Gemeente, één in Christus, Een verschil van inzicht is niet erg, zolang je groeit aan de mening van de ander. Het wordt lastiger, als je niet weet hoe met zo’n verschil van inzicht om te gaan. En het wordt problematisch, als mensen niet meer in staat zijn zaken en personen te scheiden, en anderen minder achten, omdat ze een andere mening hebben. Zoiets kan ontaarden in een regelrechte ruzie. Het overkomt waarschijnlijk ieder mens wel eens.
In het Bijbelboek Genesis vind je er voorbeelden van. Adam en Eva maken ruzie met God. Kaïn maakt ruzie met Abel. De mensen die de toren bij Babel bouwen krijgen onderling ruzie. De knechten van Lot en Abram krijgen ruzie over de bronnen. Jakob en Esau krijgen ruzie over het eerstgeboorterecht. Rachel is jaloers op Lea. Jozef en zijn broers hebben ruzie.
Ruzie kan met jaloezie te maken hebben. Ruzie kan ook te herleiden zijn op hoogmoed. Dat laatste kom je soms tegen tussen mensen van verschillende kerken. Dat mensen van de ene kerk zich beter wanen dan mensen van een andere kerk.
Juist in de kerk doet het vreemd aan. Als onheilig vuur op een altaar. Het komt voor dat mensen ruzie maken over een geloofsartikel. Het kan zelfs zijn dat ze objectief gezien gelijk hebben. Maar dan nog moet je jezelf de vraag stellen of het gelijk de ruzie waard is. Gilles Quispel typeerde een ketterij als ‘de verabsolutering van een legitiem punt’. En Herman Fiolet zei ooit: ‘De kerk is verdeeld geraakt, niet door de legitieme keuze voor het ene aspect, maar door de illegitieme uitsluiting van het andere aspect’. Paulus noemt deze uitsluiting een ketterij.
Paulus heeft in Korinte met hoogmoed te maken. We lezen dat in de tekst die de kerken in Canada hebben uitgekozen voor deze week van gebed. Paulus heeft tijdens zijn verblijf in Efeze gehoord van een richtingenstrijd in Korinthe. Het gaat over de vraag door wie mensen gedoopt zijn. Sommige mensen beroepen zich op Paulus. Hij bracht het evangelie naar Korinte. Anderen beroepen zich op Apollos, die goed kan spreken. Joodse christenen uit Jeruzalem kennen Petrus en beroepen zich op hem. De discussie is in de wereld van die dagen wel te begrijpen. Het komt in die tijd nogal eens voor dat mensen zich aansluiten bij een mysteriereligie. Mensen raken ingewijd in zo’n religies door de handelingen van een ingewijde vader. Zo’n vader geeft cachet aan je wijding. Naar analogie daarvan gaan christenen in Korinte uit van een mysterieuze band tussen doper en gedoopte. Paulus verwerpt die gedachte. De namen van mensen doen er niet toe. Het maakt niet uit of je van Menno bent of van Johannes of van Maarten of van Franciscus. Je bent gedoopt in Christus.
Paulus onderbouwt zijn mening en zegt dat hij zich niet kan herinneren veel mensen in Korinte te hebben gedoopt. Hij kan ze op de vingers van één hand tellen: Crispus, de overste van de synagoge; en Gajus, zijn gastheer toen hij in Korinte was; en dan heb je Stefanas, de eerste dopeling in het gebied. Het loont niet echt om de groepsleden te tellen, vindt Paulus. Paulus wijst verder op de samenwerking die de predikers onderling moeten hebben. Mensen die voorgaan in de kerken hebben een verschillende roeping, leggen een verschillend accent. Dat is niet erg. Dat is misschien wel aan te bevelen. Zoals een team altijd onderscheiden gaven probeert te bundelen; dat geldt voor een werkkring; dat geldt voor een voetbalteam. Met alleen mensen in de spits ga je een wedstrijd niet winnen. Paulus gaat in zijn waardering voor de verschillen zo ver, dat hij zegt: ‘Ik ben eigenlijk geen doper. Ik ben meer een prediker. Een apostel. En dan geen groot apostel. Want aan jullie criterium van wijsheid voldoe ik niet. Ik ben niet aansprekend. Maar wat ik zeg, deugt wel. Maar dopen. Dat heb ik amper gedaan’.
Verschillende kerken in Nederland hebben de laatste jaren vorderingen gemaakt in saamhorigheid, juist op het punt van de waardering van de doop door anderen bediend. Negen kerken in Nederland hebben in 2012 een verklaring getekend waarin ze de doop erkennen die in één van de andere kerken is bediend. Elf kerken spreken over onderlinge toenadering op het gebied van de doop. Misschien is het wel aardig te weten welke kerken de doop van een andere kerk erkennen; dat zijn de Rooms-Katholieke Kerk, de Protestantse Kerk, de Anglicaanse Kerk, de Oud-Katholieke Kerk, de Syrisch-Orthodoxe Kerk, de Evangelisch-Molukse Kerk, de Remonstranten, de Evangelische Broedergemeente en de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten. Daarnaast is er een verklaring van toenadering met ook de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en de Doopsgezinden. Het is belangrijk dat kerken zich op die manier openstellen voor elkaar. Er zit een erkenning onder dat Christus ons verstand en ons gevoel overstijgt en mensen in het door henzelf gekleurde leven aanspreekt.
