Witte slavernij

De slavenhouders hebben de archieven meer naar hun hand kunnen zetten dan de slaven zelf. Die door weinigen opgeschreven conclusie kan je wel trekken als je de inmiddels losgekomen stroom aan berichten op rij zet die in blanke kerken in Nederland zijn verschenen. Het is opvallend hoe er altijd weer wordt verwezen naar mensen die al in een vroeg stadium kritisch waren over de slavernij.

Het nieuwe Doopsgezind.nl heeft een themanummer gemaakt over de slavernij.  Gelet op de in brede kringen aanwezige vredestheologie hoeft het geen betoog, dat doopsgezinden in een vroeg stadium de slavernij en de mensenhandel hebben afgewezen. Piet Visser laat in een bijdrage daarvan voorbeelden zien, nadat hij eerst duidelijk heeft gemaakt, dat slavernij in de zeventiende en de achttiende eeuw deel uitmaakte van het dagelijks leven en dat er dus onder doopsgezinden slaven waren, proteststemmers en profiteurs.

Het eerste concrete voorbeeld in zijn bijdrage betreft vervolgens een doopsgezinde zeeman die dreigde zelf als slaaf verder te moeten leven. De doopsgezinde gemeente van Graft hield in 1709 een collecte voor de vrijlating van zeeman Claas Klinkert. Hij was door de Turken opgepakt, in slavernij gehouden en gedwongen moslim te worden. 

Dat gebeurde wel vaker met mannen op de grote vaart van de Levanthandel. En in 1711 drongen hier te lande vanuit Zwitserland alarmerende berichten door over een zestal vervolgde mennonieten. Zij waren door de Berner justitie veroordeeld tot galeislavernij (geketend roeien) in Italiaanse dienst.

Toen de doopsgezinde Pieter Cornelisz Plockhoy uit Zierikzee, vertelt Piet Visser verder, in de staat Nieuw Nederland (New York) in 1663 een utopische kolonie met onder anderen 25 andere doopsgezinden wilden stichten langs de oevers van de Delaware, benadrukte hij dat slavernij er uit den boze zou zijn. Toen dat uiteindelijk mislukte nam hij de wijk naar Germantown bij Philadelphia, een door de Quakers gestichte stad; de Quakers hadden al in 1688 een protest tegen de slavernij opgesteld.

De doopsgezinde predikanten Willem de Vos en Jan van Geuns hadden in 1797 al gepleit in woord en geschrift voor een antislavernij-artikel in de grondwet.

Negerslaaf
Op het moment dat je denkt:  ‘Wie er ook aan slavernij deden, de doopsgezinden in ieder geval niet’, corrigeert Piet Visser het beeld met een tussenkopje ‘opportunisten’. Hij vertelt van de in 1683 naar Germantown geëmigreerde bakker uit dopers Haarlem, Cornelis Bom, die in een brief aan zijn familie liet weten dat het hem goed ging, hij genoot zelfs het gemak van een negerslaaf. En wat te denken van het menslievend icoon bij uitstek, Pieter Teyler, die een deel van zijn rendementen haalde uit handel in hardhout over de ruggen van slaven mogelijk gemaakt.

Ook het artikel waarin historica Patricia D. Gomes wordt aangehaald zet in met de dissidenten in Nederland, de blanke Nederlanders die zich tegen de slavernij en de slavenhandel hebben gekeerd. De liberale Abolitionisten publiceerden al in 1844 en 1847 artikelen tegen slavenhandel, aldus doopsgezind.nl. En de Anti Revolutionaire Partij richtte een eigen maatschappij op, die werd in 1853 actief, een jaar na de verschijning van het boek  De negerhut van oom Tom’. Er waren damescomité’s, die geld inzamelden om slavinnen vrij te kopen en jongeren die een kritisch geluid lieten horen.

Er kwamen al vanaf 1828, aldus doopsgezind.nl, wettelijke regelingen om te zorgen voor goede huisvesting, eten en kleding voor de slaven op de plantages. Die kregen het beter, en de Broedergemeente mocht godsdienstlessen geven. De vraag of dergelijke verzachtende omstandigheden hebben bijgedragen aan de afschaffing van de slavernij komt niet aan de orde. Wel constateert het doopsgezind.nl dat de kennis tot op de dag van vandaag zowel bij zwart als blank op het punt van de afschaffing slavernij onder de maat blijft.

Egypte
Christiane Karrer-Gruber schrijft oer het ambivalente beeld over slavernij in de bijbel. Ze citeert de tien geboden, waarin God zichzelf introduceert als de God, die Israel uit de slavernij bevrijd heeft. En ze laat zien hoe die opmaat van de Decaloog terugkeert in een gebod op de sabbat, waarbij slaven delen in de vrijheid van de rust. Ze maakt duidelijk dat er ten allen tijde in de bijbel slaven zijn geweest, ze zijn in drie categorieën te benoemen: Slaven waren oorlogsgevangen, mensen die als kind van een slaaf geboren waren en mensen met schulden die ze niet meer konden betalen. Vooral dat laatste kon uitgroeien tot een maatschappelijk probleem en wordt vaak besproken in de bijbel. Men wilde die schuldslavernij beperken. Om de zeven jaar moesten de schulden kwijtgescholden worden en de slaven vrijgelaten.

