplek.

Enige tijd terug, deed een vrouw uit een kleine leefgemeenschap te Langenboom(NB), een beroep op hem als ‘hovenier-in-praktijkopleiding’; haar vertrouwen beschaamde hij niet. Zij vond hem, zo zei ze mij, na afloop van de uinwerkzaamheden: ’een lieve jongen.’ Die kwalificatie kunnen we beamen. Het is een heel aangaan; een jongeman uit het verre Benin op zolder. Dat hij nu al een half jaar bij ons bivakkeert, hadden we niet kunnen dromen. Meestal gaat het goed; is er harmonie, maar soms zinkt hij weg in somber peinzen en zoekt vergetelheid in de slaap. Droomt hij over zijn vaderland…..of over het wortelen in dit mooie land, het Holland, dat hij in meer dan drie jaar heeft leren kennen?

Van de schaduw –en de lichte kant. Van de wolkenluchten om erin weg te dromen en van haar zwarte aarde om erin te wroeten, te spitten en aan te harken. Het is weer zo’n herfstdag, de blaadjes vallen,’ zeggen we tegen elkaar of knikken elkaar, woordeloos, begrijpend toe.

Tekst+ foto: Harry C.A. Daudt

-IWAG-