Paulus roept de mensen op, verschillen te waarderen. Hij zegt in vers 10: ‘Ik roep u ertoe op, broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus, dat u allen eensgezind bent in uw spreken, en dat er onder u geen scheuringen zijn, maar dat u hecht aaneengesmeed bent, één van denken, één van gevoelen’. De Griekse ontvangers van de brief herkennen het idee van eenstemmigheid uit hun politieke context. Het betekent zoveel als: op essentiële onderdelen elkaar vinden en van daaruit in vrede samenwerken.
Het idee van scheuringen kom je ook in het Oude Testament tegen. De bijbel gebruikt het woord ‘scheuring’ twee keer expliciet. De eerste keer is in Genesis 13,8, als de knechten van Abram en Lot ruzie hebben over de bronnen en Abram uiteindelijk moet besluiten dat de twee uit elkaar gaan. De tweede keer staat in Numeri 27,14, als het volk Israël dorst heeft en er twist komt. De gemeenschap wordt opstandig. Mozes slaat op de rots zonder God de eer te gunnen. Het kost Mozes de toegang naar beloofd land. De plaats heet voortaan Meriba, twistplaats.
Vaker dan in het Oude Testament komt het Griekse woord voor scheuringen, ‘schismata’ voor. Niet zozeer in de evangeliën, maar vooral in de brieven. Op het moment dat de kerk ontstaat, worstelt de groep van geloven met de onderlinge verstandhouding. Scheuring als schering en inslag. Er is bij Paulus nog geen sprake van diverse kerken. Het gaat om splitsingen binnen een groep van mensen met verschillende meningen, waarbij de meningen worden aangezet. En de verzekering daar tegen in luidt: Christus kan niet gedeeld zijn. het is absurd te denken dat je Christus kunt opdelen. Dat kan niet bestaan. Een verdeelde Christus is een dode Christus. En zo bereiken we als christenen het omgekeerde van wat we willen: met eenzijdige godsvrucht verscheuren we het lichaam Christus. De tekst levert daar geen enkel excuus voor.
David formuleert in één van de Psalmen: Waar liefde woont, gebiedt de Heer zijn zegen. Rabbi Chelbo (300 n. Chr.) spreekt daarover. Hij haakt in op de situatie bij de avond van de sabbat, dat is het moment dat de priesterorden wisselen in de tempel. Hij zegt dan: ‘De aftredende priesterorde van die week zegt tot de intredende priesterorde van de komende week: ‘Hij die zijn naam in dit huis laat wonen, Hij late onder jullie in liefde wonen, en broederlijkheid, en vrede en vriendschap’.
De kerk in Canada heeft dit fragment uit de Bijbel aangedragen voor de week van gebed. Canada is een land met 34 miljoen inwoners; het land lijkt op de Verenigde Staten, maar heeft een extra scheutje Europees erfgoed vastgehouden. Geert Mak legt uit in zijn boek ‘Reizen zonder John’ dat Amerikanen steeds nieuwe werelden zoeken, en als het oude niet meer voldoet, simpelweg verhuizen naar een andere plek en hele dorpen leeg achter laten. Er is bij hen altijd het verlangen naar nieuwe ontdekkingen, nieuwe frontiers. Dat hebben de Canadezen minder. Zij hadden niet de trek naar het westen, maar de trek naar het noorden. Daar wordt het kouder en kouder; verschillende pioniers moesten op hun schreden terugkeren. Geert Mak: ‘Hun verhalen zijn niet de verhalen van degenen die het maakten, maar van hen die de terugtocht overleefden na een gruwelijke ervaring – het Noorden, de sneeuwstorm, de schipbreuk’. De Canadezen zijn gewend aan de teleurstelling. En reiken daarmee een nuchtere levenshouding aan, die voor kerken zo verschrikkelijk herkenbaar is; verlangend als we zijn om enerzijds nieuwe grenzen te verkennen en tegelijk moeten vaststellen dat we als gemeenschap en als persoon soms een verkeerde richting inslaan. In ieder geval niet een richting waar het samen goed leven is in verbondenheid met de Heer.
Canada reikt tegelijk een mooi symbool aan om de eenheid opnieuw vorm te geven: het esdoornblad. Het esdoornblad bestaat uit vijf, zo u wilt zeven stukken die redelijk los van elkaar te zien zijn. Een samengesteld blad. Maar de voeding komt uit één en dezelfde stengel. Zo is het leven van gelovigen en van kerken. We hoeven niet koekoekseenzang te zijn. Er zijn allerlei verschillen mogelijk. Maar we laten ons voeden door dezelfde bron. Dezelfde hoofdnerf. En dat impliceert zelfde voeding, zelfde groei, zelfde pigmentering. Vers 9 noemt dat ‘gemeenschap met de Zoon’. In het grieks ‘koinonia met de Zoon’. En dat die koinonia er is, zal blijken uit de groei, zal blijken uit de vrucht.
Amen.
Klaas van der Kamp