De schrijfster ziet als sterkste argument tegen slavernij de vaststelling in het begin van Genesis dat de mens is geschapen naar het beeld van God. Mensen kunnen dus niet als ding of dier worden gewaardeerd.

Doopsgezind.nl laat zien dat slavernij nog steeds bestaat. Directeur Sandra Claassen van FairWork zegt dat er in Nederland ruim 20.000 gevallen van extreme uitbuiting zijn naast 9000 vrouwen die gedwongen in de prostitutie moeten werken. Het gaat voor deze mensen om een combinatie van factoren. Ze krijgen weinig betaald, hebben te maken met slechte arbeidsomstandigheden en zijn niet in de gelegenheid zich uit hun maatschappelijke achterstandsituatie omhoog te werken. Ze noemt als voorbeelden de mensen die in de champignonsector werken. Ze krijgen stukloon betaald, ze zijn verplicht eten te kopen bij de werkgever en voor huisvesting te betalen en hebben te maken met boetes en kortingen in hun werk. Een ander voorbeeld zijn de Indonesische kroepoekbakkers in Den Haag. En je kan wijzen naar groepen migranten met een Egyptische of Chinese achtergrond die door voormalige landgenoten die al langer in Nederland verblijven soms worden uitgebuit.

Leve de slavernij
Carolien Cornelissen heeft een column geschreven voor het blad onder de noemer ‘Leve de slavernij’. Ze definieert een slaaf als iemand die ontslagen is van verantwoordelijkheden. Ze schrijft: ‘Zo ben ik enige jaren kantoorslaaf geweest. Het leven op kantoor biedt duidelijkheid. Er zijn duidelijke werktijden, of beter gezegd: ‘aanwezigheidstijden’. In ruil voor mijn aanwezigheid gedurende die uren ontving ik eten en huisvesting. Omdat de baas het lastig vond om dat in nature uit te keren, volstand hij met een girale overschrijving. (…) Op kantoor heb ik veel moeilijke woorden geleerd, als ‘mandateren’  en ‘delegeren’. Dat waren belangrijke vaardigheden om de stapel dossiers op mijn bureau zo snel mogelijk te verkleinen. (…). Ik was een brave slaaf die deed wat mij was opgedragen. Een keer moest ik een opdracht uitvoeren waarvan ik dacht: ‘ dat kan toch beter’. Ik waagde het dat aan mijn chef te zeggen, maar die keek mij meewarig aan: een zelfdenkende slaaf, het moest niet gekker worden. Ik moest het gewoon zo doen en het resultaat was niet mijn verantwoordelijkheid. Soms echter had ik als slaaf behoefte aan eigen ruimte, aan een beetje vrijheid. Gelukkig waren daar ongelijkheden voor, je mocht bijvoorbeeld je eigen bureaulade inrichten en kiezen of je het pennenbakje links of rechts op je bureau wilde zetten’.

Archieven
Het doopsgezinde orgaan maakt serieus werk van de analyse van het verleden. Op die manier kom je tot enerzijds kritische beschouwingen, anderzijds vroege dissidenten die appelleerden tegen de slavernij. Nu het project al wat langer loopt, en er bij het bureau van de Raad van Kerken diverse analyses binnenkomen, valt op dat er in vele berichten relatief veel tijd is besteed aan christelijke Nederlanders die in een vroeg stadium kritiek formuleerden op de slavernij. Of het nu gaat om mailwisselingen met historici of om de tocht die gemaakt werd in Utrecht waarbij halteplaatsen die met slavernij te maken hebben werden aangedaan: naast de kritiek op al te vanzelfsprekende slavernij en slavenhandel valt ook op dat al vrij snel bij de analyse namen vallen als die van ds. Nicolaas Beets, mensen die zich tegen slavenhandel hebben uitgesproken. De inbreng kan wijzen op de al vroeg kritische houding juist vanuit de kerken; het kan ook zijn dat de archieven weinig ruimte bieden voor de schrijnende situatie onder de slaven, waarbij alleen de te weinig aanwezige criticasters het tot status van ‘archief’ hebben gebracht. Met als gevolg dat je als lezer heden ten dage alleen op die witte archieven stuit. Waar het gaat om de doopsgezinden hoeft de achterdocht minder post te vatten, aangezien deze kerk – net als bijvoorbeeld de quakers – altijd heeft onderscheiden door een duidelijke – wat we nu noemen – vredestheologie.

Foto’s:
1. Omslag doopsgezind.nl
2. Werk ‘vluchtende watervogels’, van Jan Koenen (1964)